ECLI:NL:RBROT:2020:2683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
8051609
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van drinkwaterkosten en opschorting van waterlevering door Evides N.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Evides N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Evides, als monopolist in de drinkwatervoorziening in Zuid-Holland en Zeeland, vorderde betaling van een achterstallig bedrag van € 247,24 aan hoofdsom, kosten en rente van de gedaagde, die een betalingsachterstand had opgelopen. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat er geen betalingsachterstand was, mede vanwege de zorg voor haar twee minderjarige kinderen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde wel degelijk een betalingsachterstand had, maar deze was inmiddels teruggebracht tot minder dan twee maanden. De rechter oordeelde dat Evides niet gerechtigd was om de waterlevering op te schorten, omdat de betalingsachterstand niet voldeed aan de vereiste van minimaal zes maanden. De kantonrechter heeft de vordering tot opschorting van de waterlevering afgewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 40,- aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die een drinkwaterbedrijf moet betrachten bij het uitoefenen van opschortingsrechten, vooral gezien de essentiële aard van drinkwater voor de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8051609 \ CV EXPL 19-40672
uitspraak: 27 maart 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Evides N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders & Incasseerders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Evides’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 9 augustus 2019 ;
  • het schriftelijke antwoord van [gedaagde] met een productie;
  • de conclusie van repliek met producties, tevens houdende wijziging van eis;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] met producties;
  • de akte uitlating van Evides, tevens houdende wijziging van eis.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Evides levert als monopolist drinkwater in het zuidelijke deel van de provincies Zuid-Holland en in de provincie Zeeland. Evides levert in die hoedanigheid ook drinkwater aan het woonadres van [gedaagde] . [gedaagde] is hiervoor een vergoeding verschuldigd aan Evides.
2.2.
Evides brengt per periode van drie maanden een voorschotbedrag van thans € 68,47 in rekening bij [gedaagde] . Aan het einde van ieder verbruiksjaar vindt op basis van het verbruik van [gedaagde] een eindafrekening plaats.
2.3.
[gedaagde] is eerder in rechte betrokken door Evides. Evides heeft toen gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de voorschotnota’s over de maanden februari 2018 tot en met oktober 2018. [gedaagde] heeft in de loop van die procedure de betreffende nota’s voldaan, maar is bij vonnis van 15 maart 2019, onder zaaknummer 7354977 \ CV EXPL 18-48863, veroordeeld tot betaling aan Evides van een bedrag van € 41,46, omdat hij inmiddels ook rente en incassokosten verschuldigd was geworden.

3..De vordering

3.1.
Evides heeft (samengevat) bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 247,24, aan hoofdsom, kosten en rente berekend tot de dag van dagvaarding, vermeerderd met de wettelijke rente over € 205,41, en zolang [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen Evides te machtigen tot het afsluiten en/of verzegelen van de watertoevoer, het opnemen van de meterstanden en het controleren van de verzegeling van de hoofdkraan en de aansluiting op het drinkwaternet, met bepaling dat de kosten van de voornoemde werkzaamheden voor rekening van [gedaagde] komen en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt Evides ten grondslag dat [gedaagde] de voorschotnota’s over de maanden november 2018 tot en met juli 2019, ter hoogte van een totaalbedrag van € 205,41 niet heeft voldaan. Evides wenst de drinkwaterlevering op te schorten zodat de vordering door verbruik van drinkwater niet verder oploopt. Evides maakt daarnaast aanspraak op
€ 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1,83 aan verschenen rente tot de dag van dagvaarding.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de vordering betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij geen betalingsachterstand heeft. Zij verweert zich tegen de opschorting van de waterlevering, mede met het oog op de omstandigheid dat zij twee minderjarige kinderen heeft. Zij voert daarnaast aan dat de correspondentie niet duidelijk is. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de incassokosten en proceskosten.

