ECLI:NL:RBROT:2020:2697

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
591845 / HA RK 20-162
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak verzoeker

Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die gedetineerd was in de P.I. en vertegenwoordigd werd door advocaat mr. M. van Stratum. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters mr. E. Rabbie, mr. F.A. Hut en mr. L. Amperse, die betrokken waren bij de behandeling van een strafzaak tegen de verzoeker. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechters in de wraking berust hebben, wat betekent dat zij de zaak niet langer behandelen. Hierdoor is het doel van de wraking, namelijk de onpartijdigheid van de rechters te waarborgen, niet meer te bereiken. De rechtbank heeft de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

De procedure rondom de wraking begon op 14 januari 2020, toen de behandeling van een ontnemingsvordering tegen de verzoeker werd aangehouden. Op 17 februari 2020 werd er vonnis gewezen in de strafzaak van de verzoeker. De advocaat van de verzoeker heeft op 19 februari 2020 wraking van de rechters verzocht. De wrakingskamer heeft alle relevante processtukken en correspondentie in overweging genomen, waaronder de schriftelijke reactie van de rechters op het wrakingsverzoek en de e-mailcorrespondentie van de advocaat van de verzoeker.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de berusting van de rechters in de wraking betekent dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verzoeker geen in rechte te eerbiedigen belang heeft bij een beslissing op het wrakingsverzoek, aangezien de rechters de zaak niet meer behandelen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 591845 / HA RK 20-162
Beslissing van 25 maart 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de P.I. [naam PI] ,
verzoeker,
advocaat mr. M. van Stratum,
strekkende tot wraking van:
mr. E. Rabbie, mr. F.A. Huten
mr. L. Amperse, rechters in de rechtbank Rotterdam, team straf 1 (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaakten, op 14 januari 2020 is de behandeling van de door het Openbaar Ministerie tegen verzoeker ingediende ontnemingsvordering voor onbepaalde tijd aangehouden. Die procedure draagt als parketnummer 10/960373-16.
De meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaakten, heeft in de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak op 17 februari 2020 vonnis gewezen. Die zaak draagt eveneens als parketnummer 10/960373-16.
Bij brief van 19 februari 2020 heeft de raadsman van verzoeker wraking van de rechters verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedures, waarin zich onder meer bevinden:
  • het proces-verbaal van de hiervoor genoemde zitting van 14 januari 2020 (in het proces-verbaal staat abusievelijk 2019) en
  • het vonnis van 17 februari 2020.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
  • de schriftelijke reactie van de rechters op het wrakingsverzoek, gedateerd 5 maart 2020, waarin zij meedelen dat zij in de wraking berusten;
  • het e-mailbericht van de advocaat van verzoeker aan de griffier, gedateerd 18 maart 2020 te 09.46 uur, waarin de wrakingskamer wordt verzocht alsnog uitspraak te doen ten aanzien van het wrakingsverzoek;
  • het e-mailbericht van de advocaat van verzoeker aan de griffier, gedateerd 20 maart 2020 te 12.14 uur, waarin voormeld verzoek wordt herhaald;
  • het e-mailbericht van de officier van justitie, gedateerd 20 maart 2020 te 18.45 uur, waarin zij meedeelt gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord, al dan niet schriftelijk;
  • het e-mailbericht van de officier van justitie, gedateerd 23 maart 2020 te 14.53 uur, waarin zij meedeelt dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de gewraakte rechters in de wraking hebben berust;
  • de brief van de rechters aan de wrakingskamer, gedateerd 24 maart 2020 (ingezonden per e-mail van 24 maart 2020 te 13.31 uur), waarin zij meedelen – kort samengevat – dat de behandeling van het wrakingsverzoek en een beslissing op het wrakingsverzoek vanwege de berusting in de wraking niet meer noodzakelijk is en verzoeker daarbij geen in rechte te eerbiedingen belang heeft; subsidiair dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het verzoek;
  • het e-mailbericht van de advocaat van verzoeker aan de griffier, gedateerd 24 maart 2020 te 14.10 uur, waarin deze meedeelt dat gelet op de berusting afwijzing van het verzoek in plaats van niet-ontvankelijkverklaring passend zou zijn.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 Sv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Doel van de wraking is om te voorkomen dat de gewraakte rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter in de wraking berust omdat de behandeling van de zaak door de rechter daarmee eindigt en die behandeling door een andere rechter moet worden voortgezet.
2.2
Uit het vorenstaande volgt dat de rechters de zaak van verzoeker niet meer behandelen.
Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.3
Anders dan door de raadsman van verzoeker is bepleit, leidt de berusting van de rechters en het daarna alsnog beslissen op het wrakingsverzoek niet tot afwijzing van dat verzoek, maar tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in dat verzoek. Het door de raadsman ter ondersteuning van zijn visie aangehaalde arrest (ECLI:NL:HR:2008:BD7496) betreft niet een vergelijkbare situatie, omdat daarin ten aanzien van twee raadsheren – die in het mede tegen hen gerichte wrakingsverzoek hadden berust – werd overwogen dat de wrakingsgrond geen behandeling behoeft, terwijl ten aanzien van de derde raadsheer – die niet in de wraking had berust – het wrakingsverzoek werd afgewezen.
2.4
De wrakingskamer volgt niet de (primaire) zienswijze van de rechters dat de wrakingskamer geen beslissing meer mag geven, nu verzoeker daarbij geen enkel in rechte te eerbiedigen belang heeft. Verzoeker heeft uitdrukkelijk om een beslissing van de wrakingskamer verzocht, heeft dat verzoek ook gemotiveerd door om publicatie van de uitspraak te verzoeken en die motivering is door de rechters inhoudelijk niet weersproken en evenmin van elke grond ontbloot. Het door de rechters aangehaalde arrest (HR 13 februari 1979, NJ 1979, 227) staat evenmin aan het geven van een beslissing in de weg.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. E. Rabbie, mr. F.A. Hut en mr. L. Amperse.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2020 in tegenwoordigheid van
J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. M. van Stratum
- mr. E. Rabbie
- mr. F.A. Hut
- mr. L. Amperse
- mr. G. Sannes
- mr. E. van Doorn