ECLI:NL:RBROT:2020:2694

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
591681 / HA RK 19-1563
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter na eindbeslissing in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2020 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker. De verzoeker had eerder, op 1 november 2019, een eindbeslissing ontvangen van rechter mr. E. Lunenberg in een bestuursrechtelijke beroepsprocedure tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 26 november 2019, nadat de eindbeslissing al was genomen. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de rechter op het moment van indienen van het verzoek niet meer betrokken was bij de zaak. De rechtbank benadrukte dat wraking bedoeld is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar dat dit doel niet meer kan worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. E. Lunenberg, en deze beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 591681 / HA RK 19-1563
Beslissing van 19 februari 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. E. Lunenberg, rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 1 november 2019 heeft de rechter uitspraak gedaan in de bestuursrechtelijke beroepsprocedure van verzoeker tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze uitspraak hield in dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep. Die procedure draagt als kenmerk ROT 19/3243.
Bij brief van 26 november 2019 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Bij brief van 29 november 2019 heeft verzoeker verzet gedaan tegen de uitspraak van
1 november 2019.
Op 22 januari 2020 heeft rechter mr. C.A.F. van Ginneken uitspraak gedaan ten aanzien van het verzet, welke uitspraak inhield dat het verzet ongegrond werd verklaard.
De brief met het wrakingsverzoek van 26 november 2019 is eerst op 17 februari 2020 ter kennis gebracht van de wrakingskamer. Aan de wrakingskamer is voorts ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevinden alle hiervoor genoemde processtukken.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Awb kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Op 1 november 2019 heeft de rechter in de hiervoor omschreven beroepsprocedure uitspraak gedaan. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
Dat daarna tegen de uitspraak van 1 november 2019 door verzoeker verzet is gedaan, in welke verzet-procedure nadien door een andere rechter inmiddels ook is beslist, doet aan het voorafgaande niet af.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 26 november 2019 en derhalve na voormelde uitspraak van de rechter van 1 november 2019 ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak van verzoeker niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. E. Lunenberg.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. M. Fiege en
mr. drs. E. van Schouten, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. E. Lunenberg