ECLI:NL:RBROT:2020:2522

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
10-230575-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en bedreiging, met gebruik van een vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een woningoverval. De overval vond plaats op 22 september 2019 in Zwijndrecht, waarbij het slachtoffer, naakt en vastgebonden op bed, onder bedreiging van geweld werd gedwongen om zijn bankpas- en telebankiercodes prijs te geven. De verdachten hadden gewacht tot het slachtoffer reageerde op een escortadvertentie, waarna de escort het slachtoffer in een kwetsbare positie bracht. Tijdens de overval werd het slachtoffer met een kussen op zijn gezicht gedrukt en onder bedreiging van een hard voorwerp gedwongen om zijn codes te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, de woning is binnengekomen en het slachtoffer heeft bedreigd. Bij de verdachte werd later een geladen revolver aangetroffen, wat leidde tot een hogere straf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden op, evenals een maatregel tot beperking van de vrijheid voor vijf jaar, met een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, die voortkwam uit de materiële en immateriële schade die het slachtoffer had geleden door de overval.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-230575-19
Datum uitspraak: 19 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. E. Kaya, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaar, te weten een contactverbod met de aangever [naam slachtoffer] en een locatieverbod voor de gemeente Zwijndrecht, welke maatregel ook dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 1)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er onvoldoende bewijs is om tot een veroordeling te komen, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De belastende verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] is inconsistent en niet betrouwbaar. Daarnaast geldt dat haar verklaring niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund zodat het bewijsminimum niet wordt gehaald. De verdachte heeft verklaard dat hij tussen 18:00 en 20:00 uur in Zwijndrecht bij het station is opgehaald en vervolgens samen met een vriend en twee dames in een rijtjeswoning is geweest. De Samsung telefoon is zijn oude telefoon die hij vaker uitleent.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Aangever [naam slachtoffer] (hierna: aangever) heeft op 22 september 2019 rond 17:00 uur via de website sexjobs.nl een afspraak met escort [naam escort] gemaakt. Omstreeks 19:00 uur heeft [naam escort] bij aangever thuis in Zwijndrecht aangebeld, het bedrag van € 200,- dat zij waren overeengekomen aangenomen en dat bedrag naar haar auto gebracht. Daarna is zij terug naar de woning van aangever gegaan, waarna zij zich naar zijn slaapkamer hebben begeven. Aangever heeft zich uitgekleed en [naam escort] heeft hem met veters vastgebonden aan zijn bed. [naam escort] heeft de slaapkamer verlaten en kort daarna zag aangever twee of drie mannen zijn slaapkamer binnenkomen. Aangever kreeg een kussen op zijn gezicht gedrukt en er werd een hard voorwerp tegen zijn borst gedrukt. De mannen hebben de woning van aangever doorzocht en verschillende goederen meegenomen. Aangever werd, in de hulpeloze situatie waarin hij verkeerde, gedwongen de codes van zijn bankpas, mobiele telefoon en mobiel bankieren te geven. Nadat de personen zijn woning hadden verlaten heeft aangever zich los weten te maken en de politie gebeld om aangifte te doen.
Later die avond – het is dan inmiddels 23 september 2019, 1:18 uur – zijn in Zwijndrecht de inzittenden van een Renault Megane met het kenteken [kentekennummer] in het kader van de Wegenverkeerswet aan een politiecontrole onderworpen. Naast de bestuurder [naam medeverdachte 2] bleken de verdachten [naam verdachte] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] inzittenden te zijn van die auto.
De politie heeft na het opnemen van de aangifte een spoedtap laten aansluiten op het telefoonnummer dat [naam escort] gebruikte voor het contact met aangever. Op basis van de zendmastgegevens van die telefoon (hierna ook: de werktelefoon) kreeg de politie later die nacht een Renault Megane met het kenteken [kentekennummer] in zicht met vier inzittenden. Die auto verplaatste zich parallel aan de telefoon. Daarom is de politie die auto gaan volgen. Gezien werd dat één van de inzittenden uitstapte in Zoetermeer. Later wordt die persoon herkend als [naam verdachte] . De auto verplaatste zich daarna naar Den Haag waar de inzittenden werden gecontroleerd. In de auto werden wederom de verdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] en ook [naam 1] aangetroffen. Omdat de stem van verdachte [naam medeverdachte 1] overeen bleek te komen met de stem van de persoon die te horen is in de gesprekken van de afgeluisterde telefoon van [naam escort] , werden de inzittenden aangehouden.
