ECLI:NL:RBROT:2020:2541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
10/681062-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot doodslag met jeugddetentie en leerstraf

Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn uitvoeringshandelingen en de rol die hij speelde in de mishandeling van het slachtoffer, de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De verdachte heeft samen met anderen het slachtoffer op 15 november 2019 in Gorinchem zwaar mishandeld, waarbij hij op het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt terwijl deze weerloos op de grond lag. De rechtbank achtte de poging tot doodslag bewezen en legde een jeugddetentie op van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een leerstraf van 50 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lage intelligentieniveau en de invloed van groepsdruk. De rechtbank oordeelde dat de straffen passend waren gezien de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door de mishandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/681062-19
Datum uitspraak: 24 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. A. Heida, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 maart 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 93 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit de verlengde leerstraf So-Cool voor de duur van vijftig uur, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet blijkt dat hij opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Er kan niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat de tweede schop van de verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van de aangever met zich meebracht.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals uit de beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [naam agent] blijkt, was de verdachte op twee momenten betrokken bij de mishandeling van het slachtoffer. In eerste instantie was het de verdachte die het slachtoffer vast hield, zodat een ander hem kon slaan, en was de verdachte degene die het slachtoffer tackelde en naar de grond wierp. Toen het slachtoffer even later weerloos op de grond lag, is het de verdachte geweest die twee keer op hem is ingesprongen. Anderen hebben het slachtoffer op zijn hoofd gestampt en op verschillende plekken van zijn lichaam en hoofd gestompt en geslagen.
Het hoofd is één van de meest kwetsbare delen van het menselijk lichaam, waarbij in het geval van toegepast geweld het gevolg niet zelden fataal blijkt te zijn. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte gezien de uitvoeringshandelingen en de rol die hij in het geheel van de mishandeling speelde, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door het geweld zou komen te overlijden. Uit zijn handelen leidt de rechtbank af dat de verdachte deze kans welbewust heeft aanvaard en de rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte in voorwaardelijke vorm opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen. De rechtbank acht gezien de geweldshandelingen die door de overige verdachten zijn gepleegd, daarbij bewezen dat de verdachte dit feit in vereniging heeft begaan.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 november 2019 te Gorinchem
ter uitvoering van het voornemen om
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen (telkens) (met kracht) heeft
geschopt/getrapt tegen/op het hoofd van die [naam slachtoffer] (terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag in vereniging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag in vereniging. Hij heeft zich op laten jutten door groepsdruk en het gevoel mee te moeten doen. Verschillende personen hebben het slachtoffer onder meer op het hoofd gestampt en geslagen toen hij weerloos op de grond lag. Omstanders hebben het voorval gefilmd en op het internet geplaatst, wat extra vervelend is voor het slachtoffer, omdat hij tot op de dag van vandaag met de beelden wordt geconfronteerd.
Een dergelijke vorm van heftig geweld, zeker als dat wordt gepleegd door een overmacht aan personen zonder een duidelijke aanleiding, is een ernstig feit. De verdachte en zijn mededaders hebben zonder enige aanleiding de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld daarvan nog langdurig lichamelijke en psychische klachten ondervinden en dit blijkt ook uit de ter zitting voorgehouden slachtofferverklaring van de vader van het slachtoffer. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust, onveiligheid en angst in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid (hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 maart 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is een zestienjarige jongen, die functioneert op zeer moeilijk lerend niveau. Hij doet het binnen de huidige begeleiding goed en er wordt betrokkenheid vanuit het gezin van de verdachte gezien. Op school en op zijn werk/stage laat hij positief gedrag zien. Hij is gevoelig voor het gezag van de jeugdreclassering, en vanwege de avondklok hebben ouders meer zicht op hem.
De jeugdreclassering ziet vooral aandachtspunten op het gebied van het voor zichzelf opkomen en omgaan met boosheid. De verdachte lijkt geleerd te hebben van het strafbare feit, waarbij hij betrokken is geweest. De jeugdreclassering vraagt zich af of de verdachte dit geleerde ook in andere situaties toe kan passen. Vanuit de thuissituatie ziet de jeugdreclassering risico's bij het ouderlijk toezicht, met name in de avonduren. Nu is er zicht op de verdachte vanwege de avondklok, maar het risico bestaat dat met het verdwijnen van de avondklok hij in de avonden weer zijn eigen gang kan gaan.
