ECLI:NL:RBROT:2020:2391

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
ROT 18/4449
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake last onder dwangsom opgelegd aan exploitant van tankcontainers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een wereldwijd actieve onderneming in de opslag en het vervoer van transporttanks en tankcontainers, en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan eiseres is opgelegd vanwege overtredingen van de Europese regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke goederen (ADR). De last onder dwangsom werd opgelegd na inspecties door de Inspectie Leefomgeving en Transport, waarbij overtredingen werden geconstateerd. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde dwangsom rechtmatig is. De rechtbank oordeelde dat eiseres als exploitant van de tankcontainers verantwoordelijk is voor de naleving van de voorschriften en dat het niet kunnen toezien op de tankcontainers niet vrijstelling biedt van de verplichtingen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/4449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: mr. J.B. van Velzen,
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder,

gemachtigde: mr. R.P.H. Rozenbrand.

Procesverloop

Met een besluit van 18 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd. De begunstigingstermijn is bepaald op twee weken. De dwangsommen zijn bepaald op € 1.000,-- per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 50.000,-.
Met een besluit van 13 november 2017 heeft verweerder een bedrag van € 2.000,-- aan verbeurde dwangsommen ingevorderd.
Met een besluit van 22 december 2017 heeft verweerder een bedrag van € 2.000,-- aan verbeurde dwangsommen ingevorderd.
Met een besluit van 12 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2019. Namens eiseres is verschenen [naam bestuurder] , bestuurder van eiseres, bijgestaan door mr. Van Velzen. Tevens is aan de zijde van eiseres verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Met een brief van 29 november 2019 heeft verweerder nadere stukken ingediend. Eiseres heeft hierop met een brief van 10 december 2019 gereageerd.
Met een brief van 14 januari 2020 heeft verweerder nadere stukken ingediend. Eiseres is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, maar dat heeft zij niet gedaan.
Op 21 februari 2020 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en bepaald dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is wereldwijd actief in de opslag en het vervoer van transporttanks en tankcontainers.
1.2.
Op 24 april 2017 heeft de Inspectie leefomgeving en transport bij eiseres een inspectie uitgevoerd. Bij deze inspectie zijn overtredingen van de geldende regelgeving geconstateerd.
1.3.
Op 19 september 2017 en op 20 november 2017 hebben opnieuw inspecties plaatsgevonden. Hierbij zijn opnieuw overtredingen geconstateerd (zie de bij het procesverloop vermelde invorderingsbeschikkingen van 13 november 2017 en 22 december 2017).
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. De last onder dwangsom is opgelegd omdat is geconstateerd dat eiseres tankcontainers en transporttanks exploiteerde zonder dat deze waren voorzien van de juiste kenmerken. Daarmee heeft zij voorschriften uit de Europese overeenkomst voor het
internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) overtreden, in het bijzonder de nummers 6.7.2.20.2 en 6.8.2.5.2. Eiseres kan als exploitant als overtreder worden aangemerkt.
3. Eiseres heeft het volgende aangevoerd. Eiseres kan niet zonder meer in alle gevallen worden aangemerkt als pleger of medepleger. Ook kwalificeert zij niet als verantwoordelijke. Het is voor eiseres, met ruim 5.000 tankcontainers die de hele wereld over gaan, onmogelijk om de last onder dwangsom altijd na te komen. Eiseres kan namelijk niet voortdurend toezicht houden op de tankcontainers. Derden kunnen ‘onderweg’ wijzigingen aanbrengen aan de kenmerken op de tankcontainers. Hiervoor kan eiseres niet verantwoordelijk worden gehouden. De hoogte van de dwangsom staat niet in redelijke verhouding tot het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom.
4. Voor de belangrijkste relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
5.1.
De last onder dwangsom houdt in dat eiseres te allen tijde moet voldoen aan de bepalingen die worden genoemd in de nummers 6.7.2.20.2 en 6.8.2.5.2 van het ADR. Dat overtreding van deze voorschriften heeft plaatsgevonden, betwist eiseres niet.
5.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak is de overtreder degene die het wettelijke voorschrift heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en dus als overtreder worden aangemerkt. (Zie bijvoorbeeld de uitspraak de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:288.) Niet in geschil is dat de in de nummers 6.7.2.20.2 en 6.8.2.5.2 van het ADR vermelde voorschriften zich richten tot de exploitant van tankcontainers en transporttanks. Ook is niet in geschil dat eiseres de exploitant van de tankcontainers en de transporttanks is. Reeds op grond hiervan heeft verweerder eiseres als overtreder kunnen aanmerken.
5.3.
