ECLI:NL:RBROT:2020:2543

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
10/661081-19 vordering TUL VV: 10/661074-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot afpersing in vereniging met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 november 2019 in Capelle aan den IJssel samen met een ander heeft geprobeerd om een slachtoffer onder bedreiging van geweld te dwingen tot de afgifte van geld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 45 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van dagbesteding en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, en heeft geadviseerd om intensieve begeleiding te bieden om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. Daarnaast is er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis behandeld, waarbij de rechtbank heeft besloten om de voorwaardelijke jeugddetentie om te zetten in een taakstraf van 88 uur.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/661081-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/661074-18
Datum uitspraak: 24 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Marokko) op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.F.B. Veerman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 maart 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 45 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 november 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan die [naam slachtoffer] ,
- in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gelopen en
- meermalen achter die [naam slachtoffer] heeft aangerend en
- tegen die [naam slachtoffer] heeft aangelopen en
- ( meermalen) (aan) die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
tegengehouden en/of getrokken en/of geduwd en
- meermalen aan de kleding van die [naam slachtoffer] heeft getrokken en
- die [naam slachtoffer] een knietje heeft gegeven en
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "ik weet dat je 4 barki bij je op zak
hebt, lever maar in dan is er niks aan de hand" en "als je gaat rennen dan
ga ik je slaan" en "geef mij een barki"" en "geef mij een bankoe",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing in vereniging. Deze afpersing ging gepaard met geweld en met bedreiging met geweld. Afpersingen, en ook de pogingen daartoe, zijn nare feiten. Het was voor het slachtoffer een angstige ervaring en het heeft ook bij anderen gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg gebracht.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij terwijl hij nog in een proeftijd van een eerder geweldsdelict liep, wederom de fout is ingegaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte in hetzelfde jaar als het bewezen verklaarde feit al eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De gz-psychologen A.C.J. Schrama en M. Westra hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 februari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. In diagnostische zin is deze te omschrijven als een verstandelijke ontwikkelingsstoornis in het adaptief en sociaal functioneren. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte heeft gehandeld vanuit een ‘niet denken maar doen’, een zwakke impulsregulatie gerelateerd aan de verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Of de verdachte mogelijk ook mede heeft gehandeld vanuit sociale beïnvloeding blijft onduidelijk. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De gevolgen van de verstandelijke ontwikkelingsstoornis op het adaptief functioneren, met name het impulsief handelen en sociale inadequatie waarbij de verdachte de invloed en uitwerking van zijn gedrag op de ander onvoldoende goed inschat, in combinatie met de zwakke sturing vanuit het gezin, zijn risicofactoren voor toekomstig grensoverschrijdend gedrag.
De combinatie van de verstandelijke ontwikkelingsstoornis met de pedagogische situatie maakt dat het adaptief functioneren met name betreffende de executieve functies en het sociaal functioneren elkaar negatief hebben beïnvloed. De verdachte heeft nog onvoldoende vaardigheden aangeleerd om zich zelfstandig, zoals de situatie is, staande te kunnen houden op de domeinen thuis, school en op straat.
Aanbevelingen
Om de verdachte te helpen met het generaliseren en internaliseren van geleerde vaardigheden in zijn dagelijks leven, wordt een intensieve outreachende individuele begeleiding op meerdere leefgebieden geadviseerd. De individuele begeleiding kan ondersteunend zijn met het vinden van een passende MBO-opleiding, de inschrijving en de integratie op het volwassenonderwijs. Deze begeleiding kan eveneens tot doel hebben de beschermende factor, die in de vrijetijdsbesteding van de verdachte is gelegen, te bestendigen en waar mogelijk uit te bouwen. Als outreachende begeleiding zijn FAST van de Waag, evenals FACT van Fivoor een mogelijkheid. Idealiter wordt de outreachende begeleiding vorm gegeven middels de ‘individuele begeleiding plus’ van Urban Skillsz, een intensief begeleidingsaanbod voor thuis, op straat en op school. De huidige dagbesteding en de individuele begeleiding op de verschillende levensdomeinen sluiten dan goed op elkaar aan, waarbij de hulpverleners goed afgestemd op elkaar zorg kunnen bieden.
