ECLI:NL:RBROT:2020:2643

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
83/025048-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in strafzaak wegens valsheid in geschrifte en witwassen van uitkeringen

Op 22 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrifte en witwassen van uitkeringen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op de terechtzitting van de politierechter op 12 juni 2019, gevolgd door zittingen van de meervoudige kamer op 5 november 2019 en 22 januari 2020. De verdachte werd verweten samen met anderen valse documenten te hebben opgemaakt om onterecht een uitkering op basis van de Ziektewet te verkrijgen. De tenlastelegging omvatte onder andere het valselijk opmaken van een aanvraagformulier en het indienen van vervalste salarisstroken en arbeidsovereenkomsten bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De officier van justitie eiste vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid kon vaststellen of de gedragingen van de verdachte binnen de grenzen van de tenlastelegging vielen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte over zijn werkzaamheden voor de betrokken bedrijven vragen opriepen en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/025048-19
Datum uitspraak: 22 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. E. Benhaim, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 12 juni 2019 en, na verwijzing door de politierechter, op (zulks op de voet van artikel 377, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering) het onderzoek op de terechtzittingen van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 5 november 2019 en 22 januari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Beoordeling
Tenlastelegging
De tenlastelegging en de stukken in het strafdossier dienen als uitgangspunt voor de beoordeling door de rechtbank.
Uit de tenlastelegging blijkt – samengevat weergegeven – dat de verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen een aanvraagformulier voor het verkrijgen van een uitkering ingevolge de Ziektewet en een formulier “Aanvullende informatie bij Ziekteaangifte” valselijk heeft opgemaakt door in strijd met de waarheid op deze formulieren te vermelden dat hij in dienst was van [naam bedrijf 1] (hierna: [afkorting naam bedrijf 1] ), met ingang van 1 december 2013 en dat hij met ingang van 27 december 2013 ziek was geworden. Hij heeft nagelaten het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op de hoogte te brengen van de werkelijke situatie. Voorts wordt hem verweten dat hij salarisstroken, een arbeidsovereenkomst en een jaaropgaaf 2013 met betrekking tot het bedrijf [naam bedrijf 2] . ( [afkorting naam bedrijf 2] ) en een salarisspecificatie en een oproepovereenkomst die zien op het bedrijf [afkorting naam bedrijf 1] valselijk heeft opgemaakt en aan het UWV heeft overgelegd. Hij heeft daardoor ten onrechte forse geldbedragen ter beschikking gehad die door het UWV aan hem zijn uitgekeerd. Hem wordt tot slot verweten dat hij dat geld heeft witgewassen.
Het oordeel van de rechtbank
De verklaringen van de verdachte over zijn gestelde werkzaamheden voor [afkorting naam bedrijf 1] en [afkorting naam bedrijf 2] roepen vragen op. Het is mede daarom niet aannemelijk dat de verdachte destijds in het geheel niet op de hoogte was van de ongeregeldheden rond en in de bedrijven [afkorting naam bedrijf 1] en [afkorting naam bedrijf 2] , zoals die uit het dossier blijken. Van de verdachte mocht gezien zijn opleiding verwacht worden dat hij zich hiervan bewust was. De exacte rol en betrokkenheid van de verdachte bij de ongeregeldheden ten aanzien van [afkorting naam bedrijf 1] en [afkorting naam bedrijf 2] is op basis van de stukken in dossier niet te duiden en op de zitting is daarover niet meer helderheid verkregen. Daardoor is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen of zijn gedragingen binnen de grenzen van de tenlastelegging vallen.
