ECLI:NL:RBROT:2020:2676

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
591186 / HA RK 20-132
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2020 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door een gemachtigde. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. K.J. Bezuijen, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1. De verzoekster stelde dat de rechter tijdens een comparitie van partijen op 5 februari 2020 onvoldoende vragen had gesteld aan haar en meer aandacht had besteed aan de wederpartij. De verzoekster voelde zich hierdoor benadeeld en meende dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van de verzoekster en de rechter zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster voldoende gelegenheid had gekregen om haar standpunten toe te lichten en dat er geen aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank oordeelde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koesterde. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 591186 / HA RK 20-132
Beslissing van 26 februari 2020
op het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap] B.V.,
gevestigd te [plaats]
verzoekster,
vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] ,
strekkende tot wraking van:
mr. K.J. Bezuijen, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 5 februari 2020 heeft ten overstaan van de rechter een comparitie van partijen plaatsgevonden in de civielrechtelijke procedure tussen mevrouw [naam] als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en verzoekster als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie, welke procedure als kenmerk heeft 8116366 / CV EXPL 19-45389.
Bij brief van 6 februari 2020 heeft verzoekster wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoekster en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. Mevrouw [naam] en haar gemachtigde zijn in kennis gesteld van deze zitting.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 17 februari 2020.
Ter zitting van 24 februari 2020, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is [naam vertegenwoordiger] namens verzoekster verschenen, evenals mr. B.H.M. Soonieus namens mevrouw [naam] . Aan de hand van een pleitnota is het standpunt van verzoekster nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter heeft tijdens de comparitie over belangrijke aspecten en bewijsstukken van de procedure nauwelijks vragen gesteld aan verzoekster maar alleen geluisterd. Aan de wederpartij werden wel vragen gesteld. De indruk werd gewerkt dat de rechter geen interesse had in of het niet belangrijk vond wat verzoekster zei. Als een onderwerp werd besproken dat in het voordeel van de wederpartij was, was de rechter erg proactief en stelde zij vragen. Bij een onderwerp dat in het nadeel van de wederpartij was werd de houding van de rechter passief en reageerde zij nauwelijks. Verzoekster heeft ten aanzien van een aantal onderwerpen geen mogelijkheid gekregen om te reageren. Tijdens de zitting heeft de rechter meer verdedigingswerk gedaan voor de wederpartij dan de advocaat van de wederpartij. Over een aantal onderdelen, waaronder de contractuele boete, heeft de rechter een voorlopig oordeel gegeven. Daarbij heeft ze zich gebaseerd op eigen aannames of logica, zonder op de inhoud van de documenten in te gaan.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Tijdens de comparitie zijn, met als uitgangspunt hetgeen partijen in hun respectieve processtukken hebben aangevoerd, al dan niet onderbouwd met producties, de geschilpunten tussen partijen besproken en zijn partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten naar voren te brengen. Partijen zijn door de rechter kritisch bevraagd en de rechter heeft op punten een voorlopig oordeel gegeven, op basis waarvan gangoverleg tussen partijen heeft plaatsgevonden. Het overleg heeft niet tot een minnelijke regeling geleid, waarna vonnis is bepaald. Het is aan degene die als procespartij iets stelt om dat te bewijzen. Verzoekster kan niet volstaan met een blote stelling, maar moet die stelling feitelijk onderbouwen. Verzoekster heeft aan het einde van de zitting niet verzocht om haar alsnog toe te staan haar stellingen nader schriftelijk te onderbouwen. Mocht dat verzoek alsnog worden gedaan, dan kunnen partijen nog de gelegenheid krijgen een conclusie na mondelinge behandeling te nemen. De wrakingsprocedure is niet bedoeld om het inhoudelijke debat tussen partijen voort te zetten.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.5
Uit het proces-verbaal van de op 5 februari 2020 gehouden comparitie van partijen blijkt dat partijen de gelegenheid hebben gekregen hun standpunten toe te lichten. Verzoekster heeft hierbij onder meer haar standpunt ten aanzien van de loonstroken, de ziektemelding, de bonus en de door mevrouw [naam] verstuurde documenten naar voren gebracht.
Uit het proces-verbaal blijkt dan ook niet dat verzoekster onvoldoende ruimte heeft gekregen om het woord te voeren en haar standpunt naar voren te brengen. Niet is gesteld door verzoekster en het is de wrakingskamer ook niet gebleken dat het proces-verbaal onjuistheden bevat.
Vooropgesteld wordt dat het tot de taak van de (kanton)rechter behoort om naar aanleiding van de stellingen van de partijen nader onderzoek te doen en zo nodig kritische vragen te stellen. Een comparitie van partijen heeft tot doel het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een schikking. De rechter kan zich hierbij actief opstellen. Ter comparitie kan een rechter een voorlopig oordeel geven, doch hiermee staat nog niet vast wat het definitieve oordeel zal zijn. Dit oordeel wordt pas in het vonnis gegeven. In het vonnis zullen alle argumenten van partijen uitvoerig gewogen en beoordeeld worden. In dit vonnis zal voorts worden beslist in hoeverre stellingen wel of niet slagen mede gelet op de overgelegde bewijsstukken.
In dit licht bezien, geeft hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht geen aanleiding om aan te nemen dat er zich omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees, objectief gerechtvaardigd was.
3.6
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. K.J. Bezuijen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. J.F. Koekebakker en
mr. W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2020 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam vennootschap] B.V.
- mr. K.J. Bezuijen
-
-