ECLI:NL:RBROT:2020:2486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
8119331 \ CV EXPL 19-45545
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten door zorgverzekeraar VGZ

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een zorgverzekering had afgesloten. De vordering betreft onbetaalde facturen voor zorgkosten die onder het eigen risico vallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de facturen niet heeft betaald, ondanks dat VGZ meerdere keren gespecificeerde facturen heeft gestuurd. De gedaagde heeft aangevoerd dat de zorgkosten volledig vergoed worden door de basisverzekering, maar de kantonrechter oordeelt dat VGZ terecht aanspraak maakt op betaling, omdat de kosten onder het wettelijk verplicht eigen risico vallen. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde is in de proceskosten veroordeeld, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8119331 \ CV EXPL 19-45545
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen worden hierna aangeduid als “VGZ” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 17 september 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte van VGZ waarin zij mocht reageren op de bij conclusie van dupliek door [gedaagde] overgelegde producties.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] had voor het jaar 2014 een zorgverzekering afgesloten bij VGZ.
2.2.
VGZ heeft op 23 november 2014 een factuur aan [gedaagde] verzonden ten bedrage van € 33,21. VGZ heeft op 8 januari 2016 een factuur aan [gedaagde] verzonden ten bedrage van € 184,06.

3..De vordering

3.1.
VGZ heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 217,27 aan hoofdsom, € 11,10 aan verschenen rente en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 217,27 vanaf 6 september 2019 tot de dag van algehele voldoening. Tevens heeft VGZ gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft VGZ het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft bij haar een zorgverzekering afgesloten in 2014. [gedaagde] heeft een aantal facturen onbetaald heeft gelaten. Die facturen zagen op zorgkosten die voor eigen rekening van [gedaagde] komen. VGZ heeft meerdere keren op verzoek aan [gedaagde] de gespecificeerde facturen opgestuurd waarop te zien is waarop de facturen betrekking hadden. Ook heeft [gedaagde] de declaraties via de mijn VGZ-omgeving kunnen inzien.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 BW heeft VGZ voorts aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten en op grond van artikel 6:119 BW op de wettelijke rente.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd. Het is onduidelijk waarop de declaraties zien. [gedaagde] heeft verzocht om gespecificeerde rekeningen te krijgen, maar zij heeft deze nooit gekregen. Pas bij conclusie van repliek heeft [gedaagde] inzicht gekregen in de declaraties. De eerste factuur ziet op declaraties van de Apotheek Zevenhuizen. Deze medicijnen worden echter volledig vergoed in de basisverzekering. De tweede factuur ziet op de declaratie van het IJsselland Ziekenhuis Apotheek. Die factuur zag op een medicijn dat ook volledig wordt vergoed in de basisverzekering.

5..De beoordeling

5.1.
VGZ heeft aan [gedaagde] twee facturen gestuurd die zagen op zorgkosten die volgens VGZ voor eigen rekening van [gedaagde] kwamen. Vaststaat dat [gedaagde] deze facturen niet betaald heeft. Zij betaalde weliswaar de facturen van VGZ per automatische incasso, maar niet bestreden is door [gedaagde] dat zij de op 16 december 2014 en 18 januari 2016 uitgevoerde automatische incasso’s betreffende de facturen heeft gestorneerd.
5.2.
In eerste instantie heeft [gedaagde] aangevoerd dat VGZ nooit heeft onderbouwd waarop de facturen zagen. VGZ heeft in reactie hierop gesteld dat zij meerdere keren zowel per post als per e-mail de specificatie van de facturen aan [gedaagde] heeft opgestuurd en dat [gedaagde] deze bovendien ook kon inzien in haar mijn VGZ-omgeving waarop [gedaagde] meerdere keren is ingelogd in 2014 en begin 2015. De kantonrechter is gelet op deze toelichting van VGZ van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft bestreden dat zij de specificaties nooit heeft ontvangen van VGZ. Ook al heeft ze nooit ingelogd op haar mijn VGZ-omgeving, dan zij heeft niet gesteld dat haar adres onjuist is of haar e-mailadres niet klopt. Daarnaast heeft de gemachtigde van VGZ (hierna: Inkassier) [gedaagde] in een brief van 27 mei 2019 erop gewezen dat VGZ nogmaals kopieën van de eerder verzonden vergoedingsoverzichten aan [gedaagde] heeft verzonden en heeft Inkassier [gedaagde] verzocht binnen 14 dagen te reageren als zij nog bezwaar heeft tegen de vordering. Nu [gedaagde] de ontvangst van deze brief niet heeft betwist, had het van [gedaagde] verwacht mogen worden dat zij Inkassier ervan op de hoogte had gesteld als ze de specificaties van VGZ toen weer niet had ontvangen. Dat heeft [gedaagde] echter niet gedaan. Ook op latere brieven van Inkassier heeft [gedaagde] niet meer gereageerd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [gedaagde] al eerder dan tijdens deze procedure ervan op de hoogte was waarop de facturen zagen.
5.3.
[gedaagde] heeft tegen de facturen aangevoerd dat de hierop gedeclareerde zorg voor volledige vergoeding onder de basisverzekering in aanmerking komt, zodat zij de facturen niet hoeft te betalen. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. De enkele stelling dat de kosten onder de basisverzekering vallen is onvoldoende om te oordelen dat VGZ deze inderdaad ten onrechte bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. VGZ heeft namelijk toegelicht dat zorg die onder de basisverzekering valt soms toch betaald moet worden, omdat die onder het wettelijk verplicht eigen risico valt. Daar is hier volgens VGZ sprake van en dat is ook af te leiden uit de overgelegde specificaties. Omdat [gedaagde] niet heeft gesteld dat zij het wettelijk eigenrisico al betaald (opgebruikt) had, wordt het ervoor gehouden dat de door VGZ in rekening gebrachte kosten onder het eigen risico van [gedaagde] vallen. Dit betekent dus dat [gedaagde] de twee facturen zal moeten betalen. Zij heeft immers niet betwist dat ze de in rekening gebrachte zorg genoten heeft.
5.4.
De door VGZ gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente komen als onbetwist en op grond van de wet ook voor toewijzing in aanmerking.
5.5.
[gedaagde] is de in het ongelijk gestelde partij, zodat zij in de proceskosten veroordeeld wordt. Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de kantonrechter geen aanleiding om (een deel van) de proceskosten voor VGZ te laten, omdat [gedaagde] er al eerder van op de hoogte was waarop de facturen zagen.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ tegen kwijting te betalen € 276,77 aan hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en verschenen wettelijke rente, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 217,27 vanaf 6 september 2019 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VGZ vastgesteld op:
  • € 224,01 aan verschotten, en;
  • € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 36,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688