Dat eiseres niet voortdurend toezicht kan houden op de tankcontainers, staat niet aan het opleggen van de last onder dwangsom in de weg. Hierbij is van belang dat eiseres hoe dan ook verplicht is te voldoen aan de wettelijke voorschriften waarop de last onder dwangsom is gebaseerd. Verder is van belang dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk is om de overtredingen waarop de last onder dwangsom is gebaseerd, te voorkomen. Dit neemt niet weg dat, indien eiseres bij een bepaalde overtreding wel aannemelijk kan maken dat zij al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan, zij dat naar voren kan brengen in een eventuele procedure tegen de invordering van een dwangsom. Verweerder heeft ter zitting bevestigd in zo’n geval niet tot invordering te zullen overgaan.
5.4.
In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de opgelegde dwangsom onevenredig hoog is. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen menen dat de opgelegde dwangsom een passende prikkel is om nieuwe overtredingen te voorkomen. De mogelijkheid dat, als er bij één container twee overtredingen worden geconstateerd, tweemaal € 1.000,-- wordt verbeurd, maakt niet dat de dwangsom onevenredig hoog is. Ook de omstandigheid dat de containers periodiek worden gekeurd door een door de overheid aangewezen of erkende deskundige, maakt niet dat de opgelegde dwangsom onevenredig hoog is.
6.1.
Eiseres heeft de invorderingsbeschikkingen betwist, zodat deze deel uitmaken van deze beroepsprocedure (zie artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
6.2.
Verweerder heeft erkend dat de invorderingsbeschikking van 13 november 2017 is verjaard. Partijen zijn het erover eens dat de invorderingsbeschikking van 22 december 2017 niet is verjaard.
6.3.
De tegen de invorderingsbeschikkingen gerichte beroepsgrond houdt uitsluitend in dat, nu het dwangsombesluit onrechtmatig is, ook de invorderingsbeschikkingen niet in stand kunnen blijven. Uit het voorgaande volgt dat het dwangsombesluit niet onrechtmatig is. Dat betekent dat ook de tegen de invorderingsbeschikkingen gerichte beroepsgrond niet slaagt.
7. De conclusie is dat het beroep ongegrond is.
8. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Philips, griffier. De uitspraak is gedaan op 17 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:1
(…)
2. Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
(…)
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
Artikel 2
Deze wet is van toepassing op:
(…)
h. het exploiteren van een container, tank, verpakking of vervoermiddel ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen;
(…)
Artikel 3
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gevaarlijke stoffen of categorieën van gevaarlijke stoffen aangewezen, ten aanzien waarvan het verrichten van de handelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en het verrichten van deze handelingen met bij of krachtens die maatregel aangewezen vervoermiddelen:
a. niet is toegestaan; of
b. is toegestaan mits de bij of krachtens die maatregel terzake gestelde regels in acht zijn genomen.
Artikel 5
Het is verboden de handelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, te verrichten ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met vervoermiddelen die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels.
Artikel 46
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
Besluit vervoer gevaarlijke stoffen
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. wet: Wet vervoer gevaarlijke stoffen;
b. ADR: Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route;
(…)
Artikel 2
1. Overeenkomstig het ADR, het ADN, het RID dan wel anderszins ter uitvoering van verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties, worden bij ministeriële regeling gevaarlijke stoffen of categorieën van gevaarlijke stoffen aangewezen ten aanzien waarvan het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet met daarbij aangewezen vervoermiddelen:
a. niet is toegestaan; of
b. is toegestaan mits daarbij gestelde regels in acht zijn genomen.
(…)”
Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen
Artikel 2
Bij deze regeling behoren vier bijlagen:
a. bijlage 1: voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over land, zijnde de Nederlandse vertaling van de bijlagen A en B van het ADR en de daarbij behorende aanhangsels;
(…)
Artikel 3
Met voorwaardelijk tot het vervoer over land toegelaten gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 1 mogen de handelingen, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen, worden verricht, mits de in deze regeling gestelde voorschriften in acht worden genomen.
Bijlage A van het ADR, 1.4.3.4
Exploitant van een tankcontainer of transporttank
In het kader van 1.4.1 moet de exploitant van een tankcontainer of transporttank in het bijzonder ervoor zorgen dat:
a. a) de voorschriften betreffende constructie, uitrusting, beproevingen en kenmerking worden nageleefd;
(…)
Bijlage A van het ADR bevat onder de nummers 6.7.2.20.2 en 6.8.2.5.2 voorschriften over de informatie die op de transporttank dan wel de tankwagen moet zijn aangebracht.