ECLI:NL:RBROT:2020:2429

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
10/754523-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel met Albanese nationaliteit en psychische overmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte, geboren in Duitsland en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De tenlastelegging betrof het vervoeren van een persoon met de Albanese nationaliteit naar Engeland, waarbij gebruik werd gemaakt van een ID-bewijs dat niet op zijn naam stond. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. De verdediging voerde aan dat de verdachte slechts behulpzaam was geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland en België, en dat er geen sprake was van winstbejag. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte wel degelijk uit winstbejag handelde, aangezien zij voor haar diensten geld ontving en onder druk stond van een mensensmokkelorganisatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte meerdere keren had geprobeerd om mensen naar Engeland te smokkelen en dat zij er een gewoonte van had gemaakt. Het beroep op psychische overmacht werd verworpen, omdat de rechtbank niet aannemelijk achtte dat de verdachte onder zodanige druk stond dat zij geen weerstand kon bieden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/754523-19
Datum uitspraak: 26 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Duitsland) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis,
raadsman mr. E. van Reydt, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig een deel van de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat alleen bewezen kan worden verklaard dat de verdachte een persoon met de Albanese nationaliteit behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en België. Ten aanzien van Groot-Brittannië is dat niet bewezen omdat Groot-Brittannië sinds 31 januari 2020 geen lidstaat van de Europese Unie meer is.
Evenmin kan worden bewezen verklaard dat de verdachte genoemde persoon behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van wederrechtelijk
verblijf. De feitelijke handelingen die in de tenlastelegging worden genoemd zijn slechts gericht op de binnenkomst en de doorreis door Nederland en België, niet op het verkrijgen van verblijf. Voorts bestond bij de verdachte geen winstbejag ten aanzien van de ten laste gelegde reis. Zij werd daartoe gedwongen. Tot slot heeft de verdediging bepleit dat de verdachte geen beroep of gewoonte heeft gemaakt van het ten laste gelegde feit. Zij heeft slechts in een tijdsbestek van nog geen maand een aantal keer een enkele persoon vervoerd.
4.1.2.
Beoordeling
Op 2 november 2019 ontvingen medewerkers van de marechaussee in Hoek van Holland een melding van medewerkers van de ticketbalie bij het autocontrolestation dat er net twee personen op het laatste moment een ticket hadden gekocht om met de ferry de oversteek te maken naar Groot-Brittannië. Verbalisanten van de marechaussee hebben de twee personen in het voertuig vervolgens aan een controle onderworpen. Bij die controle bleek dat de bijrijder een Duits identiteitsdocument had overhandigd dat niet van hem was. Toen daarna aan de bestuurder van de auto – de verdachte – werd gevraagd of zij hiervan op de hoogte was, verklaarde zij dat zij weinig met de man had gesproken omdat hij geen Duits en slecht Engels spreekt. Zij zou de man voor een vriend meenemen naar Engeland. Hierop is zij aangehouden op verdenking van mensensmokkel.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft aanvankelijk ontkend maar ten overstaan van de rechter-commissaris en daarna ook bij de marechaussee een deels bekennende verklaring afgelegd. Tevens heeft zij de code van haar telefoon verstrekt zodat die uitgelezen kon worden. In essentie heeft zij verklaard dat zij heeft gereageerd op een oproep via Snapchat van een persoon genaamd [naam 1] waarin om vrouwelijke chauffeurs werd gevraagd. Via [naam 1] is zij in contact gekomen met de oom van [naam 1] , die later niet zijn oom bleek te zijn, maar de organisator die [naam 2] werd genoemd. Haar werd verteld dat zij iemand in Luik (België) moest ophalen en vervolgens naar Engeland moest brengen. Tussen 10 en 11 oktober 2019 heeft de verdachte de eerste rit gemaakt naar Engeland. Voor die reis heeft zij € 800,- ontvangen. Toen haar werd verteld dat zij de identiteitskaart van de passagier weer mee terug moest nemen op haar terugreis, werd voor de verdachte duidelijk dat het illegaal was. Toen de verdachte er ter zitting mee werd geconfronteerd dat zij blijkens de apps vóór haar eerste vertrek al probeerde van een vriend een ID te leen te krijgen, gaf zij echter toe dat zij al voor aanvang van de reis wist dat het niet in orde was wat zij deed. De verdachte heeft verklaard dat zij het werk na de eerste reis niet meer wilde doen, maar dat [naam 2] haar dwong om toch te rijden. Hij hield haar voor dat zij al had toegezegd om te rijden en daar had men op gerekend. Als zij niet zou rijden, dan zou zij een schuld bij de organisatie opbouwen. Een schuld die, als zij die niet zelf kon betalen, zou worden geïnd bij de vader van de verdachte.
