ECLI:NL:RBROT:2020:2731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
8088097
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident over relatieve bevoegdheid in civiele procedure tussen eiser en Campo International B.V.

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2020, heeft de kantonrechter zich gebogen over een incident betreffende de relatieve bevoegdheid. Eiser, vertegenwoordigd door ABC Incasso B.V., vorderde betaling van Campo International B.V. van een bedrag van € 15.586,60, plus rente en incassokosten, na een miscommunicatie over een doorstorting van € 18.000,- naar een verkeerde onderneming. Campo, de gedaagde, stelde dat de kantonrechter in Den Haag bevoegd was, omdat hun statutaire zetel in Naaldwijk is gevestigd. Eiser voerde echter aan dat Campo ook een kantoor in Bleiswijk heeft, waardoor de rechtbank Rotterdam ook bevoegd zou zijn op basis van artikel 1:14 BW.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Volgens artikel 99 lid 1 Rv is in beginsel de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd, maar er zijn uitzonderingen. Campo had haar statutaire zetel in Naaldwijk, maar eiser beweerde dat de woonplaats van Campo ook in Bleiswijk ligt, waar zij een kantoor heeft. De kantonrechter concludeerde dat Campo inderdaad meer dan één woonplaats kan hebben, zoals bepaald in artikel 1:14 BW, en dat de rechtbank Rotterdam mede bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de incidentele vordering van Campo afgewezen en Campo veroordeeld in de proceskosten van € 360,-. De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting van 13 mei 2020 voor conclusie van repliek. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.A. Vroom.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8088097 \ CV EXPL 19-43611
uitspraak: 17 april 2020
vonnis in incident van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: ABC Incasso B.V.,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Campo International B.V.,
gevestigd te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.J.Y. Kleingeld.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Campo’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 1 oktober 2019;
  • de incidentele conclusie houdende een exceptie van relatieve onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord met een productie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis in incident bepaald op heden.

2..De vordering in de hoofdzaak

[eiser] vordert betaling van Campo aan hem van € 15.586,60 aan hoofdsom (na verrekening van enkele betalingen), € 627,36 aan wettelijke rente en € 1.126,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Campo in de proceskosten. Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat Campo, op basis van een overeenkomst, een geldbedrag van € 18.000,- dat [eiser] op rekening van Campo heeft gestort, zou doorstorten naar een Chinese onderneming. Campo heeft dit bedrag naar de verkeerde onderneming doorgestort. Campo weigert het bedrag terug te betalen aan [eiser] .

3..Het geschil in het incident

3.1.
Campo vordert dat de kantonrechter zich relatief onbevoegd verklaart van de door [eiser] ingestelde vorderingen kennis te nemen en de zaak in de stand van het geding te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, sector Kanton, locatie ’s-Gravenhage. [eiser] voert verweer hiertegen.
3.2.
Campo stelt dat zij haar statutaire zetel in Naaldwijk, gemeente Westland heeft en dat daarom, conform artikel 1:10 BW, de kantonrechter in Den Haag bevoegd is.
3.3.
[eiser] heeft aangevoerd dat Campo in Bleiswijk gevestigd is en daar kantoor houdt en dat daarom op grond van artikel 1:14 BW de rechtbank Rotterdam mede bevoegd is kennis te nemen van de vordering van [eiser] .

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Op grond van artikel 99 lid 1 Rv is in beginsel de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd, tenzij de wet anders bepaalt. De woonplaats dient te worden bepaald aan de hand van de artikel 1:10 tot en met 1:15 BW. Op grond van artikel 1:10 lid 2 BW heeft een rechtspersoon zijn woonplaats ter plaats waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft. Blijkens het door Campo, als productie 1 bij haar incidente conclusie, overgelegde uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft Campo haar statutaire zetel in Naaldwijk. De kantonrechter in Den Haag is derhalve bevoegd om van de onderhavige vordering kennis te nemen.
4.2.
[eiser] beroept zich echter op toepassing van artikel 1:14 BW. Een rechtspersoon kan namelijk meer dan één woonplaats hebben, aangezien in het voornoemde artikel is bepaald dat een persoon die een kantoor of een filiaal houdt ten aanzien van de aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats heeft.
4.3.
Uit het uittreksel van Handelsregister blijkt dat Campo slechts één vestiging heeft en dat het bezoekadres van deze vestiging in Bleiswijk ligt. De onderhavige vordering kan dus alleen betrekking hebben op de aangelegenheden die dit kantoor betreffen. Op grond van artikel 1:14 BW is de woonplaats van Campo daarom mede Bleiswijk. Derhalve is de kantonrechter te Rotterdam mede bevoegd om van de vordering van [eiser] kennis te nemen.
4.4.
De incidentele vordering zal dus worden afgewezen en Campo zal worden veroordeeld in de proceskosten, die worden vastgesteld op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde.
4.5.
In de hoofdzaak verwijst de kantonrechter de zaak naar de rol van 13 mei 2020.

5..De beslissing

De kantonrechter,
in het incident
wijst de vordering van Campo af;
veroordeelt Campo in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 13 mei 2020 om 14.30 uurvoor conclusie van repliek.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394