5..De beoordeling

5.1.
De kantonrechter zal eerst oordelen over de betalingsachterstand van [gedaagde] . Bij haar conclusie van repliek en haar akte heeft Evides haar vordering verminderd met € 205,41 (afgezien van de herberekende rente) en gesteld dat de achterstallige voorschotnota’s zijn betaald, zoals aangevoerd door [gedaagde] , echter pas na dagvaarding, te weten twee nota’s op
11 november 2019 en één nota op 28 januari 2020. Dit betalingsmoment is door [gedaagde] niet betwist en staat derhalve als onweersproken vast.
5.2.
Conform artikel 6:44 BW strekken de betalingen van [gedaagde] eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten, vervolgens op de rente en daarna op de hoofdsom. Daarom zal de kantonrechter eerst oordelen over de verschuldigdheid van de incassokosten en rente, alvorens zij oordeelt over de hoogte van een eventueel nog toewijsbare hoofdsom.
5.3.
Evides maakt aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft een zogenoemde veertiendagenbrief overgelegd, die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde vergoeding van € 40,- is berekend conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en is dan ook in beginsel toewijsbaar.
5.4.
Evides maakt voorts aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom. Bij haar akte heeft Evides haar eis gewijzigd en gesteld dat de verschenen rente € 3,52 bedraagt. Echter heeft zij niet vermeld tot welke datum zij deze rente heeft berekend. Daarom kan deze vordering niet worden toegewezen. Aangezien de verschuldigdheid van de wettelijke rente niet is betwist zal de rente worden toegewezen vanaf de datum van verzuim, op de wijze zoals onder de beslissing is vermeld.
5.5.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] door haar betalingen de buitengerechtelijke incassokosten volledig heeft betaald. Aangezien Evides de rente opnieuw dient te berekenen dient het resterende deel van de betalingen van [gedaagde] in mindering te strekken op de hoofdsom. De kantonrechter zal daarom € 40,- aan hoofdsom toewijzen.
5.6.
De overige vorderingen van Evides komen feitelijk neer op een opschorting van de waterlevering totdat de betalingsachterstand door [gedaagde] is aangezuiverd. Deze vorderingen zijn niet toewijsbaar. In dat verband wordt het volgende overwogen.
5.7.
Evides komt weliswaar in beginsel een beroep toe op het opschortingsrecht van artikel 6:52 en 6:262 BW, doch aangezien het hier gaat om levering van drinkwater, hetgeen een eerste levensbehoefte vormt van een particulier en Evides als nutsbedrijf in de regio waarin [gedaagde] woonachtig is een wettelijk beschermde monopoliepositie inneemt, dient Evides bij de uitoefening van dat opschortingsrecht uiterste zorgvuldigheid en terughoudendheid te betrachten. Aan die eisen is in dit geval niet voldaan, nu - gelet op de door Evides gehanteerde termijnbedragen - onvoldoende gebleken is dat [gedaagde] een achterstand in de betalingen heeft die gelijk is aan, of meer bedraagt dan, het bedrag dat samenhangt met het totale waterverbruik over een periode van zes maanden of meer op de betreffende aansluiting op het waternet. Weliswaar was bij dagvaarding sprake van een betalingsachterstand van 9 maanden, deze achterstand is echter inmiddels teruggebracht tot € 40,-, derhalve minder dan twee maanden. Evides betrekt ook het eerder verkregen vonnis van 15 maart 2019 bij haar stelling dat sprake is van betalingsachterstand van minimaal 6 maanden. Echter is [gedaagde] in het betreffende vonnis veroordeeld tot betaling van
€ 41,46. Ook tezamen met dit bedrag is er thans geen sprake van een betalingsachterstand van minimaal 6 maanden.
5.8.
De kantonrechter hanteert het beleid om vorderingen tot ontbinding van de overeenkomst ter zake waterlevering wegens een betalingsachterstand slechts toe te wijzen, indien vaststaat dat sprake is van een betalingsachterstand van ten minste zes maanden. Uitoefening van het opschortingsrecht leidt de facto voor [gedaagde] tot hetzelfde resultaat als de ontbinding van de drinkwaterovereenkomst, te weten dat [gedaagde] niet langer kan beschikken over drinkwater, zodat niet valt in te zien dat voor de uitoefening van het opschortingsrecht, gezien de bijzondere aard van de overeenkomst, andere - en dus lichtere - eisen zouden gelden. Daarbij geldt tevens dat een aansluiting op de waterleiding in het belang is van de volksgezondheid en dat een drinkwaterbedrijf daarom op grond van artikel 9 lid 1 van de Drinkwaterwet gehouden is een beleid te voeren, gericht op het voorkomen van het afsluiten van een kleinverbruiker. Het nastreven van een ingrijpend middel als afsluiting van levering van drinkwater, terwijl er sprake is van een relatief geringe betalingsachterstand, past niet in een dergelijk beleid. Onder die omstandigheden prevaleert op dit moment het belang van [gedaagde] bij het voortzetten van de levering van water boven het belang van Evides en moet worden geoordeeld dat de tekortkoming van [gedaagde] de opschorting van de levering niet rechtvaardigt. De vorderingen die verband houden met de opschorting van de waterlevering door Evides, worden dan ook afgewezen.
5.9.
Nu [gedaagde] door Evides op juiste gronden in rechte is betrokken wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Evides vastgesteld op € 121,- aan griffierecht, € 83,52 aan dagvaardingskosten en € 90,- aan salaris voor de gemachtigde.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Evides tegen bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 40,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf de respectieve vervaldata van de voorschota’s dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Evides vastgesteld op € 204,52 aan verschotten en € 90,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394