De volgende ochtend is ook verdachte [naam verdachte] aangehouden. In zijn woning zijn onder andere de werktelefoon met het door [naam escort] gebruikte telefoonnummer en een vuurwapen aangetroffen.
Aangever heeft verdachte [naam medeverdachte 1] op een foto herkend als [naam escort] .
De verdachten ontkennen in eerste instantie allemaal iets met de woningoverval te maken te hebben. In haar derde verhoor legt verdachte [naam medeverdachte 1] echter een uitgebreide en gedetailleerde bekennende verklaring af.
Verklaring [naam medeverdachte 1]
In haar derde politieverhoor verklaart [naam medeverdachte 1] dat zij samen met medeverdachten [naam medeverdachte 3] , [naam verdachte] en een man die zij kent als ‘ [schuilnaam] ’ bij de overval betrokken is geweest. Zij verklaart dat zij zich onder dwang van de medeverdachten heeft moeten prostitueren en dat zij in de middag van 22 september 2019 samen met [naam medeverdachte 3] , zijn broer [naam broer medeverdachte 4] en [naam verdachte] naar een woning in Zwijndrecht van twee Somalische jongens is gereden. In de woning moest zij van [schuilnaam] , één van de Somalische jongens, telefonisch mannen te woord staan. Aan het begin van de avond zijn zij ( [naam broer medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 3] , [naam verdachte] , [schuilnaam] en [naam medeverdachte 1] ) met de auto vertrokken naar de woning van een klant, de aangever. [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij van [schuilnaam] schoenveters mee kreeg om de klant mee vast te binden. Toen zij het van de aangever ontvangen geld naar de jongens in de auto bracht, kreeg zij instructies om propjes aluminiumfolie in de slotvangers te proppen zodat de portiek- en voordeur van de woning van aangever niet dicht zouden vallen. [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij alleen een propje in de portiekdeur, maar niet in de voordeur van de woning heeft gedaan. Uit door haar met haar privé telefoon naar haar werktelefoon verzonden SMS berichten blijkt dat zij haar medeverdachten per SMS heeft geïnformeerd over het moment waarop zij de woning zouden kunnen betreden. [naam verdachte] en [schuilnaam] hebben in de woning direct de slaapkamer van aangever betreden terwijl [naam medeverdachte 3] in de gang heeft verteld dat zij de woning moest verlaten.
Daarna is de auto met genoemde inzittenden teruggereden naar de woning in Zwijndrecht van waaruit zij eerder waren vertrokken. Daar zijn [naam verdachte] en [schuilnaam] uit de auto gestapt. [naam broer medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] zijn naar Zoetermeer gereden. In Zoetermeer is [naam broer medeverdachte 4] uit de auto gestapt en is [naam medeverdachte 2] ingestapt. Zij zijn daarna weer naar de woning van [schuilnaam] in Zwijndrecht gereden. Op de terugweg later die nacht zijn zij ( [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] ) in Zwijndrecht als inzittenden van de auto gecontroleerd door de politie. Daarna zijn zij teruggereden naar Zoetermeer. Daar is [naam verdachte] uit de auto gestapt en [naam 1] is ingestapt. Later zijn zij in Den Haag weer aan een controle onderworpen en aangehouden.
Woning [adres] Zwijndrecht
Alle andere betrokkenen ontkennen dat zij zijn samengekomen in een woning in Zwijndrecht, zoals [naam medeverdachte 1] heeft verklaard. De politie heeft onderzoek gedaan naar de woning. Op basis van onder meer een chatbericht in de werktelefoon waarin op 22 september 2019 om 16:41 uur tegen een potentiële klant wordt gezegd dat hij naar de [adres] moet komen en dan bij het portier (volgens de politie is wellicht bedoeld: portiek) moet betalen, de naam van de persoon die daar ingeschreven staat ( [naam 2] ) en de beschrijving van het portiek, hebben zij [naam medeverdachte 1] foto’s getoond van het portiek van die woning. Zij heeft het portiek van de woning aan de [adres] in Zwijndrecht herkend.
[naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat er in de woonkamer van die woning een foto van haar is gemaakt door [schuilnaam] omdat één van de potentiële klanten wilde zien hoe zij eruit zag met kleding aan. Die foto bevindt zich in het dossier. In de woning van [naam 2] heeft een schouw plaatsgevonden om te kunnen vaststellen of de foto van [naam medeverdachte 1] in die woning is gemaakt. Het behang op de bewuste plaats bleek inmiddels te zijn verwijderd, maar op basis van de indeling van de woning die overeenkwam met de plattegrond die [naam medeverdachte 1] eerder van de woning had getekend en diverse details die op de foto zichtbaar waren zoals gaten in de vloer en verschillende kleuren plinten is door de politie vastgesteld dat de foto van [naam medeverdachte 1] daadwerkelijk in die woning is gemaakt. [naam medeverdachte 1] heeft [naam 2] op een foto herkend als één van de twee Somalische mannen waar zij over verklaarde.
In beslag genomen voorwerpen bij [naam verdachte]
Tijdens de doorzoeking van de slaapkamer van de verdachte [naam verdachte] op 23 september 2019 zijn onder andere twee mobiele telefoons en een Gucci pet in beslag genomen.
Een telefoon was een Apple iPhone en de andere telefoon (een Samsung) was de hiervoor al genoemde werktelefoon, met daarin de simkaart met het telefoonnummer dat [naam escort] in gebruik had. [naam verdachte] heeft aanvankelijk verklaard dat hij de Samsung telefoon op 22 september 2019 de hele dag bij zich had, maar later verklaart hij dat hij deze telefoon die dag had uitgeleend maar niet wil zeggen aan wie. Verder heeft hij verklaard dat hij zijn iPhone alleen zelf gebruikt en niet uitleent. Op de iPhone is een zoekopdracht van 22 september 2019 om 18.01 naar een route van de [adres] in Zwijndrecht naar het adres van aangever aangetroffen.
Getuigen
Getuige [naam getuige 1] woont in dezelfde straat als aangever. Hij heeft op 22 september 2019 drie in het zwart geklede mannen van ongeveer 20 jaar oud het portiek naast zijn portiek zien binnengaan. [naam getuige 1] heeft de signalementen van de mannen beschreven. Het betrof twee mannen met een donkere huidskleur en één blanke man die naar zijn inschatting van Turkse of Marokkaanse komaf was. Een van de mannen met donkere huidskleur droeg een Gucci pet.
Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij vanaf zijn balkon drie in het zwart geklede mannen zag komen aanlopen om vervolgens een portiek in te gaan aan de [adres delict] . Het betroffen volgens hem twee mannen met een donkere huidskleur, waarvan er één een Gucci pet droeg en vermoedelijk van Surinaamse afkomst was, en een man van Marokkaanse afkomst. Even later heeft hij de mannen ook weer zien wegrennen. De mannen waren niet ouder dan 18 jaar.
Getuige [naam getuige 3] is op de avond van de overval zijn hond gaan uitlaten. Hij trof toen kort na 19:30 uur een aluminium propje aan waardoor de portiekdeur niet in het slot viel.
Op zichzelf bezien zijn de door de getuigen gegeven signalementen algemeen, maar zij sluiten de verdachten [naam verdachte] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 3] niet uit. Verdachten [naam verdachte] en [naam medeverdachte 4] hebben een donkere huidskleur en verdachte [naam verdachte] is van Surinaamse afkomst, terwijl de ouders van [naam medeverdachte 3] van Marokkaanse afkomst zijn. Alle drie de verdachten hebben een jeugdig uiterlijk zodat zij naar het oordeel van de rechtbank kunnen worden aangezien voor jonge mannen van 18 à 20 jaar oud. Bovendien bleek bij de doorzoeking van zijn slaapkamer dat de verdachte [naam verdachte] beschikte over een Gucci pet.
