In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren te Curaçao, die werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De zaak draaide om een beroving die op 23 november 2019 had plaatsgevonden, waarbij de aangever werd beroofd van een tas met daarin € 8.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij de beroving, maar er was onvoldoende bewijs om de verdachte als dader aan te wijzen. De verklaringen van de getuigen en de aangever waren niet eenduidig genoeg om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat er niet kon worden vastgesteld dat de verdachte, alleen of als medepleger, bij de beroving betrokken was geweest. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.