ECLI:NL:RBROT:2020:2550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
8146008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding uit hoofde van WAM-verzekering na aanrijding met onverzekerde bestuurder

In deze zaak heeft Aegon Schadeverzekering N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van een schadevergoeding na een aanrijding veroorzaakt door de zoon van [gedaagde]. De aanrijding vond plaats op 3 februari 2017, waarbij de zoon van [gedaagde] met een Renault Megane tegen een Golf Sportsvan botste. Aegon had een bedrag van € 7.704,10 betaald aan de verzekeraar van de eigenaar van de Golf en vorderde dit bedrag terug van [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] op grond van de polisvoorwaarden gehouden is het door Aegon uitgekeerde bedrag te betalen. De hoogte van de vordering werd door [gedaagde] betwist, maar de kantonrechter oordeelde dat deze onvoldoende gemotiveerd was. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen tot een bedrag van € 7.629,10, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Aegon had ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, maar deze vordering werd afgewezen omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 589,07 aan verschotten en € 600,- aan salaris van de gemachtigde. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8146008 \ CV EXPL 19-47570
uitspraak: 27 maart 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Aegon Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna (ook) aangeduid als ‘Aegon’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 29 oktober 2019;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • het tussenvonnis van 18 november 2019 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte overlegging producties, tevens wijziging van grondslag van de vordering met producties.
1.2.
Op 13 februari 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hier zijn verschenen mr. J.A. Wesdijk (namens de gemachtigde van Aegon) en [gedaagde] in persoon.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] heeft met Aegon een WAM-verzekeringsovereenkomst afgesloten met betrekking tot een Renault Megane met het kenteken [kentekennummer 1] (hierna: de Renault).
2.2.
Op de verzekeringsovereenkomst tussen partijen zijn de ‘Polisvoorwaarden nr. 413’ (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing. In artikel 9 van de polisvoorwaarden is, voor zover van belang, bepaald:
“En wij vergoeden niet de schade die ontstaan is: (…) terwijl de bestuurder niet bevoegd was om te rijden, bijvoorbeeld omdat de bestuurder geen geldig rijbewijs had of een rijontzegging had. U bent wel verzekerd als een te oud rijbewijs zonder keuring of test vernieuwd kan worden. Wij doen hier geen beroep op als u aantoont dat dit buiten uw weten en tegen uw wil is gebeurd en dat u daarvan geen verwijt te maken is.”
2.3.
Op 3 februari 2017 heeft de heer [naam] , de zoon van gedaagde (hierna: [naam] ) een aanrijding veroorzaakt, door met de voorkant van de Renault tegen de achterkant van een Golf Sportsvan met het kenteken [kentekennummer 2] (hierna: de Golf) te botsen. Ten tijde van de aanrijding beschikte [naam] niet over een geldig rijbewijs en was het alcoholgehalte in zijn bloed hoger dan toegestaan bij het besturen van een voertuig.
2.4.
Aegon heeft aan de verzekeraar van de eigenaar van de Golf een bedrag van € 7.704,10 betaald.
2.5.
Aegon heeft [gedaagde] aangemaand tot betaling van het voornoemde bedrag, onder meer middels een brief van 23 april 2019, waarin, voor zover relevant, het volgende is vermeld:
Betaalt u de hoofdsom niet op tijd?
Dan verhogen wij het bedrag met € 919,85 wettelijke incassokosten. (…)
Het bedrag bestaat uit:
- hoofdsom € 7.704,10
- rente berekend tot 23/4/2019 € 328,85
---------------
totaal € 8.032,95
Betaal binnen 14 dagen vanaf de dag nadat deze brief bij u is bezorgd
De hoofdsom bestaat uit verschuldigde doch onbetaald gelaten premie, eigen risico/eigen bijdrage en/of (een) door cliënte(n) onverschuldigd verrichte betaling(en), voortvloeiend uit één of meerdere verzekerings-overeenkomsten.”

