In deze zaak heeft Aegon Schadeverzekering N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van een schadevergoeding na een aanrijding veroorzaakt door de zoon van [gedaagde]. De aanrijding vond plaats op 3 februari 2017, waarbij de zoon van [gedaagde] met een Renault Megane tegen een Golf Sportsvan botste. Aegon had een bedrag van € 7.704,10 betaald aan de verzekeraar van de eigenaar van de Golf en vorderde dit bedrag terug van [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] op grond van de polisvoorwaarden gehouden is het door Aegon uitgekeerde bedrag te betalen. De hoogte van de vordering werd door [gedaagde] betwist, maar de kantonrechter oordeelde dat deze onvoldoende gemotiveerd was. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen tot een bedrag van € 7.629,10, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Aegon had ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, maar deze vordering werd afgewezen omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 589,07 aan verschotten en € 600,- aan salaris van de gemachtigde. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.