Geadviseerd wordt om voltooiing van de dagbesteding bij Urban Skillsz gedurende het huidige schooljaar (2019-2020) en meewerken aan outreachende individuele begeleiding als bijzondere voorwaarden op te leggen waarbij de jeugdreclassering toezicht houdt bij een voorwaardelijke straf, indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden.
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 maart 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De Raad ziet met name risicofactoren op de domeinen school, attitude en vaardigheden. Voor de verdachte is het lastig om situaties juist in te schatten en de juiste vaardigheden toe te passen. Dit maakt dat er risicofactoren zijn die de kans op herhaling vergroten.
Voor de verdachte is het van belang dat hij bij het aanleren van de vaardigheden veel herhaling krijgt en dat hij op verschillende gebieden hierin wordt ondersteund. Vanuit de thuissituatie gebeurt dit nu onvoldoende. Ouders sluiten onvoldoende aan bij wat de verdachte nodig heeft en hij lijkt er vooral alleen voor te staan. De Raad sluit zich aan bij het advies van de psychologen.
Mevrouw Den Oudsten namens de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft zich ter zitting aangesloten bij het advies van de psychologen en de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en adviezen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychologen gedragen worden door hun bevindingen en door wat ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging (10/661074-18)

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 26 februari 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 47 dagen, waarvan een gedeelte groot 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 13 maart 2019.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, met dien verstande dat de 44 dagen jeugddetentie worden omgezet in een werkstraf van 88 uur, te vervangen door 44 dagen jeugddetentie.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de proeftijd met een jaar te verlengen.
8.4.
Beoordeling door de rechtbank
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank ziet echter in hetgeen hierboven is overwogen, aanleiding de 44 dagen jeugddetentie om te zetten in een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 88 uur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- de dagbesteding bij Urban Skillsz voltooit voor het schooljaar 2019-2020 en daarna meewerkt aan een andere vorm van dagbesteding;
- meewerkt aan de outreachende individuele begeleiding van Urban Skillsz;
- meewerkt aan de hulpverlening die de jeugdreclassering nodigt acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 26 februari 2019 (parketnummer 10/661074-18) van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 88 (achtentachtig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 44 (vierenveertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A.J. de Nijs , voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F. Aukema-Hartog en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gelopen en/of
- ( meermalen) achter die [naam slachtoffer] heeft aangerend en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft aangelopen en/of
- ( meermalen)(aan) die [naam slachtoffer] (bij zijn kleding) heeft vastgepakt en/of
vastgehouden en/of tegengehouden en/of getrokken en/of geduwd en/of
- ( meermalen) aan de kleding van die [naam slachtoffer] heeft getrokken en/of
- die [naam slachtoffer] een knietje heeft gegeven en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "ik weet dat je 4 barki bij je op zak
hebt, lever maar in dan is er niks aan de hand" en/of "als je gaat rennen dan
ga ik je slaan" en/of "geef mij een barki"" en/of "geef mij een bankoe",
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan die [naam slachtoffer] ,
- in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gelopen en/of
- ( meermalen) achter die [naam slachtoffer] heeft aangerend en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft aangelopen en/of
- ( meermalen)(aan) die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
tegengehouden en/of getrokken en/of geduwd en/of
- ( meermalen) aan de kleding van die [naam slachtoffer] heeft getrokken en/of
- die [naam slachtoffer] een knietje heeft gegeven en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "ik weet dat je 4 barki bij je op zak
hebt, lever maar in dan is er niks aan de hand" en/of "als je gaat rennen dan
ga ik je slaan" en/of "geef mij een barki"" en/of "geef mij een bankoe",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;