ECLI:NL:RBROT:2020:2431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
10/712069-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging, veroordeling voor mishandeling na uitgaansgeweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 2 juni 2018 in Brielle, waar de verdachte betrokken was bij een vechtpartij na een bezoek aan een horecagelegenheid. De officier van justitie eiste een taakstraf, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van de openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deel uitmaakte van een groep die gezamenlijk geweld pleegde. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling, omdat hij een vuistslag had uitgedeeld aan een van de slachtoffers. De rechtbank legde een geldboete op van €750,- en 15 dagen hechtenis, die kon worden omgezet in een vervangende straf bij niet-betaling. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat deze niet verband hielden met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/712069-18
Datum uitspraak: 26 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde (openlijke geweldpleging)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door het uitdelen van een klap waarna een grote vechtpartij is ontstaan.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 1 juni 2018 is de verdachte in een groep van totaal acht personen met een taxibusje van Rockanje naar Brielle gegaan waar zij [naam horecagelegenheid] (hierna: de club) hebben bezocht, onder andere om de verjaardag van medeverdachte [naam medeverdachte] te vieren.
Kort voor sluitingstijd hebben verdachte en zijn vriendin [naam 1] op
– inmiddels – 2 juni 2018 de club verlaten. Zij hebben in een straat om de hoek van de club op de taxi gewacht. In die straat hebben meerdere geweldshandelingen plaatsgevonden.
Aangevers:
Drie personen hebben aangifte gedaan omdat zij slachtoffer zijn geworden van dat geweld, te weten [naam aangever 1] , [naam aangever 2] en [naam aangever 3] . Zij waren in de club geweest, samen met [naam 2] . Uit de aangifte van [naam aangever 1] blijkt dat hij en [naam 2] een woordenwisseling kregen met twee andere personen. Hij weet niet of er op dat moment nog andere mensen bij waren.
[naam aangever 3] verklaart dat hij zag dat [naam aangever 1] en [naam 2] aan het bekvechten waren met andere personen. Hij is er tussen gaan staan om het te stoppen en werd op dat moment geslagen door één persoon. Hij zag daarna meerdere mensen op hem komen aflopen en is weggerend. [naam aangever 1] en [naam aangever 2] verklaren dat het vervolgens heel snel ging, dat zij door meerdere personen zijn geslagen en geschopt en dat het geweld ook doorging nadat zij op de grond lagen. Signalementen van de daders hebben zij niet kunnen geven. [naam aangever 1] en [naam aangever 2] verklaren wel dat zij flink aangeschoten waren.
[naam aangever 3] verklaart dat hij vanaf een afstand zag dat [naam aangever 1] werd geslagen en geschopt toen hij op de grond lag. Hij is weer naar [naam aangever 1] toegelopen en heeft hem geholpen door een aantal mensen van hem af te trekken. [naam 2] was naar eigen zeggen flink dronken en weet zich niet veel te herinneren. Wel verklaart zij dat het één grote chaos was en dat zij heeft gezien dat [naam aangever 2] en [naam aangever 1] klappen kregen van meerdere mensen. De aangevers verklaren dat de personen opeens weg waren en in een taxibus zijn gestapt die daar stond te wachten.
Verklaringen verdachte
Volgens de verklaringen van verdachte en zijn vriendin zijn zij vóór de anderen de club uit gegaan en bemoeide verdachte zich met [naam aangever 1] en [naam 2] die in dezelfde straat liepen en onderling ruzie maakten. Nadat verdachte een opmerking maakte, ontstond er een woordenwisseling tussen hem en [naam aangever 1] . [naam aangever 1] zou naar verdachte zijn toegelopen en hem op dat moment hebben bedreigd. Toen een derde persoon (de rechtbank begrijpt: naast [naam 2] en [naam aangever 1] ) op de verdachte af kwam rennen, heeft hij die persoon één klap gegeven.
De verdachte verklaart dat hij daarna door zijn vriendin [naam 1] is weggetrokken. Zijn vriendin verklaart dat de verdachte en zij – nadat zij hem had weggetrokken en een grote vechtpartij ontstond – afstand hebben gehouden en op een veilige plek op de taxibus hebben gewacht.
Openlijke geweldpleging?
Voor een veroordeling voor openlijke geweldpleging tegen – in dit geval – personen is vereist dat met verenigde krachten geweld tegen hen is gepleegd terwijl dat geweld plaatsvond op of aan de openbare weg of op een zodanige plaats dat dat geweld vanaf de openbare weg zichtbaar kan zijn geweest.
De verdachte heeft verklaard dat hij één persoon een vuistslag in het gezicht heeft gegeven. Op dat moment stonden er meerdere personen tegenover hem en verder was alleen zijn vriendin [naam 1] daarbij aanwezig. Van [naam 1] kan niet worden bewezen verklaard dat zij betrokken is geweest bij groepsgeweld of dat haar opzet was gericht op het in vereniging plegen van openlijk geweld. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte na het geven van die ene klap nog heeft deelgenomen aan het geweld. Zijn verklaring dat hij samen met zijn vriendin naar het taxibusje is gelopen, acht de rechtbank niet onaannemelijk.
Gelet op het voorgaande is wel bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft uitgeoefend, maar niet dat de verdachte
met verenigde krachtengeweld heeft gepleegd zodat hij moet worden vrijgesproken van hetgeen primair aan hem ten laste is gelegd. Dat vervolgens een grote vechtpartij heeft plaatsgevonden, maakt dit oordeel niet anders. Erop gelet dat de verdachte zich na de door hem gegeven klap heeft teruggetrokken en bovendien niet kan worden vastgesteld dat hij op dat moment kon voorzien dat er een vechtpartij zou plaatsvinden, kan het door anderen uitgeoefende geweld hem niet in strafrechtelijke zin worden aangerekend.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde (mishandeling)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld wie de verdachte zou hebben geslagen en in het verlengde daarvan kan ook niet worden vastgesteld of die persoon pijn of letsel heeft gehad.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer dat niet vastgesteld kan worden wie de verdachte zou hebben geslagen.
In zijn tweede en derde politieverhoor heeft de verdachte verklaringen afgelegd over de persoon die hij heeft geslagen. Hij heeft hem omschreven als een blanke jongen met een normale lengte en kort donkerblond haar met krulletjes. Als hem de foto’s worden getoond die [naam aangever 3] bij zijn aangifte heeft gevoegd, antwoordt de verdachte dat dat hem zou kunnen zijn. Verder heeft de verdachte verklaard dat de jongen die hij sloeg rechts van de twee (de rechtbank begrijpt het ruziënde stelletje [naam 2] en [naam aangever 1] ) stond.
[naam aangever 3] heeft verklaard in zijn aangifte dat hij nadat hij uit [naam horecagelegenheid] kwam, achter [naam 2] en [naam aangever 1] aan liep, zag dat zij een woordenwisseling hadden met een andere groep en dat hij er tussen is gaan staan om het te stoppen. Direct daarna zou hij zijn geslagen.
Gelet op de aangifte van [naam aangever 3] en de verklaring van de verdachte in onderlinge samenhang bezien stelt de rechtbank vast dat [naam aangever 3] de persoon is die door de verdachte is geslagen.
Ook het verweer dat pijn of letsel niet kan worden vastgesteld, slaagt niet. Uit de verklaring van [naam aangever 3] volgt dat hij onder meer een dikke wang en een pijnlijke lip had. Hiermee is genoegzaam tot uitdrukking gebracht dat door het handelen van de verdachte pijn is toegebracht.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen subsidiair aan hem ten laste is gelegd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 juni 2018 te Brielle, [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [naam slachtoffer 1] te slaan tegen het hoofd, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid feit

5.1.
Kwalificatie
5.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte handelde uit noodweer. Uit de verklaringen van de verdachte en zijn vriendin blijkt dat er vanuit de groep van drie personen een dreiging ontstond doordat één van die personen de verdachte wilde slaan. De verdachte heeft zich daartegen moeten verweren door zelf een klap te geven.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden voor de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding
Uit de inhoud van het strafdossier blijkt dat er een woordenwisseling was ontstaan tussen de verdachte en aangever [naam aangever 1] . Over wat er precies aan de klap van de verdachte vooraf is gegaan lopen de verklaringen uiteen. Aangever [naam aangever 3] verklaart dat hij tussen [naam aangever 1] en de verdachte in is gaan staan om de woordenwisseling te stoppen. De verdachte heeft verklaard dat beide jongens ( [naam aangever 1] en [naam aangever 3] ) dreigend op hem af zijn gelopen. Volgens zijn vriendin [naam 1] waren dat zelfs drie jongens en heeft de verdachte geslagen op het moment dat één van die jongens hem wilde slaan. Later heeft de verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat de jongen die erbij kwam op hem af kwam gestormd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verschillende verklaringen zodanig inconsistent – en bovendien afkomstig van personen die allen flink dronken waren – dat daarop het oordeel dat er een noodweersituatie bestond niet kan worden gebaseerd. Verder heeft de vriendin van de verdachte in haar verhoor bij de politie verklaard dat zij schrok van de reactie van de verdachte, dat zij er is tussen gesprongen is en de verdachte heeft tegengehouden. Een dergelijke verklaring past niet bij een verdediging, maar eerder bij een aanval. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
5.1.3.
Conclusie
Het bewezen feit levert op:
mishandeling.
5.2.
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft na het uitgaan aangever [naam aangever 3] een vuistslag in het gezicht gegeven. Hij heeft daarmee een inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. Dit geweld vond plaats tijdens een uitgaanssituatie. Door het plegen van dergelijk zinloos geweld worden gevoelens van angst, onveiligheid en verontwaardiging in de samenleving versterkt.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Ter zake van het primair ten laste gelegde feit hebben [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
[naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 575,- aan materiële schade en een vergoeding van
€ 1.000,- aan immateriële schade.
[naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 3.470,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen. Aan [naam benadeelde 1] zou een bedrag van € 75,- voor vergoeding van materiële schade en € 250,- voor vergoeding van immateriële schade moeten worden toegewezen met niet-ontvankelijk verklaring van het overige deel van de vordering.
Aan [naam benadeelde 2] zou een bedrag van € 385,- voor vergoeding van materiële schade moeten worden toegewezen, met niet-ontvankelijk verklaring van het overige deel van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich onder verwijzing naar de bepleitte vrijspraak op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen primair aan hem ten laste is gelegd en het onder subsidiair bewezenverklaarde feit niet ziet op de benadeelde partijen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een tot een
geldboete van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
15 dagen hechtenis;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Brielle, op of aan de openbare weg, de Nobelstraat en/of Venkelstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
-slaan en/ of schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] ;
Subsidiair
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Brielle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door:
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] te slaan en/of schoppen tegen het hoofd, en/of het lichaam.