ECLI:NL:RBROT:2020:2368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
10/148946-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van cocaïne met een gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van ongeveer zeven kilo cocaïne. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de cocaïne die op het balkon van een woning was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 19 tot en met 20 juni 2019 opzettelijk aanwezig heeft gehad 6.980 gram cocaïne, wat een verboden gedraging is volgens de Opiumwet. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede beschuldiging wegens gebrek aan bewijs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en de gevolgen van de ripdeal waarbij hij gewond raakte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/148946-19
Datum uitspraak: 17 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortedatum verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 18 februari 2020. Aanwezig waren de verdachte, zijn raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam en de officier van justitie mr. W.D. van den Berg.

Kern van dit vonnis

Een belangrijk twistpunt in deze zaak was of de verdachte wetenschap had van een partij cocaïne die is aangetroffen op het balkon van een woning. Uiteindelijk vindt de rechtbank dat er voldoende bewijs is voor die wetenschap en de betrokkenheid van de verdachte bij die cocaïne. De rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte zich daarnaast nog met een andere partij cocaïne heeft bezig gehouden.

Leeswijzer

In de tenlastelegging wordt de verdachte onder feit 1 beschuldigd van verschillende handelingen met betrekking tot een partij cocaïne van bijna 8 kilo in de periode van 19 tot en met 20 juni 2019. Onder feit 2 wordt de verdachte beschuldigd van verschillende handelingen met betrekking tot een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne in de periode van 16 tot en met 20 juni 2019. De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt het aanwezig hebben van ongeveer 7 kilogram cocaïne in de periode van 19 tot en met 20 juni 2019 bewezen. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de tweede beschuldiging. De bewijswaardering, de bewezenverklaring en de korte motivering van de vrijspraak zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet. Het overzicht van de bewijsmiddelen is in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen.
Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet een verboden gedraging. Welke dat is, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis. In dat hoofdstuk wordt ook de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 30 maanden geëist. De rechtbank komt tot oplegging van een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar. Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.
Hoofdstuk 6 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

Hoofdstuk 1: Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de zitting van 18 februari 2020 is gewijzigd. De tekst van de tenlastelegging luidt:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2019 tot en met 20 juni 2019 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 7.915,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2019 tot en met 20 juni 2019 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Hoofdstuk 2: Bewijs

