ECLI:NL:RBROT:2020:2539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
10/681060-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor openlijke geweldpleging en mishandeling met vrijspraak van poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van vier openlijke geweldplegingen en mishandeling in Gorinchem in november 2019. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de openlijke geweldplegingen en mishandeling, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met anderen tijdens het geweld, en dat het geweld niet gericht was op het doden van het slachtoffer. De verdachte kreeg een jeugddetentie van 137 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 101 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een aanpassingsstoornis en de invloed van groepsdruk. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan een behandeling bij De Waag. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/681060-19
Datum uitspraak: 24 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Nepal) op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. F. Folkers, advocaat te Gorinchem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 maart 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 197 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de meldplicht bij de jeugdreclassering, hij deelneemt aan een behandeling bij De Waag en zich aan een contactverbod voor de duur van een jaar houdt met de medeverdachten en met de slachtoffers;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van de feiten 1, 2, 4 en 5
De onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Feit 3
4.2.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geweld dat de verdachte tegen het slachtoffer heeft gebruikt, van een dusdanige aard was dat hem een poging tot doodslag van het slachtoffer kan worden verweten. Dit geldt tevens voor het door anderen toegepaste geweld dat zich daarna voordeed en dat mede aan de verdachte kan worden toegerekend, ook al deed hij daar zelf niet meer aan mee.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft bekend geweld tegen het slachtoffer te hebben gebruikt maar, zoals ook uit de camerabeelden blijkt, heeft hij zijn geweld op enig moment gestaakt en was hij niet betrokken bij de mishandeling van het slachtoffer toen deze in de bosjes op de grond lag en er onder andere naar zijn hoofd werd geschopt. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten was op dat moment derhalve geen sprake meer. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit het door de verdachte gebruikte geweld niet kan worden afgeleid dat het opzet van de verdachte gericht was op het van het leven beroven van het slachtoffer of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De verdachte zal om die reden van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Conclusie
Het onder 3 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal worden vrijgesproken van een poging tot doodslag of tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.2.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het subsidiair ten laste gelegde
Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 08 november 2019
te Gorinchem, op de openbare weg, de Willem de Vries Robbeweg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, (telkens) (met kracht)
- slaan/stompen op het hoofd en op het lichaam en- geven van een knietje in het gezicht en
- schoppen tegen het lichaam;
2.
hij
op 12 november 2019
te Gorinchem
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2] , meermaals, (telkens) (met kracht) te duwen en te slaan en te schoppen tegen het lichaam;
3.
subsidiair
hij
op 15 november 2019 te Gorinchem,
op de openbare weg, in het Gijsbert van Andelpark,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 3] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, (telkens) (met kracht)
- stompen tegen het hoofd en
- vasthouden van en naar de bosjes geleiden
vandie [naam slachtoffer 3] en
- geven van (een) knietje(s) tegen de bil en
- filmen van die [naam slachtoffer 3] en
- op luide toon toevoegen van de woorden: "We snijden zijn ballen eraf";
4.
hij
op 15 november 2019
te Gorinchem, op de openbare weg, het Gijsbert van Andelpark,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 4] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, (telkens) (met kracht)
- slaan en stompen op het hoofd en
- vasthouden van en duwen tegen het lichaam en
- trappen/schoppen tegen het lichaam;
5.
hij
op 17 november 2019
te Gorinchem, op de openbare weg, de Kraansteeg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 5] ,
welk geweld bestond uit het (telkens) (met kracht)
- springen op de rug en
- toevoegen van de woorden: "Wat doe je kankerstoer" en "Je moet niet stoer
doen" en
- slaan/stompen in de nek en op de kaak, en op het lichaam en
- trappen tegen het been.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

2.mishandeling

3.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

4.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd in ruim een week tijd schuldig gemaakt aan vier openlijke geweldplegingen en één mishandeling. De verdachte heeft zich naar eigen zeggen laten opjutten door verhalen die de ronde deden. Op het moment dat hij aan het vechten was, voelde hij de druk van de vele jongeren om zich heen. Omstanders hebben een aantal van de voorvallen gefilmd en op het internet geplaatst, wat extra vervelend voor de slachtoffers is, omdat zij tot op de dag van vandaag met de beelden worden geconfronteerd.
Openlijk geweld, zeker als dat wordt gepleegd door een overmacht aan personen zonder een duidelijke aanleiding, is een ernstig feit. De verdachte en zijn mededaders hebben zonder enige aanleiding de lichamelijke integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld daarvan nog langdurig lichamelijke en psychische klachten ondervinden, en dit blijkt ook uit de ter zitting voorgehouden slachtofferverklaringen. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust, onveiligheid en angst in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen op de terechtzitting
Orthopedagoog Generalist NVO E.E. ter Borg heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 februari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een aanpassingsstoornis, persisterend, met primair een stoornis in het gedrag. Acculturatie problematiek maakt hiervan deel uit. Deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte voelt zich snel afgewezen en gekrenkt, reageert daarop met boosheid en agressie en raakt vooral in groepen makkelijk overprikkeld door zijn behoefte erbij te willen horen. Hij kan op zulke momenten ondoordacht om zich heen slaan, zonder enig besef van de gevolgen hiervan voor zijn slachtoffers.
Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. In de huidige situatie van overvraging, onduidelijke dagbesteding en door groepsdruk veroorzaakte overprikkeling komen de beperkingen op gedragsmatig (en moreel vlak) verscherpt naar voren. Met zijn zwakke vaardigheden om emoties en spanningen te reguleren, bestaan er aanzienlijke beperkingen in het vermogen tot zelfsturing. De verdachte neemt (nam) hierdoor onvoldoende verantwoordelijkheid om herhaling van gewelddadig gedrag te voorkomen. De kans op recidive wordt ingeschat als matig verhoogd.
Geadviseerd wordt een behandeling bij een forensisch-psychologische voorziening, zoals De Waag. Deze dient gericht te worden op de emotie-regulatie van de verdachte, de identiteitsontwikkeling, het vergroten van de weerbaarheid en meer zicht op en aandacht voor de impuls-regulatie.
Tevens dient een systemische component, zoals begeleide ouder-kind gesprekken, onderdeel van de behandeling te zijn. Naast bovengenoemde behandelinterventies dient de jeugdreclasseringsmaatregel voortgezet te worden om de behandeling en invulling van de dagbesteding te monitoren.
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 maart 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is een jongen met weinig identiteit, die gericht is op zijn omgeving op zoek naar erkenning. Hij wil mede hierdoor in de groep indruk maken. Hij heeft moeilijkheden met het omgaan met zijn gevoelens en voelt zich al snel afgewezen (vooral ook met betrekking tot zijn afkomst) en kan daarop boos en gekrenkt reageren. Vanuit zijn voorgeschiedenis komt een gebrek aan continuïteit in zijn leven naar voren met een zwakke identiteitsontwikkeling en psychosociale klachten tot gevolg. Deze zijn de laatste maanden tot uiting gekomen in norm overschrijdend gedrag.
De Raad sluit zich aan bij de adviezen van de orthopedagoog. Gelet op de ernst van de delictpleging waarvan de verdachte wordt verdacht, acht de Raad naast de inzet van bovengenoemd hulpverleningstraject een werkstraf passend.
De Raad adviseert de rechtbank de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad om hem een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- op geen enkele manier, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten en slachtoffers, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zich zal houden aan een avondklok, waarvan de tijdstippen door de jeugdreclassering worden bepaald, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- medewerking geeft aan specialistische hulpverlening, zoals psychomotorische therapie (PMT), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, dit bij voorkeur bij een voorziening die ook de aanbevelingen vanuit het persoonlijkheidsonderzoek met betrekking tot de systemische component kan uitvoeren, zoals begeleide ouder-kind gesprekken;
- een schoolopleiding volgt en op passende wijze afmaakt;
- een vrije tijdsbesteding vindt die past bij zijn interesse en mogelijkheden;
- medewerking verleent aan de voorbereiding van en deelname aan herstelbemiddelingsgesprekken.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid (hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 maart 2020, waaruit blijkt dat de jeugdreclassering zich kan vinden in de door de orthopedagoog en de Raad gegeven adviezen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Ter zitting heeft mevrouw Holleman van de jeugdreclassering meegedeeld dat de begeleiding van de verdachte in het kader van zijn schorsing goed verloopt. De verdachte volgt onderwijs bij Pasvorm en hij is met PMT begonnen wat hem goed bevalt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de orthopedagoog gedragen worden door haar bevindingen en door wat ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank gezien de ernst van de feiten een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur aan de verdachte opleggen.
Afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

[naam benadeelde 1]
Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde 1] , vertegenwoordigd door mr. S.M. Diekstra, zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 509,86 aan materiële schade en een bedrag van € 9.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen voor de materiële schade en tot een bedrag van € 5.000,00 voor de immateriële schade.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vordering aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen en deze voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdediging heeft verzocht de verdachte en zijn medeverdachten niet hoofdelijk te veroordelen, gezien het geringe aandeel van de verdachte.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Materieel
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Immaterieel
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken.
Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van de betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.509,86, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[naam benadeelde 2]
Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde 2] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] , zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 742,20 aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen.
8.6.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vordering aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging verzocht de vordering de matigen en deze voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
8.7.
Beoordeling door de rechtbank
Materieel
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Immaterieel
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.492,20, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[naam benadeelde 3]
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde 3] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 2] , zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 297,87 aan materiële schade en een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.9.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen.