Een dag later, tussen 12 en 13 oktober reed zij voor de tweede keer een persoon naar Engeland. Zij heeft daarvoor € 600,- betaald gekregen.
Voor een derde reis zou de vriend van de verdachte ook meerijden en hij zou geld krijgen als hij een legitimatiebewijs aan de organisatie zou leveren dat dan door iemand anders zou kunnen worden gebruikt om mee naar Engeland te reizen. Toen de verdachte op 18 oktober 2019 meldde dat het niet lukte om het legitimatiebewijs te leveren kreeg zij een deadline. Als het haar niet zou lukken om een legitimatiebewijs voor 22:00 uur dezelfde dag te regelen, dan zou zij € 5.000,- moeten betalen. Zij heeft uiteindelijk op 19 oktober 2019 een legitimatiebewijs van een kennis ( [naam 3] ) van haar vriend gebracht, maar zo laat dat de derde reis toch is geannuleerd.
De organisatie dwong haar om toch weer een reis te maken ter compensatie van de geannuleerde derde reis. Zij ging op 20 oktober 2019 (tot 21 oktober 2019) wederom naar Engeland. De persoon die zij naar Engeland bracht heeft voor die reis gebruik gemaakt van het door de verdachte meegenomen paspoort van [naam 3] . De reis van 2 november 2019 die in de tenlastelegging wordt genoemd zou de laatste reis voor de organisatie zijn. Zij heeft de in de tenlastelegging genoemde passagier [naam 4] opgehaald bij het hostel in België waar hij verbleef. Vervolgens is zij door België en Nederland naar Hoek van Holland gereden. Zij wilde geen geld ontvangen voor deze reis, maar na de reis zou zij geen schulden meer hebben bij de organisatie.
Brexit?
De rechtbank overweegt dat Groot-Brittannië vooral een geografisch begrip is waarmee het grootste eiland van de Britse eilanden wordt aangeduid waarop de landen Engeland, Wales en Schotland liggen. Deze landen worden samen met Noord-Ierland aangeduid als het Verenigd Koninkrijk.
Het Verenigd Koninkrijk heeft op 31 januari 2020 de Europese Unie verlaten. Tot die tijd, en dus ook op de in de tenlastelegging genoemde datum van 2 november 2019, was het Verenigd Koninkrijk een lidstaat van de Europese Unie. Het verweer dat de verdachte wegens de uittreding uit de Europese Unie van het Verenigd Koninkrijk moet worden vrijgesproken van het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot en doorreis door Groot-Brittannië wordt daarom verworpen. Het is wel duidelijk dat in de tenlastelegging met Groot-Brittannië het EU-lid Verenigd Koninkrijk is bedoeld. Dit wordt hieronder in de bewezenverklaring verbeterd.
Behulpzaam zijn bij verblijf?
Het verweer van de verdediging dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het behulpzaam zijn bij verblijf omdat de in de tenlastelegging genoemde feitelijke handelingen slechts zien op de toegang tot en doorreis door de genoemde lidstaten wordt verworpen. Volgens vaste jurisprudentie is niet vereist dat het verblijf een min of meer duurzaam karakter heeft. Bewezen is daarom dat de verdachte behulpzaam is geweest bij het verblijf van Caushaj in Nederland en België.