Betrouwbaarheid verklaring [naam medeverdachte 1]
Bepleit is dat [naam medeverdachte 1] haar belastende verklaring pas heeft afgelegd nadat zij gelegenheid heeft gehad om het dossier te lezen. Omdat zij heeft ingezien dat het voor haar niet meer vol te houden was om haar betrokkenheid te ontkennen zou zij een verklaring hebben samengesteld waarmee zij haar eigen aandeel zo klein mogelijk zou kunnen maken om er met een zo licht mogelijke straf van af te komen. De afgelegde verklaring is volgens de verdediging inconsistent en onbetrouwbaar.
De rechtbank verwerpt dat verweer. De voor verdachte [naam verdachte] belastende verklaring van [naam medeverdachte 1] vindt voldoende steun in de overige resultaten van het onderzoek. Zo blijkt uit mastgegevens van haar eigen telefoon en de werktelefoon van [naam escort] dat haar verklaring voor wat betreft het verblijf in de woning aan de [adres] in Zwijndrecht en de op 22 en 23 september 2019 afgelegde route overeenkomt met de onderzoeksresultaten. Die afzonderlijke processen-verbaal over de historische gegevens zijn weliswaar vóór de door [naam medeverdachte 1] op 25 oktober 2019 afgelegde belastende verklaring opgesteld, maar blijkens het aanbiedingsproces-verbaal pas verspreid op 4 november 2019.
Ook is gebleken dat de foto van [naam medeverdachte 1] inderdaad in de woning aan de [adres] in Zwijndrecht is gemaakt.
Alernatief scenario
[naam verdachte] heeft verklaard dat hij tussen 18:00 en 20:00 uur is opgehaald bij het station in Zwijndrecht en vervolgens naar een rijtjeswoning is gebracht waar hij samen met een vriend en twee dames verbleef. De verdachte heeft zijn verklaring niet nader geconcretiseerd. Hij weet zich niet te herinneren welke woning het betrof en de gegevens van zijn vriend heeft hij niet bekend willen maken. De rechtbank stelt vast dat zijn verklaring daardoor niet te toetsen is. Ook overigens is er in het dossier geen steun voor zijn verklaring te vinden zodat zijn verklaring niet aannemelijk is geworden.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat alle resultaten in onderlinge samenhang bezien maken dat het – behoudens een aannemelijke andersluidende verklaring waarvan niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat de verdachte één van de overvallers is geweest. Het onder 1 ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 22 september 2019 te Zwijndrecht, in een woning gelegen aan de [adres delict] , tezamen en in vereniging met anderen, sleutels en een portemonnee (inhoudende een bankpas (Rabobank) en id-kaart en zorgpas (Zilverenkruis Achmea) en OV-chipkaart) en twee mobiele telefoons (merk: Samsung) en een horloge, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- die [naam slachtoffer] (op een bed) vast te binden en
- de woning/slaapkamer van die [naam slachtoffer] binnen te dringen / te betreden en
- ( daarbij) zich aan die [naam slachtoffer] op te dringen en
- een kussen op het gezicht van die [naam slachtoffer] te drukken/duwen en
- ( daarbij) een (hard) voorwerp op/tegen de borst van die [naam slachtoffer] te drukken/duwen en
- ( daarbij) tegen die [naam slachtoffer] te schreeuwen en te gebieden dat die [naam slachtoffer] zijn (toegangs)codes van/voor zijn pinpas entelefoon en telebankieren diende prijs te geven;
2.
hij op 23 september 2019 te Zoetermeer een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Olympic 38, kaliber .22 lr en een patroonmagazijn en bij de revolver behorende munitie (
2kogelpatronen, merk/type: Cci .22lr, kaliber: .22 lr) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een geraffineerde en sluwe woningoverval. Zij hebben net zo lang gewacht tot er iemand op de advertentie van escort [naam escort] had gereageerd die bereid was om zich naakt te laten vastbinden op bed. Op die manier zou het slachtoffer namelijk direct in een erg kwetsbare toestand verkeren zodat het voor de verdachten makkelijk was om zijn woning binnen te dringen, die woning te doorzoeken naar waardevolle spullen en het slachtoffer te dwingen om zijn pincode en codes voor mobiele telefoon en mobiel bankieren kenbaar te maken. Bij het slachtoffer is een kussen tegen zijn gezicht gedrukt, waardoor hij in ademnood en paniek raakte. Ook is er een hard voorwerp op zijn borst gedrukt. Door het kussen op zijn gezicht heeft hij niet kunnen zien wat voor voorwerp dat was.
