4.1.2.Beoordeling
Op 12 mei 2019 heeft de verdachte als bestuurder van een vrachtwagen een ticket voor de overtocht met de Stena Line ferry van Hoek van Holland naar Harwich, Groot-Brittannië contant afgerekend. De portier van Stena Line vond deze contante betaling verdacht en heeft dat gemeld aan de marechaussee die de vrachtwagen aan een uitreiscontrole heeft onderworpen. Bij die controle viel op dat er aan de buitenkant van de vrachtauto drie grote zilverkleurige kruiskopschroeven verticaal onder elkaar zichtbaar waren. Aan de andere kant van de laadruimte waren die schroeven ook zichtbaar. De laadruimte zelf leek leeg te zijn, maar de diepte van de binnenzijde van die laadruimte was aanzienlijk korter dan dat de laadruimte aan de buitenkant lang was. In de laadruimte was zichtbaar dat de achterwand met een nieuwe verflaag en dezelfde soort kruiskop schroeven was afgewerkt. Het onderste paneel was afgesloten met vier vleugelmoeren. Daarachter bleek een verborgen ruimte gecreëerd waarin eenentwintig personen met de Afghaanse nationaliteit werden aangetroffen. Onder hen bevonden zich vijf minderjarigen en een zwangere vrouw.
De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat de chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in beginsel wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de chauffeur daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft. Onder deze omstandigheden mag derhalve van de verdachte worden verlangd dat hij inzicht geeft in zijn reisbewegingen, handelingen en de gang van zaken rond het transport.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft vanaf zijn aanhouding verklaard dat hij niet wist dat er zich mensen in de vrachtwagen bevonden. Hij heeft verklaard dat hij in Engeland verbleef bij een vriend van hem, [naam 1] . Een kennis van [naam 1] , [naam 2] , had weer een kennis in Londen die [naam 3] heet. [naam 3] en [naam 2] zochten iemand om meubels te vervoeren van Brussel naar Londen. De verdachte heeft deze klus aangenomen. Hij is vrachtwagenchauffeur en zou 400 pond verdienen met de klus. Na de overtocht met de ferry naar Frankrijk heeft de verdachte telefonisch contact onderhouden met [naam 2] . De verdachte kreeg opdracht om naar een parkeerplaats bij Brussel te rijden en kreeg toen van [naam 2] te horen dat hij in de richting van Gent moest rijden. Bij een hotel in Aalst heeft hij uiteindelijk geparkeerd. Hij heeft die nacht in de vrachtwagen geslapen. De volgende dag, op zaterdag 11 mei is er iemand geld komen brengen zodat de verdachte eten en een hotelkamer kon betalen. Op zondag 12 mei is de verdachte opgehaald door personen die in een groene auto reden. Hij is achter die auto aangereden. In Nederland is hij gestopt op de parkeerplaats Sandelingen-Oost naast de A16. Daar heeft hij koffie gedronken en heeft hij gewacht op de mensen in de groene auto. Later is hij de groene auto gevolgd naar een parkeerplaats in Zwijndrecht. [naam 2] had de verdachte telefonisch verteld dat ze daar meubels zouden komen brengen. Ter zitting heeft de verdachte zijn verklaring in die zin aangepast dat hij van Sandelingen-Oost achter een donkerblauwe bus is aangereden. Hij zag niet wie hierin reden, maar zag dat hij door de inzittenden werd gewenkt om hen te volgen. De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens die stop in Zwijndrecht weer koffie is gaan drinken. Nu samen met één van de jongens die in de begeleidende auto reed. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij direct na aankomst met de jongen koffie is gaan drinken en dat dit ruim een uur zou hebben geduurd. Toen hij terugkwam van het koffiedrinken heeft hij gecontroleerd of de meubels waren geladen. De laadruimte van de vrachtwagen bleek echter leeg te zijn. Nadat hem werd verteld dat hij weer terug naar Londen moest rijden, is hij opnieuw de groene auto gevolgd, nu naar Hoek van Holland.
Onderzoeksresultaten
De politie heeft onderzoek gedaan aan de hand van de tachograafschijf in de vrachtwagen, het TomTom navigatiesysteem, gegevens uit het Automatic Number Plate Recognition (ANPR) systeem en camerabeelden. Daaruit blijkt dat de verdachte inderdaad meerdere stops heeft gemaakt. De stop op de parkeerplaats Sandelingen Oost langs de A16 had een duur van één uur en tweeëntwintig minuten. De daaropvolgende stop in Zwijndrecht duurde drie uur en eenentwintig minuten.
De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de verdachte niet sluitend is en dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn handelingen en de gang van zaken tijdens het transport. Ook heeft de verdachte meerdere malen zijn verklaring op meerdere essentiële punten gewijzigd. De verdachte heeft met betrekking tot zijn stop in Zwijdrecht verklaard dat hij ruim een uur koffie is gaan drinken met een andere jongen. Uit de gegevens in het dossier blijkt dat die stop ruim drie uur heeft geduurd. Over de resterende tijd heeft de verdachte niet verklaard.