3..De vordering

3.1.
Aegon heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 8.999,62, vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.704,10, te berekenen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Aegon naast de weergegeven vaststaande feiten het volgende ten grondslag gelegd. Op grond van artikel 9 van de polisvoorwaarden heeft Aegon het recht om het door haar uitgekeerde bedrag van € 7.704,10 op [gedaagde] te verhalen. Aegon maakt daarnaast aanspraak op € 919,85 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 405,67 aan verschenen wettelijke rente tot de dag van dagvaarding. Op het totaal van deze bedragen brengt Aegon een betaling van [gedaagde] van € 30,- in mindering.
3.3.
[gedaagde] heeft de hoogte van de vordering betwist en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het gevorderde bedrag is veel geld, voor een ‘tik op het bumpertje’. [gedaagde] heeft nooit een expertiserapport van de verzekeraar ontvangen.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde] op grond van de polisvoorwaarden gehouden is het door Aegon, aan de verzekeraar van de eigenaar van de Golf, uitbetaalde bedrag aan Aegon te betalen. De kantonrechter dient te oordelen over de hoogte van het verschuldigde bedrag en de verschuldigdheid van de rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.2.
Ten aanzien van de hoogte van het verschuldigde bedrag overweegt de kantonrechter het volgende. Aegon heeft bij haar akte een kopie van het schaderapport en een kopie van de brief die zij aan de verzekeraar van de eigenaar van de Golf heeft verzonden overgelegd. In deze stukken komt het door Aegon gestelde schadebedrag terug. Tegenover deze onderbouwde vordering van Aegon heeft [gedaagde] slechts aangevoerd dat zij de hoogte van de hoofdsom niet aannemelijk vindt, maar zij heeft nagelaten haar verweer te onderbouwen of te specificeren. De kantonrechter zal daarom de vordering tot betaling van de hoofdsom als onvoldoende gemotiveerd betwist toewijzen tot een bedrag van € 7.629,10, aangezien Aegon op de mondelinge behandeling onbetwist gesteld heeft dat [gedaagde] tot de mondelinge behandeling in totaal € 75,- in mindering heeft voldaan. De door [gedaagde] op de mondelinge behandeling aangevoerde persoonlijke omstandigheden, met name inhoudend dat zij veel schulden heeft nadat haar partner haar verlaten heeft, leiden de kantonrechter niet tot een ander oordeel met betrekking tot de verschuldigdheid van de hoofdsom. Hoe moeilijk deze omstandigheden voor [gedaagde] ook mogen zijn, ze maken niet dat zij van haar betalingsverplichtingen is bevrijd.
4.3.
Aegon vordert rente over de hoofdsom. Zij stelt dat deze rente berekend vanaf de datum van verzuim tot de dag van dagvaarding € 405,67 bedraagt. Uit de dagvaarding volgt dat Aegon als verzuimdatum 5 maart 2017 hanteert, te weten 30 dagen na het ongeval. Uit de bij akte overgelegde producties volgt echter dat het schaderapport is opgesteld op 23 februari 2017 en dat Aegon binnen vijf dagen na 2 april 2017 pas tot uitkering aan de verzekeraar van de Golf is overgegaan. Daarom kan de gehanteerde datum van verzuim niet juist zijn. Uit de dagvaarding valt niet op te maken op welk moment [gedaagde] wel in verzuim is komen te verkeren en door Aegon is hiervoor ook geen deugdelijke grondslag aangevoerd. Bovendien is onduidelijk wanneer [gedaagde] haar betaling van € 30,- heeft verricht. De wettelijke rente over de hoofdsom zal daarom worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, op de wijze zoals onder de beslissing is vermeld.
4.4.
Aegon maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 919,85. Uit artikel 6:96 lid 6 BW volgt dat [gedaagde] deze vergoeding eerst verschuldigd wordt nadat zij, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, vruchteloos is aangemaand tot betaling. Aegon heeft gesteld dat de brief van 23 april 2019 heeft te gelden als een dergelijke aanmaning. Uit de door Aegon gebruikte formulering van de veertiendagenbrief lijkt echter te volgen dat [gedaagde] zowel de hoofdsom als de verschenen rente dient te betalen, en dat zij anders de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd wordt. [gedaagde] dient echter slechts de hoofdsom te voldoen om de buitengerechtelijke kosten niet verschuldigd te worden. Door deze onduidelijke formulering heeft Aegon [gedaagde] ‘op het verkeerde been gezet’, terwijl de bedoeling van de wetgever bij artikel 6:96 lid 6 BW juist was om consumenten te beschermen en duidelijkheid te bieden (Memorie van Toelichting, Kamerstukken 32 148, nr. 3). Nu de aanmaning niet de juiste gevolgen van het uitblijven van betaling vermeldt, voldoet de brief niet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en zal de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
4.5.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Aegon vastgesteld op
€ 486,- aan griffierecht en € 103,07 aan dagvaardingskosten. De kosten voor het salaris van de gemachtigde worden vastgesteld op € 600,-, aangezien voor de akte geen salaris zal worden toegekend, nu de inhoud hiervan reeds bij dagvaarding had kunnen worden overgelegd door Aegon.
4.6.
[gedaagde] heeft ter mondelinge behandeling (en voorafgaand daaraan) te kennen gegeven dat zij een regeling wenst te treffen met Aegon. Het bepaalde in artikel 6:29 BW belet de kantonrechter een dergelijke regeling aan Aegon op te leggen. Aegon heeft zich evenwel tijdens de mondelinge behandeling bereid getoond om na het vonnis een regeling te treffen met [gedaagde] . Voor het eventueel treffen van een betalingsregeling verwijst de kantonrechter [gedaagde] , wellicht in samenspraak met [naam] als veroorzaker van de onderhavige procedure, dan ook naar Aegon.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Aegon te betalen € € 7.629,10, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf de dag van dagvaarding dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke betaling van [gedaagde] , heeft uitgestaan, tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Aegon vastgesteld op € 589,07 aan verschotten en € 600,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394