4.2.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en C.E. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 30 december 2013, in elk geval op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 december 2013 tot en met 31 december 2013, althans in de maand december 2013, te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een formulier “Ziekteaangifte (in verband met aanvraag Ziektewet-uitkering)” en/of een formulier “Aanvullende informatie bij Ziekteaangifte”, betreffende de werknemer [naam verdachte] en/of de werkgever loonheffingennummer [nummer] [naam bedrijf 1] / [naam 1] ) (bijlage 5, blz 083-88);
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door [naam 2] en/of ((een) (andere) medewerkster(s) van) [naam bedrijf 3] , in elk geval (een) ander(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- in/op dat/die formulier(en) vermeld en/of geschreven en/of opgenomen, en/althans door die ander(en) doen en/of laten vermelden en/of schrijven en/of opnemen,
dat hij, verdachte, werknemer (uitzendkracht) was in dienst van de werkgever met loonheffingennummer [nummer]
en/of
dat de arbeidsverhouding en/of het dienstverband tussen hem, verdachte, en die werkgever ( [naam bedrijf 1] / [naam 1] ) was gestart op 01-12-2013
en/of
dat zijn, verdachtes, eerste ziektedag betrof 27-12-2013,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
(telkens) opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse en/of vervalste geschrift(en) / (formulier(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of (telkens) (per email) heeft/hebben afgeleverd en/of doen en/of laten afleveren bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware
het/die echt en onvervalst;
2
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 december 2013 tot en met 28 februari 2017 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) in strijd met artikel 49 Ziektewet en/of artikel 27 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), in elk geval een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te
verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, zulks terwijl dit/die feit(en) (telkens) kon(den) strekken tot bevoordeling van zichzelf en/of van (een) ander(en),
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat die gegevens (telkens) van belang waren voor de vaststelling van verdachtes zijn recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming, te weten (telkens) (een) uitkering op grond van de Ziektewet en/of een toeslag en/of uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), dan wel (telkens) voor de hoogte en/of de duur van die verstrekking en/of tegemoetkoming,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging, althans alleen, (telkens) opzettelijk
niet opgegeven aan, althans verzwegen voor, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en/of Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
dat hij, verdachte, in de periode 1 december 2013 tot en met 31 december 2013 niet als werknemer een dienstverband had en/of geen arbeidsverhouding had met [naam bedrijf 1] en/of [naam 1]
en/of
dat hij, verdachte, niet als werknemer in de zin van de Ziektewet beschouwd kon worden en/of niet verzekerd was voor de Ziektewet en/of niet aan te merken was als verzekerd voor de Ziektewet
en/of
dat sprake was van een gefingeerd dienstverband tussen hem, verdachte en [naam bedrijf 1] en/of [naam 1] , en/of dat sprake was van een gefingeerd dienstverband tussen hem, verdachte en [afkorting naam bedrijf 2] koeriersdienst;
3
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 november 2015 tot en met 22
november 2016, in elk geval in het/de jaar/jaren 2013 en/of 2014 en/of 2015 en/of 2016,
te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a.
5, in elk geval een of meer, salarisstro(o)k(en) op naam van [naam bedrijf 2]
gericht aan Dhr. [naam verdachte] betreffende de maand(en) juli 2013 en/of augustus 2013 en/of
september 2013 en/of oktober 2013 en/of november 2013 (blz 148 tm 152)
en/of
b.
een jaaropgaaf 2013 werkgever [naam bedrijf 2] betreffende de werknemer Dhr [naam verdachte] (blz 153)
en/of
c.
een arbeidsovereenkomst bepaalde tijd met als werkgever [naam bedrijf 2] . en als werknemer de heer [naam verdachte] ingaande 1 juli 2013 voor de duur van 12 maandenPagina 4
Parketnummer 83-025048-19 Naam [naam verdachte] . gedagtekend 24 juni 2013 (blz 125)
en/of
d.
salarisspecificatie d.d. 30.12.2013 werkgever [naam bedrijf 1] betreffende Loon 2013 en als werknemer de heer [naam verdachte] (blz 217)
en/of
e.
een Oproep overeenkomst bepaalde tijd werkgever [naam bedrijf 1] (mevr. [naam 1] ) werknemer Dhr. [naam verdachte] ingaande 01 december 2013 (blz 218)
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
in/op dat/die formulier(en) voorgedaan dat hij, verdachte, werknemer was in dienst van de werkgever(s) [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam 1]
en/of
voor die werkgever(s) werkzaamheden had verricht en/of (hiervoor) inkomsten en/of loon had ontvangen
en/of
die onder c. genoemde arbeidsovereenkomst voorzien en/of een doen
en/of laten voorzien van een hand- en/of ondertekening welke moest doorgaan voor de handtekening van die [naam 3]
en/of
die onder e. bedoelde Oproep overeenkomst bepaalde tijd arbeidsovereenkomst heeft voorzien en/of een doen en/of laten voorzien van een hand- en/of ondertekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 1] ,
terwijl in werkelijkheid die/dat dienstverband(en) gefingeerd was/waren, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
(telkens) opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse en/of vervalste geschrift(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of (telkens) (per email) heeft/hebben afgeleverd en/of doen en/of laten afleveren bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen te Amsterdam, terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/die echt en onvervalst;
4
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 december 2013 tot en met 1 januari 2017, in elk geval de periode van 30 december 2013 tot 23 januari 2018, te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten totaal) euro 54.255,27, in elk geval een of meer geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet,
en/althans
van (een) voorwerp(en), te weten (totaal) euro 54.255,27, in elk geval een of meer geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.