ECLI:NL:RBROT:2020:2679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
591465 / HA RK 20-143
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in strafzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2020 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot wraking van de rechter-commissaris mr. J.J.J. Schols. Het wrakingsverzoek werd ingediend na het sluiten van het onderzoek door de rechter-commissaris, wat betekent dat de rechter niet meer betrokken was bij de behandeling van de zaak. De verzoeker had eerder meerdere wrakingsverzoeken ingediend, die allemaal waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel door telkens een verzoek in te dienen zodra een van zijn verzoeken niet werd gehonoreerd of beantwoord. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in zijn strafzaken niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen in het kader van de strafzaken tegen verzoeker, die onder andere beschuldigd werd van belediging, discriminatie en smaad/laster. De rechtbank benadrukte dat het doel van wraking is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar dat dit doel niet meer kan worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan. De rechtbank heeft de verzoeker aangespoord om zich te wenden tot de politierechter voor verdere behandeling van zijn strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 591465 / HA RK 20-143
Beslissing van 17 februari 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. J.J.J. Schols, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam, team kabinet RC (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Op 18 april 2019 is door politie eenheid Rotterdam tegen verzoeker als verdachte proces-verbaal opgemaakt ter zake van de verdenking van belediging, gepleegd op 14 juli 2019.
1.2.
Op 20 juni 2019 is door politie eenheid Rotterdam tegen verzoeker als verdachte proces-verbaal opgemaakt ter zake van de verdenking van belediging, discriminatie en smaad/laster, gepleegd op 13 mei 2019.
1.3.
Op 20 juni 2019 is door politie eenheid Rotterdam tegen verzoeker als verdachte proces-verbaal opgemaakt ter zake van de verdenking van smaad / laster, gepleegd op 12 maart 2019.
1.4.
Op 12 juni 2019 heeft de officier van justitie aan verzoeker een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast (artikel 509hh van het wetboek van strafvordering) opgelegd met ingang van 13 juni 2019 tot en met 10 september 2019.
1.5.
Op 2 juli 2019 is ter griffie van de rechtbank van verzoeker ontvangen een beroepschrift tegen voormelde gedragsaanwijzing.
1.6.
Verzoeker is gedagvaard om te verschijnen op de terechtzitting van de politierechter van 10 september 2019 teneinde terecht te staan ter zake van voormelde verdenkingen in de strafzaken met parketnummers 10.153677.19 en 10.123362.19.
1.7.
Ter terechtzitting van 10 september 2019 heeft politierechter mr. A. van Luijck het verzoek om aanhouding van verzoeker wegens de wens om getuigen te horen toegewezen. Het onderzoek op de terechtzitting is geschorst tot de terechtzitting op 9 december 2019 en de zaken zijn verwezen naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.
1.8.
Bij e-mail van 12 september 2019 heeft verzoeker wraking van de politierechter verzocht (hierna: het eerste wrakingsverzoek).
1.9.
Bij beslissing van de wrakingskamer van 30 september 2019 is het eerste wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen.
1.10.
Bij e-mail van 1 oktober 2019 heeft verzoeker onder meer wraking van de rechter-commissaris verzocht (hierna: het tweede wrakingsverzoek).
1.11.
Bij proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2019 heeft de rechter-commissaris geconstateerd dat geen onderzoekswensen zijn ontvangen en heeft hij het onderzoek gesloten.
1.12.
Bij brief van 21 oktober 2019 is verzoeker in verband met zijn beroepschrift opgeroepen te verschijnen in raadkamer van deze rechtbank op 14 november 2019. Die procedure heeft als kenmerk: raadkamernummer RK 19/2736, parketnummer 10/123362-19.
1.13.
Per e-mailbericht van 30 oktober 2019 heeft verzoeker de rechter (in raadkamer) gewraakt (hierna: het derde wrakingsverzoek).
1.14.
Bij beslissing van de wrakingskamer van 31 oktober 2019 is het tweede wrakingsverzoek afgewezen.
1.15.
Bij beslissing van de wrakingskamer van 11 november 2019 is het derde wrakingsverzoek afgewezen, met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de raadkamerprocedure met kenmerk RK 19/2736, parketnummer 10/123362-19, niet in behandeling zal worden genomen.
1.16.
