ECLI:NL:RBROT:2020:2643
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Integrale vrijspraak in strafzaak wegens valsheid in geschrifte en witwassen van uitkeringen
Op 22 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrifte en witwassen van uitkeringen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op de terechtzitting van de politierechter op 12 juni 2019, gevolgd door zittingen van de meervoudige kamer op 5 november 2019 en 22 januari 2020. De verdachte werd verweten samen met anderen valse documenten te hebben opgemaakt om onterecht een uitkering op basis van de Ziektewet te verkrijgen. De tenlastelegging omvatte onder andere het valselijk opmaken van een aanvraagformulier en het indienen van vervalste salarisstroken en arbeidsovereenkomsten bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De officier van justitie eiste vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid kon vaststellen of de gedragingen van de verdachte binnen de grenzen van de tenlastelegging vielen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte over zijn werkzaamheden voor de betrokken bedrijven vragen opriepen en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.