In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van rechter mr. P.C. Santema. Het wrakingsverzoek werd ingediend door een verzoeker, aangeduid als Huberts, op 5 februari 2020, na een eindbeslissing die op 4 februari 2020 was genomen door de wrakingskamer. De wrakingskamer had op die datum een beslissing genomen in een eerdere wrakingsprocedure, waarbij mr. R. Kruisdijk als rechter was betrokken. De wrakingsprocedure had het kenmerk 590722 / HA RK 20-103.
De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de rechter al een einduitspraak had gedaan in de zaak, waardoor de behandeling door de rechter was geëindigd. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt, maar dit kan niet meer als de rechter al een eindbeslissing heeft genomen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet meer kon voorkomen dat de rechter bemoeienis had met de zaak, omdat de behandeling al was beëindigd.
De beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, aangezien de ontvankelijkheid van het verzoek duidelijk was. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. P.C. Santema, en deze beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.