ECLI:NL:RBROT:2020:2540

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
10/681059-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor openlijk geweld en poging tot doodslag in Gorinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging en poging tot doodslag. De feiten vonden plaats in november 2019 in Gorinchem. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust de kans op het overlijden van het slachtoffer had aanvaard, gezien zijn rol in het geweldsincident. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 107 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een ADHD-stoornis, en de invloed van groepsdruk. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, maar vond de gepleegde feiten ernstig, vooral gezien de impact op de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/681059-19
Datum uitspraak: 24 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.H. Kroon, advocaat te Leerdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 maart 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 137 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Feit 2
4.2.1.
bewijswaardering van het primair ten laste gelegde
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde, omdat hij geen opzet had op het in vereniging van het leven beroven van het slachtoffer. Hij heeft niet bewust de aanmerkelijke kans op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanvaard, omdat hij bij het maken van de sprong het hoofd van het slachtoffer niet heeft geraakt.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals uit de beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [naam agent] blijkt, is de verdachte met een aanloop op het slachtoffer ingesprongen en heeft de verdachte met kracht op het hoofd van het slachtoffer gestampt toen hij weerloos op de grond lag. Ook anderen hebben het slachtoffer geschopt en geslagen op verschillende plekken van diens lichaam, waaronder op het hoofd en in de buik.
Het hoofd is één van de meest kwetsbare delen van het menselijk lichaam, waarbij in het geval van toegepast geweld het gevolg niet zelden fataal blijkt te zijn. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, gezien zijn uitvoeringshandelingen en de rol die hij in het geheel van de mishandeling heeft gespeeld, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door het geweld zou komen te overlijden. Uit zijn handelen leidt de rechtbank af dat de verdachte deze kans welbewust heeft aanvaard en de rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte in voorwaardelijke vorm opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen. De rechtbank acht gezien de geweldshandelingen die door de overige verdachten zijn gepleegd, daarbij bewezen dat de verdachte dit feit in vereniging heeft begaan.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde begaan op die wijze dat:
1.
Hij op 08 november 2019
te Gorinchem, op de openbare weg, de Willem de Vries Robbeweg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, (telkens) (met kracht)
- slaan/stompen op het hoofd en op het lichaam en- geven van een knietje in het gezicht en
- schoppen tegen het lichaam;
2.
primair
hij op 15 november 2019 te Gorinchem
ter uitvoering van het voornemen om
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen (telkens) (met kracht) heeft
geschopt/getrapt tegen/op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] (terwijl die [naam slachtoffer 2] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

2.poging tot doodslag in vereniging

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging en een poging tot doodslag in vereniging. De verdachte heeft zich naar eigen zeggen laten opjutten door verhalen die de ronde deden en door de vele jongeren om zich heen waardoor hij groepsdruk ervoer. Omstanders hebben de voorvallen gefilmd en op het internet geplaatst, wat extra vervelend voor de slachtoffers is, omdat zij tot op de dag van vandaag met de beelden worden geconfronteerd.
Openlijk geweld, zeker als dat wordt gepleegd door een overmacht aan personen zonder een duidelijke aanleiding, is een ernstig feit. De verdachte en zijn mededaders hebben zonder enige aanleiding de lichamelijke integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld daarvan nog langdurig lichamelijke en psychische klachten ondervinden, en dit blijkt ook uit de ter zitting voorgehouden slachtofferverklaringen. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust, onveiligheid en angst in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen op de terechtzitting
Orthopedagoog Generalist NVO E.E. ter Borg heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 februari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van een aandachtsdeficiëntie/ hyperactiviteit-stoornis (ADHD), gecombineerd beeld, in ernstige mate. Hiervan was sprake ten tijde van het ten laste gelegde en het beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte is vanwege de met zijn ADHD samenhangende ontbrekende zelfcontrole, zwakke zelfbeheersing en beïnvloedbaarheid niet in staat geweest zijn gedrag voldoende te reguleren. Dit kwam doordat hij, deel uitmakend van een groep, overprikkeld en volledig in beslag genomen werd door de groepsleden. Oplopende agressie en tenslotte een onbeheerste woedebui met ernstig fysiek geweld waren het gevolg.
Onderzoeker is van mening dat de ADHD verdachtes keuzevrijheid zeer begrensde. Door zijn stoornis raakt hij snel gespannen en beschikt hij niet over adequate emotieregulatiemechanismen om de opwinding te laten afvloeien. Ook was hij vergeten zijn ADHD-medicijn te slikken, waarvan normaal een dempende werking uitgaat. De verdachte functioneert op een laag begaafd/moeilijk lerend niveau, wat ook kan hebben doorgewerkt in zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde. De onderzoeker acht de doorwerking van de aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteit-stoornis en zijn cognitieve functioneren in zijn gedrags-keuzes ten tijde van de feiten (indien bewezen) aannemelijk en adviseert op basis van deze factoren betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het hem ten laste gelegde.
De risico- en beschermende factoren tegen elkaar afgezet, leveren een matig verhoogd risico op toekomstig gewelddadig handelen indien geen voortzetting van de behandeling plaatsvindt (behandeling is in het kader van de schorsingsvoorwaarden al gestart). De met ADHD samenhangende enigszins ontbrekende zelfcontrole, zwakke zelfbeheersing en beïnvloedbaarheid in combinatie met het ervaren van stress zijn de belangrijkste risicofactoren. De betrokkenheid van ouders en de wil om mee te werken aan hulpverlening van zowel de verdachte als ouders, zijn hierbij de belangrijkste beschermende factoren.
Behandeling en begeleiding zijn noodzakelijk. Voortzetting van het schorsingsplan (met in de toekomst een uitbreiding van PMT naar een systemische variant) wordt geadviseerd, tevens dient de jeugdreclasseringsmaatregel gecontinueerd te worden om de behandeling en invulling van de dagbesteding te monitoren. Geadviseerd wordt bij bewezenverklaring de interventies met een voorwaardelijk strafdeel, namelijk een jeugddetentie, op te leggen.
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 februari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De Raad acht het van belang dat het reeds ingezette traject omtrent de schoolgang van de verdachte wordt voorgezet en gemonitord, dat er aandacht is voor het inkleden van werk en een positieve en structurele vrijetijdsbesteding en dat er toezicht blijft op het sociale netwerk van de verdachte. Er wordt reeds psychomotore therapie ingezet en dit zal in de komende periode worden uitgebreid richting het systeem. De jeugdreclassering dient toezicht te houden op het verloop hiervan en eventueel aanvullende hulp in te zetten wanneer dit nodig wordt geacht.
De Raad adviseert de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende door de gecertificeerde instelling te bepalen periode (die loopt tot maximaal einde proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling noodzakelijk acht;
- op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten en slachtoffers zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan een avondklok, waarvan de tijdstippen nader worden bepaald door de jeugdreclassering, voor zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent aan specialistische hulpverlening, zoals PMT,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming west te Dordrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Jeugdbescherming west heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 maart 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in. De verdachte laat sinds zijn schorsing een positieve lijn zien. Hij werkt goed mee met de ingezette hulp en onderwijs. Jeugdbescherming west kan zich vinden in de adviezen van de orthopedagoog en de Raad.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Ter zitting heeft mevrouw Holleman van Jeugdbescherming west bevestigd dat de begeleiding van de verdachte goed verloopt. De avondklok en het huisarrest zijn gestopt en hij werkt goed mee op school en bij PMT.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de orthopedagoog gedragen worden door haar bevindingen en door wat ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank gezien de ernst van de feiten een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur aan de verdachte opleggen.
Afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