Ook is bewezen dat de verdachte behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Groot-Brittannië. Blijkens de bewoordingen van de delictsomschrijving gaat het erom dat de behulpzaamheid gericht op het verblijf is voltooid. Dat is hier het geval. Gelet op de inhoud van het dossier, waaronder de verklaring van [naam 4] , blijkt dat het doel was om in Engeland te gaan verblijven. De handelingen van de verdachte waren hiertoe behulpzaam.
Winstbejag?
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de verdachte uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt er toe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht te houden.
De verdachte was erop gericht om geld te verdienen. Zij heeft voor de eerste twee reizen ook contant geld ontvangen en blijkens haar berichten in haar WhatsApp vriendengroep, vond zij het geboden bedrag (volgens haar app € 1.000,-) te weinig. Gelet op haar eigen verklaring heeft zij de ten laste gelegde reis aangenomen om de schulden die zij volgens [naam 2] bij de organisatie had in te lossen. Ook het inlossen van een schuld kan worden gekwalificeerd als een verrijking.
Medeplegen?
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van twee of meer deelnemers aan een delict waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De rechtbank stelt vast dat de verdachte met meerdere personen heeft samengewerkt. Zij heeft ten aanzien van de reis op 2 november 2019 contact onderhouden met [naam 2] en heeft samen met [naam 5] – blijkens de verklaring van de verdachte eveneens betrokken bij de organisatie van [naam 2] – voorbereidingen getroffen voor de reis door samen de auto te huren. [naam 5] heeft vervolgens ook online de tickets voor de ferry betaald.
Een gewoonte gemaakt?
De verdachte was in een tijdsbestek van nog geen maand voor de vierde keer onderweg om een persoon naar Engeland te smokkelen. Gelet op de mate van herhaling binnen dat korte tijdsbestek is de rechtbank van oordeel dat daaruit voortvloeit dat de verdachte er een gewoonte van heeft gemaakt om het feit te plegen.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het tenlastegelegde, inclusief de strafverzwarende omstandigheden, bewezen ten aanzien van de lidstaten Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij, op 2 november 2019 in Nederland, en België en Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een persoon met de Albanese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot
en/of doorreis door Nederland en andere lidsta
tenvan de Europese Unie, te weten België en
het Verenigd Koninkrijken/of genoemde personen daartoe gelegenheid
enmiddelen heeft verschaft en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en andere lidsta
tenvan de Europese Unie, te weten België en
het Verenigd Koninkrijken genoemde
persoondaartoe gelegenheid
enmiddelen heeft verschaft
door
- een auto te huren (met Duits kenteken [kentekennummer] ) en
- bovengenoemde persoon in deze auto te vervoeren door België en Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar
het Verenigd Koninkrijkte nemen en
- tickets aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar
het Verenigd Koninkrijk,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of België en/of
het Verenigd Koninkrijk heeftgeorganiseerd en gefaciliteerd, terwijl zij, verdachte, en haar mededaders, wisten dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was, en
terwijl zij, verdachte, en haar mededaders, van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit een gewoonte maken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen,
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, en terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een gewoonte maakt, en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat zij als dader niet strafbaar is. Het beroep op psychische overmacht dient te worden gehonoreerd omdat de verdachte het ten laste gelegde transport van 2 november 2019 slechts onder zeer zware druk van een mensensmokkelkartel heeft uitgevoerd. Er werd gedreigd met een oplopende schuld die men, als de verdachte de schuld niet zou inlossen, zou komen innen bij haar familie.
6.2.
