In deze zaak hebben verzoekers op 9 januari 2020 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet, met het verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 4 februari 2020 bepaald. Tijdens de zitting is verweerster, Stichting Vestia, niet verschenen, maar heeft wel een verweerschrift ingediend. Verzoekers hebben aangegeven dat hun schulden zijn ontstaan door een vermindering van werkuren en een duurder huis. Tevens is er sprake van loonbeslag en een onjuiste berekening van de beslagvrije voet door de Belastingdienst. De huur voor januari en februari 2020 is voldaan met hulp van het Fonds Bijzondere Noden van de Gemeente Rotterdam.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster heeft aangekondigd over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoekers. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in de huurwoning willen blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject willen doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft daarom besloten om het moratorium voor een periode van drie maanden toe te kennen, zodat verzoekers de kans krijgen om hun financiële situatie te stabiliseren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming wordt opgeschort en dat de huurovereenkomst wordt verlengd voor de duur van deze voorziening. Verzoekers zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen.