ECLI:NL:RBROT:2020:2471

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
TUL: 10/812077-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met begeleiding door reclassering

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan over een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De veroordeelde had bijzondere voorwaarden niet nageleefd, maar de reclassering zag mogelijkheden voor begeleiding. De officier van justitie en de veroordeelde stelden op de zitting dat de vordering afgewezen moest worden. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde verwijtbaar de bijzondere voorwaarde niet had nageleefd, maar besloot desondanks de vordering af te wijzen. De reclassering adviseerde om de veroordeelde de kans te geven om zijn verantwoordelijkheid te nemen en zich in te zetten voor de naleving van de meldplicht. De rechtbank achtte het belangrijk dat de veroordeelde de mogelijkheid kreeg om te laten zien dat hij bereid was tot samenwerking met de reclassering en om te onderzoeken of verdere behandeling nodig was voor zijn problematiek. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer TUL: 10/812077-17
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum beoordeelde]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.

Vordering

Op 22 januari 2020 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 31 januari 2019 aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van 20 september 2019 van Reclassering Nederland (hierna ook: de reclassering).

Feiten

Bij voornoemd vonnis, dat onherroepelijk is geworden, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest. Daarbij is met vaststelling van een proeftijd van 3 jaar bepaald dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de veroordeelde de gestelde algemene en bijzondere voorwaarden niet naleeft. Als bijzondere voorwaarde is onder meer gesteld dat de
veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde verzonden.

Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 7 februari 2020. De officier van justitie mr. R. Segerink, de veroordeelde en de raadsman zijn gehoord. Voorts is als getuige gehoord de heer [naam getuige] , als reclasseringswerker verbonden aan voornoemde reclasseringsinstelling. De getuige heeft op de zitting een rapport overgelegd opgemaakt door Reclassering Nederland van 31 januari 2020.

Standpunt officier van justitie en veroordeelde

De officier van justitie heeft zich op de terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich op de terechtzitting eveneens op dit standpunt gesteld.

Gegrondheid vordering

Het rapport van de reclassering van 20 september 2019 houdt in dat de veroordeelde vanaf enig moment in het geheel niet meer heeft meegewerkt aan het reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel over te gaan.
Het rapport van de reclassering van 31 januari 2020 houdt in:
De veroordeelde werkt sinds 24 oktober 2019 via een uitzendbureau bij verschillende opdrachtgevers. Omdat hij geldschulden heeft, werkt hij zo veel mogelijk. Daardoor is hij een aantal keer zonder bericht niet op meldplichtafspraken verschenen. De uitvoering van de eveneens opgelegde taakstraf verloopt om die reden ook niet soepel. Ook is er nog geen start gemaakt met de behandeling in een forensische polikliniek en is een delictanalyse en een risicotaxatie daardoor niet mogelijk. De indruk is dat de veroordeelde snel overvraagd raakt en moeite heeft prioriteiten te stellen. Hij lijkt zijn best te doen om de meldplichtafspraken na te komen en heeft sinds november 2019 weer contact met de reclassering. Hij werkt thans minder uren voor het uitzendbureau, zodat hij zijn taakstraf alsnog kan afronden. Om hem niet te overvragen, zal na afronding van die taakstraf een start worden gemaakt met behandeling. De reclassering adviseert om die reden niet over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De getuige heeft op de terechtzitting in aanvulling daarop verklaard:
De veroordeelde is bereid mee te werken aan begeleiding van Fivoor. We willen hem aanmelden bij het FACT-team, zodat begeleiding kan worden ingezet om zijn woning op orde te krijgen. Daarbij is het van belang dat hij zich een halve dag per week beschikbaar houdt voor hulpverlening en begeleiding. Het is mogelijk dat dit in de toekomst minder wordt als alles goed loopt. Er geldt hiervoor momenteel een wachtlijst van vier maanden. Tot die tijd kan de veroordeelde zijn taakstraf afronden.
De veroordeelde heeft op de terechtzitting verklaard dat hij niet in staat was de meldplichtafspraken na te komen door zijn drukke werkweek. Zijn werkgever stelde het niet op prijs als hij niet beschikbaar was voor werk. Hij is evenwel bereid de meldplichtafspraken na te komen en aangezien hij thans minder uren aan het werk is, is hij daartoe ook in staat. De gesprekken met de toezichthouder doen hem goed. De veroordeelde heeft op de zitting verklaard goed contact met hem te zullen houden en de meldplichtafspraken in zijn agenda te noteren.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de veroordeelde de hierboven vermelde bijzondere voorwaarde verwijtbaar niet heeft nageleefd.
Er is daarom aanleiding om de tenuitvoerlegging te gelasten van de aan de veroordeelde in voorwaardelijke vorm opgelegde strafdeel.
Niettemin zal worden afgezien van het gelasten van de gevorderde tenuitvoerlegging en zal de vordering, overeenkomstig het meest recente advies van de reclassering, worden afgewezen. De reclassering ziet mogelijkheden voor begeleiding van de veroordeelde, omwille van het monitoren van de situatie van de veroordeelde en omwille van het belang hem aan te melden bij een behandelinstelling om onder andere te onderzoeken of verdere behandeling geïndiceerd is. De veroordeelde heeft blijk ervan gegeven hiervoor nu wel open te staan. Daarom dient naar het oordeel van de rechtbank de veroordeelde de kans te worden geboden om te laten zien dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt en zich inzet om de meldplichtafspraken na te komen, waarna – indien geïndiceerd – kan worden gestart met behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek.

Beslissing

De rechtbank
wijst de vordering af.
Deze beslissing is genomen door mr. B.A. Cnossen, voorzitter,
en mrs. L. Daum en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2020.