Beoordeling
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een zodanige drang. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft meerdere malen mensen vervoerd naar Engeland. De verdachte heeft verklaard dat zij in de auto op de terugweg van de eerste reis tegen [naam 2] heeft gezegd dat zij niet meer wilde en dat [naam 2] haar toen schreeuwend bedreigde en zei dat zij schulden zou maken als ze niet meer reed. Dit wordt echter niet gesteund door haar WhatsAppberichten aan haar vriendengroep toen ze terug was in Duitsland, in tegendeel. Daaruit ontstaat een beeld van een verdachte die naar vriendinnen communiceerde dat er makkelijk en veel geld verdiend kon worden met mensensmokkel.
Na de eerste twee trips naar Engeland zijn er berichten verzonden over een legitimatiebewijs dat de verdachte en/of haar vriend zouden regelen. Toen dat niet bleek te lukken zijn de onderlinge verhoudingen op scherp komen te staan en zijn de berichten op zijn zachtst gezegd niet altijd even vriendelijk.
De verdachte heeft verklaard dat zij ook daarna werd bedreigd en dat via haar ook haar familie werd bedreigd. Om die reden zou zij de tenlastegelegde rit nog hebben gedaan. Volgens de verdachte zou zij belastende informatie over [naam 2] hebben verzameld op haar telefoon, echter het chatgesprek met [naam 2] heeft zij op zijn verzoek gewist toen ze werden gecontroleerd in Hoek van Holland. Zij heeft verklaard dat zij dat uit paniek heeft gedaan. De verdachte heeft nog een gesprek van 24 oktober 2019 met [naam 2] opgenomen. [naam 2] probeert haar daarin met van alles over te halen om nog een laatste reis te maken; van bedreiging blijkt daaruit echter niet. De rechtbank stelt vast dat andere bedreigingen dan die rondom de derde reis en daarmee de gestelde druk niet blijken uit het dossier.
Waarom zij niet naar haar familie of de politie is gestapt is niet duidelijk geworden. De verdachte heeft daarover gezegd dat zij het alleen wilde oplossen. Echter uit het dossier blijkt dat zij wel heeft geprobeerd om anderen (zoals [naam 6] en [naam 7] ) mee te krijgen waarbij zij hen vertelde dat zij bang was. [naam 7] en [naam 6] – na contact hierover met zijn ouders – wilden niet. Als de verdachte zich werkelijk zo bedreigd voelde als zij stelt, zou het voor de hand hebben gelegen om toen toch naar de politie of haar ouders te stappen.
Resumerend staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de eerste twee reizen volledig op vrijwillige basis, en met het oog op persoonlijke bevoordeling, zijn ondernomen. Gebleken is ook dat de aanvankelijk positieve sfeer op enig moment is omgeslagen. De rechtbank wil aannemen dat de verdachte het toen niet meer leuk vond. Niet aannemelijk is echter geworden dat er rondom 2 november 2019 sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Alles afwegende wordt het beroep op psychische overmacht verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Zij heeft geprobeerd om op illegale wijze een persoon met de Albanese nationaliteit te vervoeren naar Engeland.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelswijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen, mede omdat er vaak exorbitant hoge bedragen worden gevraagd.
De rechtbank verwijt de verdachte dat zij niet heeft stilgestaan bij het ontwrichtende karakter van mensensmokkel.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank wijkt in het voordeel van de verdachte af van de eis van de officier van justitie omdat de verdachte kort na de start van het onderzoek medewerking heeft verleend en spijt heeft betuigd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij, op of omstreeks 2 november 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, en/of België en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten een persoon met de Albanese nationaliteit, althans van
buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten België en/of Duitsland en/of Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten België en/of Duitsland en/of Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- een auto te huren (met Duits kenteken [kentekennummer] ) en/of
- bovengenoemde persoon in deze auto te vervoeren door België en/of Duitsland en/of Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar Groot-Brittanië te nemen en/of
- ( een) ticket(s) aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was, en/of
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s), van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit een beroep en/of gewoonte maakt/maken.