ECLI:NL:RBROT:2020:2675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
592375 / HA RK 20-202
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de griffier en ontvankelijkheid van het verzoek

Op 3 maart 2020 heeft de Meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek was gericht tegen de griffier, mr. [naam], die betrokken was bij een eerdere uitspraak van de bestuursrechtelijke voorzieningenrechter op 3 februari 2020. De rechtbank oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt tot wraking van de griffier, zoals vastgelegd in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking van de griffier.

Daarnaast overwoog de rechtbank dat, voor zover de verzoeker had bedoeld de rechter te wraken die de eerdere beslissing had genomen, het wrakingsverzoek te laat was ingediend. De rechter had immers al een eindbeslissing uitgesproken, waardoor de behandeling van de zaak was geëindigd. Het verzoek tot wraking was op 5 februari 2020 ingediend, na de uitspraak van de rechter, wat ook leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van zowel de griffier als de rechter. Deze beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2020, in aanwezigheid van de griffier J.A. Faaij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 592375 / HA RK 20-202
Beslissing van 3 maart 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. [naam], senior juridisch medewerker bij de rechtbank Rotterdam, team bestuur 1 (hierna ook: de juridisch medewerker).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 3 februari 2020 heeft de bestuursrechtelijke voorzieningenrechter in deze rechtbank uitspraak gedaan ten aanzien van het verzoek van verzoeker tot het treffen van een voorlopige voorziening. De juridisch medewerker was de griffier bij die uitspraak.
Die procedure draagt als kenmerk ROT 20 / 89.
Bij brief van 5 februari 2020 heeft verzoeker wraking van de griffier mr. [naam] verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt de hiervoor omschreven uitspraak van 3 februari 2020.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
  • de brief van verzoeker aan de rechtbank, gedateerd 6 februari 2020;
  • de brief van de secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker, gedateerd 26 februari 2020;
  • de e-mailberichten van verzoeker aan de secretaris van de wrakingskamer, gedateerd 28 februari 2020 te 09.21 uur en 09.28 uur.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
De wet biedt niet de mogelijkheid tot wraking van de griffier. Gelet op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan een wrakingsverzoek alleen zijn gericht tegen rechters of een rechter die een zaak behandelen of behandelt en niet tegen de griffier.
Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de griffier. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek tot wraking van de griffier.
2.2
Voor zover verzoeker heeft bedoeld de rechter te wraken, die de door verzoeker bestreden beslissing heeft genomen, overweegt de wrakingskamer ten overvloede het volgende.
Op 3 februari 2020 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure uitspraak gedaan. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
Het wrakingsverzoek is op 5 februari 2020 en derhalve na voormelde uitspraak ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter.
Ook in dit geval zou de beslissing zijn dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek (van de rechter).

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de griffier
mr. [naam] .
Deze beslissing is gegeven door mr. K.J. Bezuijen, voorzitter, mr. W.P.M. Jurgens en
mr. N. Doorduijn, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 3 maart 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. [naam]