4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 4 december 2019 te Rotterdam
wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1ᵒ van de Wet wapens en munitie te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3ᵒ van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Smith & Wesson 6315 kaliber .38 special en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3ᵒ van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Feg P9m kaliber 9mm en
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2ᵒ en als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 3ᵒ van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3ᵒ van die wet, geschikt om automatisch te vuren en dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een opvouwbaar vuurwapen van het merk/type Cz 61 kaliber 9 mm kort en
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4ᵒ van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- 4 kogelpatronen, kaliber .38 special en
- 10 kogelpatronen, kaliber 9mm en
- 16 kogelpatronen, kaliber 9x17mm
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.