[naam benadeelde 1]
Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde 1] , vertegenwoordigd door mr. S.M. Diekstra, zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 509,86 aan materiële schade en een bedrag van € 9.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen voor de materiële schade en tot een bedrag van € 5.000,00 voor de immateriële schade.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vordering aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de onevenredige belasting van het strafgeding of deze te matigen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Materieel
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Immaterieel
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van de betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.509,86, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[naam benadeelde 2]
Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde 2] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] , zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 297,87 aan materiële schade en een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen.
8.6.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vordering aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de onevenredige belasting van het strafgeding of deze te matigen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
8.7.
Beoordeling door de rechtbank
Materieel
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Immaterieel
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van de betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.297,87, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 107 (honderdzeven) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
gedurende een jaar op geen enkele manier, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten;
[naam medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 1] (Nepal);
[naam medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 2] ;
[naam medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 3] 2003 te [geboorteplaats medeverdachte 3] ;
gedurende een jaar op geen enkele manier, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers;
[naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2004 te [geboorteplaats slachtoffer 1] ;
[naam slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2005 te [geboorteplaats slachtoffer 2] ;
- zijn medewerking verleent aan specialistische hulpverlening, zoals psychomotore therapie
(PMT);
- zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
bepaalt dat de veroordeelde de werkstraf binnen negen maanden moet voldoen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen een bedrag van
€ 1.509,86(zegge vijftienhonderdennegen euro en zesentachtig eurocent), bestaande uit € 509,86 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.509,86(zegge: vijftienhonderdennegen euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen een bedrag van
€ 3.297,87(zegge: drieduizend tweehonderd zevenennegentig euro en zevenentachtig eurocent), bestaande uit € 297,87 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.297,87(zegge: drieduizend tweehonderd zevenennegentig euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 november 2019 te Gorinchem,
op of aan de openbare weg, de Willem de Vries Robbeweg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- slaan/stompen op het hoofd en/of op het lichaam en/of
- geven van een knietje in het gezicht, althans op het hoofd en/of
- schoppen tegen het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Gorinchem
ter uitvoering van het voornemen om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) heeft
geschopt/getrapt tegen/op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] (terwijl die [naam slachtoffer 2] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2019
te Gorinchem, op of aan de openbare weg, het Gijsbert van Andelpark,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- trappen/schoppen en/of slaan/stompen op/tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam en/of
- vasthouden van en/of naar de bosjes geleiden, althans voorkomen dat die [naam slachtoffer 2]
weg kon komen en/of
- geven van (een) knietje(s) tegen de bil, althans tegen het lichaam en/of
- filmen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- op luide toon toevoegen van de woorden: "We snijden zijn ballen eraf",
althans woorden van gelijke strekking;