De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat uit het dossier blijkt dat de vreemdelingen waarschijnlijk tijdens die stop in de vrachtwagen zijn geklommen. De historische verkeersgegevens van de telefoonnummers die door de vreemdelingen in hun mobiele telefoons werden gebruikt, zijn onderzocht. Uit de tijdstippen waarop de telefoons de masten bij Zundert, Breda en Dordrecht zijn gepasseerd, concludeert de politie dat de vreemdelingen in ieder geval tot aan Zwijndrecht niet samen hebben gereisd met de verdachte. Tevens is uit onderzoek naar die gegevens gebleken dat één van de vreemdelingen niet eerder dan om 18:09 uur op de Molenvliet in Zwijndrecht aanwezig kan zijn geweest. De vrachtwagen is rond 18:12 uur vertrokken vanaf dat punt. Op basis van die gegevens kan worden geconcludeerd dat er slechts enkele minuten tussen de aankomst van de laatste vreemdeling bij de vrachtwagen en het vertrek uit Zwijndrecht heeft gezeten. Ook over het moment van vertrek heeft de verdachte wisselend verklaard. Hij heeft in eerste instantie verklaard dat hij terugkwam van het koffiedrinken en direct is vertrokken, terwijl hij later - geconfronteerd met onderzoeksresultaten naar zijn belgegevens - heeft verklaard dat hij nog in de cabine heeft gerust en beweging in zijn vrachtwagen heeft gevoeld.
Van het aanvankelijke doel van de reis, het ophalen van meubels, is in het geheel niet gebleken. De verdachte zou die meubels eerst in Brussel moeten ophalen, maar een ophaaladres of andere specifieke gegevens over die meubels zijn niet bekend geworden. Later werd de verdachte in de richting van Gent gedirigeerd om daarna achtereenvolgens een nacht in de vrachtwagen en een nacht in een hotel door te brengen. Uiteindelijk zouden de meubels naar een straat binnen de bebouwde kom van Zwijndrecht worden gebracht, maar ze zijn daar nooit aangekomen.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk is gemaakt en gaat zij ervan uit dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de vrachtwagen en dat het – met zijn medeweten en toestemming – de bedoeling was dat zij door hem naar Engeland zouden worden vervoerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. Omdat de vluchtelingen in Nederland in de vrachtwagen zijn geklommen is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte ook behulpzaam is geweest bij de toegang tot, de doorreis door of het verblijf in België. De verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Winstbejag
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt er toe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht te houden.
De vreemdelingen hebben verklaard dat hun familieleden geld zouden moeten betalen aan smokkelaars bij een geslaagde overtocht. Nu daarnaast van ideële motieven aan de zijde van de verdachte niet is gebleken en ook op basis van zijn eigen verklaringen vast staat dat hij werd betaald voor zijn diensten, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld.
Begaan in de uitoefening van zijn beroep
De verdachte heeft verklaard dat hij werkzaam is als chauffeur. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze strafverzwarende omstandigheid kan worden bewezen. Dat de verdachte geen vaste aanstelling heeft, doet daaraan niet af.
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van twee of meer deelnemers aan een delict waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De rechtbank stelt vast dat de verdachte met meerdere personen heeft samengewerkt. Hij heeft voor de reis contact gehad met [naam 2] en [naam 3] , hij heeft tijdens zijn reis steeds telefonisch contact onderhouden met [naam 2] en hij is op 12 mei 2019 gedurende langere tijd samen met de personen in de groene Renault Espace opgetrokken.
Levensgevaar
De achterzijde van de laadruimte van de vrachtwagen was voorzien van een dubbele wand. Achter die dubbele wand was een verborgen ruimte van ongeveer 230 centimeter breed, 112 centimeter diep en 241 centimeter hoog gecreëerd. In de verborgen ruimte was een metalen frame vastgeschroefd met daarop een houten plaat. Door die constructie werd de verborgen ruimte in twee delen verdeeld. De wanden van de verborgen ruimte waren voorzien van aluminiumfolie. De verborgen ruimte was alleen vanaf de buitenkant te openen. De mensen die in de verborgen ruimte zaten konden daar niet zonder hulp van buitenaf uit.
Onderzoeksorganisatie TNO heeft deskundigenonderzoek uitgevoerd naar de verborgen ruimte in de vrachtwagen. Vastgesteld is dat er, afgezien van een spleet tussen het dak en het afscheidingsschot en een opening in de wand linksachterin de ruimte, geen ventilatieopeningen in de verborgen ruimte zaten. Op basis van modelberekeningen heeft TNO geconcludeerd dat er na één tot zeven uur een levensbedreigende situatie zou ontstaan door een gebrek aan zuurstof en verhoogde koolstofdioxideconcentratie voor de eenentwintig personen die zich in de verborgen ruimte bevonden. Gevoelige personen zoals ouderen, kinderen of zwangeren zouden mogelijk eerder problemen krijgen.
De verdediging heeft bepleit dat de conclusies van TNO niet juist kunnen zijn omdat de vreemdelingen hebben verklaard dat zij al zeker acht tot negen uur in de verborgen ruimte hadden gezeten. Gelet op de bevindingen op basis waarvan is vastgesteld dat de vluchtelingen in Zwijndrecht in de vrachtwagen zijn gestapt, kan dat verweer niet slagen. Deze personen zijn immers rond 18.12 uur vertrokken vanaf Zwijndrecht en aangetroffen in Hoek van Holland om 20.30 uur, zodat zij ongeveer 2 uur en 20 minuten in de vrachtwagen aanwezig zijn geweest.
De marechaussee heeft berekend dat de personen, uitgaande van een instap in Zwijndrecht, tot aan de aankomst in Harwich minimaal twaalf uur in de verborgen ruimte zouden hebben gezeten als zij niet waren aangetroffen door de marechaussee. Dit overschrijdt de door TNO berekende tijdsduur van maximaal 7 uur in aanzienlijke mate. Gelet op deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat ook de strafverzwarende omstandigheid dat sprake was van levensgevaar kan worden bewezen.