Ter terechtzitting van 9 december 2019 van politierechter mr. K.A. Baggerman waren de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaken met de twee genoemde parketnummers andermaal aan de orde. De politierechter heeft de behandeling van de zaken aangehouden tot 17 maart 2020 teneinde verzoeker in staat te stellen zich van juridische bijstand te voorzien.
1.17.
Per e-mailbericht van 18 december 2019 heeft verzoeker wraking van de politierechter mr. A. van Luijck verzocht (hierna: het vierde wrakingsverzoek).
1.18.
Per e-mailbericht van 23 december 2019 heeft verzoeker het vierde wrakingsverzoek ingetrokken.
1.19.
Per brieven van het Openbaar Ministerie van 11 februari 2020 is verzoeker in de strafzaken met parketnummers 10.153677.19 en 10.123362.19 opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter op 17 maart 2020.
1.20.
Per e-mailbericht van 12 februari 2020 heeft verzoeker de rechter-commissaris gewraakt (hierna: het vijfde wrakingsverzoek).
1.21.
Aan de wrakingskamer zijn ter beschikking gesteld de dossiers van de hiervoor omschreven strafzaken tegen verzoeker als verdachte.
1.22.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de dossiers van de hiervoor benoemde wrakingsprocedures, alsmede van de e-mailberichten van verzoeker aan:
- de secretaris van de wrakingskamer, gedateerd 12 februari 2020 te 14.37 uur en
13 februari 2020 te 12.02 uur en te 16.32 uur:
- het kabinet van de rechter-commissaris, gedateerd 14 februari 2020 te 01.00 uur.

2.De beoordeling

2.1.
De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.1.2.
Op 10 oktober 2019 heeft de rechter-commissaris een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waarin hij onder meer heeft gerelateerd dat hij het onderzoek in de strafzaken tegen verzoeker als verdachte heeft gesloten.
Voorts staat vast dat verzoeker in de beide strafzaken inmiddels weer is opgeroepen om als verdachte te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter op 17 maart 2020, alwaar het onderzoek ter terechtzitting in beide zaken zal worden voortgezet.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de wrakingskamer van oordeel dat de behandeling van de zaken van verzoeker door de rechter-commissaris op 10 oktober 2019 is geëindigd.
2.1.3.
Het vijfde wrakingsverzoek is op 12 februari 2020 en derhalve na het sluiten van het onderzoek door de rechter-commissaris ingediend. Uit het vorenstaande volgt dat de rechter-commissaris de zaken van verzoeker niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan.
Gelet op het voorafgaande is voor de te geven beslissing een mondelinge behandeling niet noodzakelijk, zodat die behandeling achterwege wordt gelaten en evenmin een oproeping van verzoeker voor een zitting wordt toegezonden.
2.1.4.
Verzoeker is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter-commissaris. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank en zonder behandeling van het verzoek ter zitting niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.1.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het vijfde wrakingsverzoek.
2.2.
Misbruik van het wrakingsmiddel
2.2.1.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker in het kader van de twee tegen hem aanhangige strafzaken inmiddels vijf maal wraking heeft verzocht van behandelend rechters. Al die verzoeken zijn afgewezen en bij een van die beslissingen heeft de wrakingskamer tevens bepaald dat een volgend wrakingsverzoek – in het kader van een raadkamerprocedure – niet in behandeling wordt genomen vanwege misbruik van het wrakingsmiddel.
2.2.2.
Voorts moet worden vastgesteld dat verzoeker telkens naar het middel van wraking grijpt zodra een verzoek van hem niet wordt gehonoreerd of beantwoord, dan wel zodra zich in zijn zaken enige andere omstandigheid voordoet die hem onwelgevallig is. Op die manier maakt verzoeker op lichtvaardige wijze gebruik en dus misbruik van het middel van wraking.
2.2.3.
Om deze redenen zal de wrakingskamer nu tevens bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de strafzaak onder parketnummer 10.153677.19 of in de strafzaak met parketnummer 10.123362.19 niet in behandeling wordt genomen.
Verzoeker dient zich wat betreft zijn wens tot het doen horen van getuigen andermaal te wenden tot de politierechter ter terechtzitting van 17 maart 2020.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van rechter-commissaris voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank mr. J.J.J. Schols;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de strafzaak onder parketnummer 10.153677.19 of in de strafzaak met parketnummer 10.123362.19 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. J.J. van den Berg en
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. J.J.J. Schols