Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
Ik woon hier sinds twee jaar. Ik weet wie er naast me woont op nummer 3. En wie er boven me woont op nummer 9. Ik heb geen idee wie er op nummer 7 woont. Ik werk ook. De bewoners van 3 en 9 zie ik voorbijkomen op de trap. De bewoner van nummer 7 zie ik nooit.” Tot slot volgt uit het rapport dat [gedaagde 1] wel heeft gereageerd op de uitnodiging voor een gesprek op 18 december 2018. Tijdens dit gesprek met de heer [naam 1] , van Adviesburo Veerkracht en mevrouw [naam 2] van Havensteder heeft [gedaagde 1] te kennen gegeven weinig thuis te zijn omdat hij 3 horeca gelegenheden heeft waar hij veel verblijft en dat hij wel degelijk samen met zijn vrouw woont in de woning.
3..Het geschil
4..De beoordeling
Al die 24 dagen hebben ik of mijn collega gezien dat er op geen van die dagen door de heer [gedaagde 1] het restaurant is afgesloten. Ik ken de heer [gedaagde 1] uit hoofde van het gesprek dat ik met hem gevoerd heb. De heer [naam 5] heeft geen gesprek met hem gevoerd. Ik heb de heer [gedaagde 1] aan hem beschreven (…) Ik en de heer [naam 5] hebben gezamenlijk de heer [gedaagde 1] 5 keer gezien. In die 5 keer is hij met de bedrijfsleider vertrokken in de auto nadat de rolgordijnen naar beneden waren gedaan in het restaurant. Daarna bleef 1 persoon met een petje achter in het restaurant om dat schoon te maken (…). Ik ken mevrouw [gedaagde 1] niet. Ik heb gedurende 24 avonden geen vrouwelijk persoon het restaurant zien verlaten rond sluitingstijd, behoudens een avond waar ik een vrouw in de leeftijd tussen de 20 en 25 jaar heb zien vertrekken.”
Ik ben sedert mei 2018 wijkbeheerder in het Oude Noorden waaronder valt het adres [adres 2] . (…). In mijn functie als wijkbeheerder ben ik geregeld in de buurt van het [adres 2] (…) Ik kom daar om te schouwen of in verband met een melding.(…)Ik heb (…) circa 10 meldingen vanuit of met betrekking tot het portiek waartoe de woning [adres 2] behoort gekregen. Veel meldingen gingen over de openbare ruimte in dit portiek (…). Het betreft hier klachten over achtergelaten rommel en ook bijvoorbeeld een schoenenrek (…) Ik heb dat in juli /augustus geconstateerd. Dit schoenenrek stond voor de deur van nummer 7 en bleek toe te behoren aan nummer 9. Het heeft nogal wat voeten in de aarde gehad om dat rek weg te krijgen. (…) Ik heb de bewoners mondeling geïnformeerd dat de camera was opgehangen. Ik heb dit gedaan aan de bewoners van nummer 3 en nummer 9 nadat zij mij hadden gevraagd waarom die camera daar hing. (…). Het betreft hier een camera die uitgerust is met een bewegingssensor en die alleen beelden opneemt als de sensor iets registreert. Ik heb de beelden vanaf 5 maart 2019 die zijn opgenomen bekeken tot en met gisteren. Op geen enkel moment heb ik de heer en mevrouw [gedaagde 1] gezien. Ik weet dat omdat ik alle personen die ik wel gezien heb kan koppelen aan een van de andere woningen in het portiek. (…)”
“Het kan ook zijn dat ik alle dagen in Nederland ben geweest. Het kan zijn dat ik die periode in Turkije, Duitsland of Roemenië ben geweest.(…).”Echter hebben [gedaagde 1] c.s. niet nader geconcretiseerd in welke periode zij niet in Nederland waren, althans [gedaagde 1] niet in Nederland was. Terwijl dit wel van hen verwacht had mogen worden. Voorts heeft [gedaagde 1] verklaard: (…)
Alle nachten dat ik in Rotterdam ben verblijf ik ’s nachts in de woning aan de [adres 2] (…)”Het is, nu [gedaagde 1] zelf van mening is dat hij in de periode 4 maart 2019 tot 14 april 2019 in Rotterdam is geweest en hij ook heeft verklaard dat als hij in Rotterdam is, hij ’s nachts in de woning verblijft, merkwaardig dat hij in deze periode niet op de camerabeelden bij de woning is te zien.
De laatste 3 a 4 jaar ben ik vaak afwezig om zaken te doen in het buitenland, te weten Duitsland, Turkije en Roemenië. Gemiddeld ben ik dan ook de afgelopen 3 a 4 jaar maar 3 a 5 dagen in de woning in Rotterdam. Voor de rest verblijf ik in het buiteland.”In reactie op de vraag van de kantonrechter dat hij tijdens de comparitie van partijen heeft verklaard dat hij iedere dag vanuit de woning naar het restaurant en ’s avonds weer thuis komt, heeft [gedaagde 1] verklaard: “
U heeft mij verkeerd begrepen want ik bedoelde daar enkel als ik in het land was dat ik dat deed. U houdt mij voor dat ik heb verklaard bij de comparitie dat ik in totaal 5 maanden per jaar niet thuis ben. Ik verklaar daarover dat ik 1 a 3 maanden per jaar in Rotterdam ben in de woning. Het kan zijn dat ik dat toen verkeerd gezegd heb.”Op grond van de getuige verklaring van de heer [naam 4] , die als kok in dienst is bij [gedaagde 1] c.s. is er aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van [gedaagde 1] c.s. dat de heer [gedaagde 1] veel in het buitenland is. [naam 4] heeft immers verklaard:
“(… )Ik woon op de [adres 1] 231B . Dat is een woning van de baas. Ik huur deze woning vanaf het moment dat ik bij dit restaurant werk. (…)Ik huur deze woning 1 kamer, de badkamer, de wc en de keuken. Ik gebruik deze ruimtes niet met iemand anders. Er komen geen andere mensen in de woning. (…) Zowel meneer [gedaagde 1] als mevrouw [gedaagde 2] komen wel eens in het gebouw maar niet in mijn woning. Ik weet niet hoe vaak ze daar komen. Ik zie de heer [gedaagde 1] boven in het gebouw gemiddeld 1 keer per week. (…) Ik zie mevrouw [gedaagde 1] soms als zij boven schoon maakt en soms op andere momenten. Ik zie haar misschien 1 a 2 keer per week en dan een week niet. (…) De heer [gedaagde 1] is er altijd behalve als hij weg is naar het buitenland. In de afgelopen 2 jaar is hij er soms 14 dagen wel en dan is hij weer weg voor een aantal dagen. Ik schat dat hij voor meer dan 50% van de tijd dat ik daar werkzaam ben meneer [gedaagde 1] er ook is. Ik werk 6 dagen per week. (…)”Gelet op deze verklaring van [naam 4] en ook hetgeen in de conclusie van antwoord is aangevoerd door [gedaagde 1] c.s. en de aanvankelijke verklaring tijdens de comparitie van partijen komt de getuigenverklaring van [gedaagde 1] dat hij veel op reis is en daardoor maar weinig in de woning is niet geloofwaardig over. Dit geldt te meer nu ondersteunende getuigenverklaringen ontbreken en [gedaagde 1] c.s. evenmin de stelling dat [gedaagde 1] veel in het buitenland is op geen enkele andere wijze hebben onderbouwd.