De jeugdreclassering vindt een leerstraf het meest passend, zodat de verdachte daar kan leren om beter voor zichzelf op te komen en hij kan leren op een goede manier met boosheid om te gaan. Gezien zijn intelligentieprofiel sluit de uitgebreide versie van de leerstraf So-Cool het beste bij hem aan. Daarnaast is voortzetting van jeugdreclasseringsbegeleiding nodig, zodat de verdachte en ouders ook na het wegvallen van de avondklok verder begeleid worden. Gezien het intelligentieniveau van de verdachte is begeleiding vanuit de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep het meest passend. Gezien bovenstaande adviseert de jeugdreclassering om aan de verdachte, mocht het strafbare feit bewezen geacht worden, de leerstraf So-Cool met daarbij een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd op te leggen, met daaraan gekoppeld begeleiding door de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep.
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 februari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Het algemeen recidiverisico is hoog en het dynamisch risicoprofiel is midden, neigend naar hoog. Op de domeinen relaties, vrije tijd, attitude, agressie en vaardigheden komen de meeste zorgen naar voren.
De Raad acht een voorwaardelijke jeugddetentie en het opleggen van een leerstraf pedagogisch gezien passend om herhaling van delictgedrag te voorkomen, omdat deze inzet op het vergroten van de vaardigheden van de verdachte. De Raad maakt zich forse zorgen om verdachtes gebrek aan vaardigheden, voortkomend uit zijn lage intelligentieniveau. Dit gebrek aan vaardigheden uit zich in beïnvloedbaarheid, gevoeligheid voor groepsdruk en sociale status, beperkte weerbaarheid tegen antisociale contact en beperkt inzicht. Het ontbreekt hem aan zelfcontrole en adequate handelingsalternatieven.
Gezien de zorgen omtrent verdachtes contacten met antisociale jongeren en zijn gebrek aan weerbaarheid hiertegen, acht de Raad het wenselijk dat het contactverbod met zijn medeverdachten en de avondklok in eerste instantie gehandhaafd blijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op bovengenoemde rapporten.
Ter zitting heeft mevrouw Van Hoek van de jeugdreclassering meegedeeld dat de begeleiding van de verdachte goed verloopt. Zij is van mening dat het opnieuw opleggen van een avondklok geen toegevoegde waarde zal hebben, omdat deze net is gestopt en het aan de verdachte is om te laten zien dat hij zich aan de afspraken met zijn ouders kan houden. Ook is mevrouw Van Hoek van mening dat een contactverbod niet noodzakelijk is, omdat de verdachte moet laten zien dat hij voor zichzelf kan opkomen en het geleerde in de praktijk kan brengen. Mevrouw Van Hoek staat achter de overdracht van de begeleiding aan de William Schrikker Groep.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de jeugdreclassering en de Raad begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank gezien de ernst van het feit een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, van na te noemen duur aan de verdachte opleggen.
Afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering van de benadeelde partij

Ter zake van het ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] , zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 297,87 aan materiële schade en een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het materiële deel van de vordering ten aanzien van de kosten van de tweede factuur voor het herstellen van de beugel van het slachtoffer en het vergoeden van de rugzak af te wijzen. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging verzocht deze grotendeels af te wijzen omdat de opgevoerde omstandigheden geen hoge vergoeding zoals gevorderd rechtvaardigen.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Materieel
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat ook de vervangen rugzak en de tweede factuur van de orthodontist voor vergoeding in aanmerking komen en zal de materiële vordering in zijn geheel toewijzen.
Immaterieel
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van de betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.297,87, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 93 (drieënnegentig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het
einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de
jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
gedurende een jaar op geen enkele manier, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte:
[naam medeverdachte 1] (roepnaam [naam medeverdachte 1] ), geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 1] ;
[naam medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 2] ;
gedurende een jaar op geen enkele manier, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer:
[naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005 te [geboorteplaats slachtoffer] ;
- zich gedurende een jaar niet samen op straat bevindt met medeverdachte [naam medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 3] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 3] ;
- naar school gaat, overeenkomstig het rooster, en/of een andere positieve dagbesteding heeft;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uur, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject So-Cool van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen een bedrag van
€ 3.297,87(zegge: drieduizend tweehonderd zevenennegentig euro en zevenentachtig eurocent), bestaande uit € 297,87 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.297,87(zegge: drieduizend tweehonderd zevenennegentig euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Gorinchem
ter uitvoering van het voornemen om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) heeft
geschopt/getrapt tegen/op het hoofd van die [naam slachtoffer] (terwijl die [naam slachtoffer]
op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Gorinchem,
op of aan de openbare weg, in het Gijsbert van Andelpark,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- trappen/schoppen en/of slaan/stompen op/tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam en/of
- vasthouden van en/of naar de bosjes geleiden, althans voorkomen dat die [naam slachtoffer]
weg kon komen en/of
- geven van (een) knietje(s) tegen de bil, althans tegen het lichaam en/of
- filmen van die [naam slachtoffer] en/of
- op luide toon toevoegen van de woorden: "We snijden zijn ballen eraf",
althans woorden van gelijke strekking;