ECLI:NL:RBROT:2020:2542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
10/651009-19 (ter terechtzitting gevoegd: 10/661080-19)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal met geweld en poging tot afpersing in vereniging

Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging en poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een leerstraf van 40 uren. De zaak betreft een straatroof die plaatsvond op 3 januari 2019, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft beroofd van zijn tas en pet, en daarbij geweld heeft gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de straatroof, ondanks zijn verweer dat hij niet actief had deelgenomen. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie grotendeels overgenomen, met uitzondering van de vrijspraak voor een ander ten laste gelegd feit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft besloten tot een combinatie van jeugddetentie en een leerstraf om de verdachte te helpen bij zijn ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/651009-19 (ter terechtzitting gevoegd: 10/661080-19)
Datum uitspraak: 24 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.G. de Jong, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 maart 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De rechtbank heeft in bijlage I de feiten van de tenlasteleggingen voorzien van een doorlopende nummering en zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 70 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 - bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de straatroof op 3 januari 2019, omdat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat hij hieraan een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De verdachte heeft verklaard bij het voorval aanwezig te zijn geweest, maar ook dat hij daarin geen aandeel had en op een afstandje stond toe te kijken. Dit is niet voldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen. Aan de herkenning door de aangever kan worden getwijfeld omdat het buiten donker was en het signalement, dat hij heeft opgegeven van de jongen die hem geslagen zou hebben, niet overeen komt met het signalement van de verdachte op dat moment. Ook zijn de camerabeelden te onduidelijk om te onderscheiden wie van de groep jongens bij de straatroof betrokken was.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 3 januari 2019 liep aangever [naam aangever] het metrostation aan de Hesseplaats uit en vervolgde zijn weg over de parkeerplaats van de naastgelegen flat. Op een gegeven moment had hij door dat hij werd achtervolgd door een groep jongens en draaide hij zich om. Toen hij stilstond, kwam één van de jongens op hem af, gevolgd door een ander. Op het moment dat deze twee jongens bij de aangever stonden, kwam de rest van de groep om hem heen staan en werd de aangever van zijn pet en tas met inhoud beroofd. Eén van de jongens heeft hem op zijn gezicht geslagen. De aangever heeft deze jongen omschreven als een Marokkaanse jongen, de rest van de jongens had volgens de aangever een donkere huidskleur. Twee dagen later zag de aangever de verdachte op straat lopen en herkende hem als de Marokkaanse jongen die hem had geslagen. Via vrienden kwam de aangever achter de naam en het telefoonnummer van de verdachte. Hij nam contact met hem op en de verdachte regelde een paar dagen later dat de aangever zijn pet terug kreeg.
Verbalisant [naam agent] heeft de camerabeelden van de snackbar aan de Hemingwayplaats bekeken en heeft daarop de aangever over de parkeerplaats zien lopen, waarna één jongen die hij persoon 3 noemt achter hem aan ging. Al snel voegde een tweede jongen, persoon 9, zich bij de aangever en persoon 3, en direct daarna volgden nog vijf anderen. Te zien is dat zich een confrontatie tussen de aangever en diverse leden van de groep achtervolgers voordoet en al snel stuift de groep jongens uiteen. De verdachte heeft verklaard dat hij deel uit maakte van de groep jongeren op de parkeerplaats, maar hij ontkent bij de straatroof betrokken te zijn geweest. Hij heeft zichzelf op de camerabeelden van de Hemmingwayplaats herkend als persoon 9. De verklaring van de verdachte dat hij op een afstand en van achter een geparkeerde auto de straatroof heeft gezien, maar daar niet zelf bij betrokken was, strookt niet met de camerabeelden.