8.10.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vordering aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen en deze voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdediging heeft verzocht de verdachte en zijn medeverdachten niet hoofdelijk te veroordelen.
8.11.
Beoordeling door de rechtbank
Materieel
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Immaterieel
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken.
Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van de betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.297,87, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[naam benadeelde 4]
Ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde 4] , vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Soekhai, zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 90,00 aan materiële schade en een bedrag van € 599,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast wordt een niet nader genoemd bedrag gevorderd als voorschot op nog te maken kosten.
8.13.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het gevorderde bedrag en voor het overige niet ontvankelijk te verklaren.
8.14.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gehele vordering aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
8.15.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering voor de gekwantificeerde schade worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard; dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van de betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.16.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 689,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 137 (honderdzevenendertig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
medewerking verleent aan specialistische hulpverlening bij De Waag of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
gedurende een jaar op geen enkele manier, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten:
[naam medeverdachte 1] (roepnaam [naam medeverdachte 1] ), geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 1] ;
[naam medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 2] ;
[naam medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 3] 2003 te [geboorteplaats medeverdachte 3] ;
gedurende een jaar op geen enkele manier, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers:
[naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2004 te [geboorteplaats slachtoffer 1] ;
[naam slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 2004 te [geboorteplaats slachtoffer 4] ;
[naam slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2005 te [geboorteplaats slachtoffer 2] ;
[naam slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2005 te [geboorteplaats slachtoffer 3] ;
[naam slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 5] 2005 te [geboorteplaats slachtoffer 5] ;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
101 (honderd en één) uur,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
bepaalt dat de veroordeelde de werkstraf binnen achttien maanden moet voldoen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen een bedrag van
€ 1.509,86(zegge vijftienhonderdennegen euro en zesentachtig eurocent), bestaande uit € 509,86 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.509,86(zegge: vijftienhonderdennegen euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen een bedrag van
€ 1.492,20(zegge: veertienhonderd tweeënnegentig euro en twintig eurocent), bestaande uit € 742,20 aan materiële schade en
€ 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
1.492,20(zegge: veertienhonderd tweeënnegentig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]te betalen een bedrag van
€ 3.297,87(zegge: drieduizend tweehonderd zevenennegentig euro en zevenentachtig eurocent), bestaande uit € 297,87 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.297,87(zegge: drieduizend tweehonderd zevenennegentig euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 4]te betalen een bedrag van
€ 689,00(zegge: zeshonderdnegenentachtig euro), bestaande uit € 90,00 aan materiële schade en € 599,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 689,00(zegge: zeshonderdnegenentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
hij
op of omstreeks 08 november 2019
te Gorinchem, op of aan de openbare weg, de Willem de Vries Robbeweg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- slaan/stompen op het hoofd en/of op het lichaam en/of
- geven van een knietje in het gezicht, althans op het hoofd en/of
- schoppen tegen het lichaam;
2.
hij
op of omstreeks 12 november 2019
te Gorinchem
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2] , meermaals, althans
eenmaal (telkens) (met kracht) te duwen en/of te slaan en/of te schoppen tegen
het lichaam;
3.
hij
op of omstreeks 15 november 2019
te Gorinchem
ter uitvoering van het voornemen om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 3] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) heeft
geschopt/getrapt tegen/op het hoofd van die [naam slachtoffer 3] (terwijl die [naam slachtoffer 3]
op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Gorinchem,
op of aan de openbare weg, in het Gijsbert van Andelpark,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 3] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- trappen/schoppen en/of slaan/stompen op/tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam en/of
- vasthouden van en/of naar de bosjes geleiden, althans voorkomen dat die [naam slachtoffer 3]
weg kon komen en/of
- geven van (een) knietje(s) tegen de bil, althans tegen het lichaam en/of
- filmen van die [naam slachtoffer 3] en/of
- op luide toon toevoegen van de woorden: "We snijden zijn ballen eraf",
althans woorden van gelijke strekking;
4.
hij
op of omstreeks 15 november 2019
te Gorinchem, op of aan de openbare weg, het Gijsbert van Andelpark,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 4] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- slaan en/of stompen op het hoofd, althans op het lichaam en/of
- vasthouden van en/of duwen tegen het lichaam en/of
- trappen/schoppen tegen het lichaam;
5.
hij
op of omstreeks 17 november 2019
te Gorinchem, op of aan de openbare weg, de Kraansteeg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 5] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- springen op de rug en/of
- toevoegen van de woorden: "Wat doe je kankerstoer" en/of "Je moet niet stoer
doen", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- slaan/ stompen in de nek en/of op de kaak, althans op het hoofd en/of op het
lichaam en/of
- trappen tegen het/de be(e)n(en).