ECLI:NL:RBROT:2020:2368
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor het aanwezig hebben van cocaïne met een gevangenisstraf en voorwaardelijke straf
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van ongeveer zeven kilo cocaïne. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de cocaïne die op het balkon van een woning was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 19 tot en met 20 juni 2019 opzettelijk aanwezig heeft gehad 6.980 gram cocaïne, wat een verboden gedraging is volgens de Opiumwet. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede beschuldiging wegens gebrek aan bewijs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en de gevolgen van de ripdeal waarbij hij gewond raakte.