De rechtbank is gelet op de aangifte en de herkenning van de verdachte door de aangever, de bevindingen van verbalisant [naam agent] en de verklaring van de verdachte dat hij persoon 9 op de camerabeelden is, van oordeel dat de verdachte deel uitmaakte van de groep jongens die de aangever van zijn tas en pet heeft beroofd en dat hij degene was die de aangever in het gezicht heeft geslagen. Het is de verdachte geweest die als tweede naar de aangever toerende en die in ieder geval op enig moment de wetenschap heeft gehad van waar de gestolen pet zich bevond, toen hij er voor zorgde dat de aangever deze terug zou krijgen. Daarnaast heeft de rechtbank geen reden om aan de herkenning van de verdachte door de aangever te twijfelen. Tot slot bevestigt het door de verbalisant bij de aangever opgemerkte letsel dat hij bij de straatroof is geslagen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Feit 2 - bewijswaardering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 03 januari 2019 te Rotterdam
op de openbare weg, de Hemingwayplaats,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening heeft weggenomen
een pet en een tas, met daarin een zonnebril en geld en
telefoonopladers,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en
vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, welk geweld en
welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- dreigend om die [naam slachtoffer 1] heen gaan staan en
- die [naam slachtoffer 1] (aldus doende) insluiten en de doorgang beletten en
- ( onverhoeds) de pet van het hoofd van die [naam slachtoffer 1] trekken en
- ( met kracht) trekken aan de tas van die [naam slachtoffer 1] en
- éénmaal (met kracht) slaan tegen
het oog en het jukbeen van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
subsidiair
hij op 25 november 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan die [naam slachtoffer 2] ,
- in de richting van die [naam slachtoffer 2] heeft gelopen en
- meermalen achter die [naam slachtoffer 2] heeft aangerend en
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft aangelopen en
- ( meermalen) (aan) die [naam slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
tegengehouden en/of getrokken en/of geduwd en
- meermalen aan de kleding van die [naam slachtoffer 2] heeft getrokken en
- die [naam slachtoffer 2] een knietje heeft gegeven en
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd: "ik weet dat je 4 barki bij je op zak hebt, lever maar in dan is er niks aan de hand" en "als je gaat rennen dan ga ik je slaan" en "geef mij een barki"" en "geef mij een bankoe", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2.poging tot afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer

verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij gebruik is gemaakt van geweld en bedreiging van geweld. Het slachtoffer werd door de verdachten op een parkeerterrein op een bedreigende wijze omsingeld en van zijn pet en tas met inhoud beroofd en op zijn hoofd geslagen. Straatroven zijn misdrijven waarvan de ervaring leert dat slachtoffers daar nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Ook tasten dergelijke misdrijven het gevoel van veiligheid in de samenleving aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich bijna een jaar later op zestienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing in vereniging. Deze afpersing ging gepaard met geweld en met bedreiging met geweld. Afpersingen, en ook de pogingen daartoe, zijn nare feiten. Het was voor het slachtoffer een angstige ervaring en het heeft ook bij anderen gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg gebracht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 maart 2019 ter zake van feit 1 en 5 maart 2020 ter zake van feit 2. Het meest recente rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Het algemeen recidive risico is hoog en het dynamisch risicoprofiel komt uit op laag op de kans op herhaling. De Raad ziet dat het op de meeste gebieden goed gaat met de verdachte, maar dat er risicofactoren zijn die de nodige aandacht vergen. Op de domeinen vaardigheden en relaties ziet de Raad zorgen. De zorgen over de relaties zijn vooral met betrekking tot het omgaan met antisociale vrienden en de mate van beïnvloedbaarheid. De verdachte geeft zelf aan te beseffen dat hij meegaat in het antisociale gedrag van zijn vrienden. Hij lijkt geneigd te zijn om een begin te maken met het kiezen van de juiste vrienden, maar lijkt nog geen zicht te hebben in welke vrienden pro-sociaal zijn en
welke antisociaal.
Aan de vaardigheden van de verdachte lijkt het ook te schorten. Hij lijkt geen inzicht te hebben in probleemsituaties en het maken van de juiste keuzes. Het is van belang dat de verdachte tools krijgt aangeboden om probleemsituaties uit de weg te gaan.