De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer in zijn eigen woning, de plek waar hij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Uit de aangifte van het slachtoffer en de bij zijn vordering gevoegde stukken blijkt dat de woningoverval voor hem traumatisch is geweest en dat hij nog steeds last heeft van angst- en onveiligheidsgevoelens.
De verdachte heeft tevens een geladen revolver en een patroonmagazijn voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 februari 2020. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte had rond de periode van het ten laste gelegde feit geen zinvolle dagbesteding. Een negatief sociaal netwerk kan niet worden uitgesloten. Het baart de reclassering zorgen dat de feiten waar de verdachte van wordt verdacht in ernst lijken toe te nemen. Bemoeienis van de reclassering is nodig om de verdachte te monitoren en te motiveren om aan een toekomstperspectief te werken zodat delictgedrag in de toekomst kan worden voorkomen. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank enkel het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De reclassering heeft geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet op de duur van de gevangenisstraf zal de rechtbank die straf geheel onvoorwaardelijk opleggen. Op die manier kan de verdachte in de toekomst mogelijk voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Indien nodig kunnen dan daaraan voorwaarden worden verbonden.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangever [naam slachtoffer] .
De rechtbank ziet geen aanleiding om ook een gebiedverbod voor de gemeente Zwijndrecht op te leggen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen en maatregelen, waaronder de hieronder besproken beslissingen met betrekking tot het beslag, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het wapen met munitie en het patroonmagazijn te onttrekken aan het verkeer, de mobiele telefoons en het petje verbeurd te verklaren en de OV-kaart terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefeerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen mobiele telefoons en het petje zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Het onder 1 bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen voorbereid en begaan.
De in beslag genomen revolver, de munitie en het patroonmagazijn zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen OV-jaarkaart zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] : ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 669,38 aan materiële schade en een vergoeding van € 900,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering omdat er vrijspraak is bepleit.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering tot schadevergoeding is door de verdachte niet weersproken en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Daarom zal de vordering tot vergoeding van materiële schade worden toegewezen.
Tevens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het de bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 900,-.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 september 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.569,38 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 33, 33a, 36b en 36c, 38v, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] );
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: de voorwerpen genummerd 7, 8 en 10;
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen genummerd 1 tot en met 6;
- gelast de teruggave aan verdachte van: het voorwerp genummerd 9;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, wat betekent dat indien de een betaalt de ander van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 1.569,38 (zegge: vijftienhonderdnegenenzestig euro en achtendertig cent),bestaande uit € 669,38 aan materiële schade en € 900,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 september 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 1.569,38(hoofdsom,
zegge: vijftienhonderdnegenenzestig euro en achtendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen
door 25 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A. Bouter-Rijksen , voorzitter,
en mrs. R. Brand en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 september 2019 te Zwijndrecht, in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer sleutels en/of een portemonnee (inhoudende een bankpas (Rabobank) en/of id-kaart en/of zorgpas (Zilverenkruis Achmea) en/of OV-chipkaart) en/of twee mobiele telefoons (merk: Samsung) en/of een horloge, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer] (op een bed) vast te binden en/of
- de woning/slaapkamer van die [naam slachtoffer] binnen te dringen / te betreden en/of
- ( daarbij) zich aan die [naam slachtoffer] op te dringen en/of
- een kussen op/tegen het gezicht van die [naam slachtoffer] te drukken/duwen en/of
- ( daarbij) een (hard) voorwerp op/tegen de borst van die [naam slachtoffer] te drukken/duwen en/of
- ( daarbij) tegen die [naam slachtoffer] te schreeuwen en/of te gebieden dat die [naam slachtoffer] zijn (toegangs)codes van/voor zijn pinpas en/of telefoon en/of telebankieren diende prijs te geven;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2019 te Zoetermeer een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Olympic 38, kaliber .22 lr en/of (een) (daarbij behorend(e)) patroonmagazijn en/of munitie (4 kogelpatronen, merk/type: Cci .22lr, kaliber: .22 lr) voorhanden heeft gehad.