De verdachte heeft baat bij een leerstraf zodat hij niet meer met de politie in aanraking komt. De Raad adviseert daarom de leerstraf So-Cool zodat de verdachte leert om risicovolle situaties op een pro-sociale wijze op te lossen. Deze leerstraf sluit ook goed aan bij zijn cognitieve capaciteiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Mevrouw Wedervoort van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft ter zitting verklaard dat het toezicht goed verloopt. De verdachte gaat naar school en zet zich daar in en er is goed contact met hem en zijn ouders. Hij houdt zich aan de gemaakte afspraken en is op tijd thuis.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd, omdat zij van oordeel is dat de verdachte baat zal hebben bij de begeleiding van de jeugdreclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank gezien de ernst van de feiten een taakstraf, bestaande uit een leerstraf van na te noemen duur aan de verdachte opleggen.
Afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering van de benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.007,82 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert vanwege de late aanlevering.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat er geen plaats is voor immateriële schadevergoeding, omdat de gestelde psychische schade niet is onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade stelt de verdediging dat de posten ‘powerbank’, ‘contant geld’, ‘zonnebril’ en ‘adapter en kabel’ onvoldoende zijn onderbouwd en moeten worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal dit deel van de vordering worden toegewezen. Ten aanzien van de Louis Vuitton zonnebril matigt de rechtbank het schadebedrag naar € 348,00, rekening houdend met 20 procent afschrijving van het goed.
Daarnaast is, gelet op het vastgestelde lichamelijke letsel en de onderbouwing van de gevorderde immateriële schadevergoeding, vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met niet-ontvankelijkverklaring van wat aan hoofdsom meer is gevorderd. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 januari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.420,82, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 70 (zeventig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 50 (vijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende een jaar op door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
40 (veertig) uur, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject So-Cool van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 10/651009-19 die bij eerdere beslissing is geschorst;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 10/661080-19 die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 1.420,82 (zegge: veertienhonderd twintig euro en tweeëntachtig eurocent), bestaande uit € 920,82 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.420,82 (hoofdsom, zegge: veertienhonderd twintig euro en tweeëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F. Aukema-Hartog en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 03 januari 2019 te Rotterdam
op de openbare weg, de Hemingwayplaats,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een pet en/of een tas, met daarin (onder meer) een zonnebril en/of geld en/of
één of meer (telefoon)oplader(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- dreigend om die [naam slachtoffer 1] heen gaan staan, althans dreigend in de onmiddellijke
nabijheid van die [naam slachtoffer 1] gaan staan en/of
- die [naam slachtoffer 1] (aldus doende) insluiten en/of de doorgang beletten en/of
- ( onverhoeds) de pet van het hoofd van die [naam slachtoffer 1] trekken en/of
- ( met kracht) trekken en/of rukken aan de tas van die [naam slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen
het oog en/of het jukbeen, althans het gezicht, van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- in de richting van die [naam slachtoffer 2] heeft gelopen en/of
- ( meermalen) achter die [naam slachtoffer 2] heeft aangerend en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft aangelopen en/of
- ( meermalen)(aan) die [naam slachtoffer 2] (bij zijn kleding) heeft vastgepakt en/of
vastgehouden en/of tegengehouden en/of getrokken en/of geduwd en/of
- ( meermalen) aan de kleding van die [naam slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- die [naam slachtoffer 2] een knietje heeft gegeven en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd: "ik weet dat je 4 barki bij je op zak
hebt, lever maar in dan is er niks aan de hand" en/of "als je gaat rennen dan
ga ik je slaan" en/of "geef mij een barki"" en/of "geef mij een bankoe",
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan die [naam slachtoffer 2] ,
- in de richting van die [naam slachtoffer 2] heeft gelopen en/of
- ( meermalen) achter die [naam slachtoffer 2] heeft aangerend en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft aangelopen en/of
- ( meermalen)(aan) die [naam slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
tegengehouden en/of getrokken en/of geduwd en/of
- ( meermalen) aan de kleding van die [naam slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- die [naam slachtoffer 2] een knietje heeft gegeven en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd: "ik weet dat je 4 barki bij je op zak
hebt, lever maar in dan is er niks aan de hand" en/of "als je gaat rennen dan
ga ik je slaan" en/of "geef mij een barki"" en/of "geef mij een bankoe",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;