Feit 1

Standpunt verdediging
De verdachte heeft niets met de aangetroffen cocaïne te maken gehad. Op basis van de foto’s van de Louis Vuitton-doos, die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, kan niet worden geconcludeerd dat hij de cocaïne aanwezig heeft gehad. In de woning waren ook anderen aanwezig en de telefoon van de verdachte was niet met een code beveiligd. Er kan niet worden uitgesloten dat iemand anders die foto’s heeft gemaakt en verstuurd met de telefoon van de verdachte. Er is geen wettig en vooral geen overtuigend bewijs, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
Op 20 juni 2019 heeft in de woning aan de [adres delict 1] te Capelle aan de IJssel een schietpartij plaatsgevonden waarbij de op dat moment in die woning aanwezige verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) werden beschoten en geraakt. Kort daarop heeft de politie op het balkon van de woning aan de [adres delict 2] een linnen boodschappentas met daarin Louis Vuitton-doos met daarin ongeveer zeven kilo cocaïne aangetroffen. De vraag die in deze context beantwoord moet worden is - kort gezegd - of bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van (en, daarmee samenhangend, beschikkingsmacht over) die cocaïne. De rechtbank vindt van wel en motiveert dat als volgt.
In de dagen voorafgaand aan 20 juni 2019 had de verdachte herhaaldelijk contact met ‘ [naam contact 1] ’. In de gesprekken met [naam contact 1] werd gesproken over geld, prijzen en hoeveelheden.
Op 20 juni 2019 rond 13.00 uur had de verdachte contact met [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] liet daarbij weten dat hij was vergeten dat hij eerst nog naar de reclassering moest, maar dat de ‘pap’ al in de auto was en dat hij er zo zou zijn. De verdachte gaf dit bericht vervolgens door aan [naam contact 1] .
Aan het eind van de middag heeft de verdachte geregeld dat hij die avond gebruik mocht maken van de woning van zijn vriendin aan de [adres delict 1] in Capelle aan den IJssel. Deze woning is gelegen op de 7e verdieping, rechts van de lift.
De verdachte kwam op 20 juni 2019 om 19:22 uur aanlopen bij het portiek van de woning. Hij droeg een rode boodschappentas van de supermarktketen ‘Dirk’. De verdachte stapte met die tas op de zevende etage uit de lift en liep op de galerij naar rechts. Aan de vorm van de boodschappentas was te zien dat er een vierkant of rechthoekig voorwerp in de tas zat. De zichtbare bovenzijde van dit voorwerp was (licht)bruin van kleur met in het midden van die bovenzijde een kleine zwarte vorm.
Om 20:36 uur werden met de telefoon van de verdachte twee foto’s van een doos van het merk Louis Vuitton aan [naam contact 1] verstuurd met daarbij de tekst ‘5’ en ‘Wordt 7’. Op de ene foto was de schoenendoos dicht en op de andere foto was de schoenendoos in opengeschoven toestand te zien. In de schoenendoos was een wit/doorzichtig voorwerp te zien in wit/doorzichtig papier/plastic. In het midden van de korte zijde van deze doos was een kleine zwarte vorm zichtbaar. Op de foto was te zien dat de doos op een witte tafel stond en was tevens een deel van een stoel zichtbaar. De eethoek in de woning aan de [adres delict 1] komt overeen met deze deels op de foto zichtbare eethoek.
Op 20 juni 2019 om 20:00 uur spraken de verdachte en [naam medeverdachte 1] af voor die avond. Om 21:46 uur meldde de verdachte aan [naam medeverdachte 1] dat hij te laat was voor de afspraak. [naam medeverdachte 1] berichtte de verdachte dat hij stil stond, maar dat ‘die twee er aan komt’. Vervolgens berichtte [naam medeverdachte 1] de verdachte dat ‘die man er is’. De verdachte berichtte vervolgens aan [naam medeverdachte 1] : ‘zeg em loop naar portiek. Dan doe ik open. 7 hoog. Rechtsaf’. [naam medeverdachte 1] gaf vervolgens aan dat hij ‘net even was uitgestapt die andere twee pakken’ en dat hij weer instapte om te komen.
Om 22:06 uur arriveerde [naam medeverdachte 1] op de [adres delict 1] . Hij droeg een linnen boodschappentas bij zich, die enigszins bol stond en dus gevuld was. Hij stapte even later met die tas uit op de zevende verdieping.
Zoals eerder genoemd vond zeer kort daarop, rond 22:15 uur, een schietpartij plaats in de woning aan de [adres delict 1] , waarbij de verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn beschoten en geraakt. Daarna werd op het balkon van de aangrenzende woning ( [adres delict 2] ), tegen het schot dat de balkons van perceel [huisnummer 1] en [huisnummer 2] van elkaar scheidt, een linnen tas aangetroffen met daarin een Louis Vuitton-doos. De boodschappentas was dezelfde soort als de tas die [naam medeverdachte 1] bij zich had. De Louis Vuitton-doos kwam qua vorm en kleur (waaronder de kleine zwarte vorm in het midden van de korte zijde) overeen met de inhoud van de boodschappentas, die de verdachte eerder die avond bij zich had toen hij arriveerde bij de [adres delict 1] , en was identiek aan de doos op de foto’s, die met de telefoon van de verdachte waren verstuurd aan [naam contact 1] . In de Louis Vuitton-doos zat bijna 7 kilo cocaïne.
De hiervoor genoemde omstandigheden, mede in onderlinge samenhang bezien, duiden op wetenschap van en dus betrokkenheid bij de cocaïne die is aangetroffen op het balkon. De rechtbank leidt hier namelijk uit af dat de verdachte de Louis Vuitton-doos bij zich had toen hij om 19:22 uur aankwam bij de [adres delict 1] , dat er in ieder geval om 20:36 uur - toen de verdachte foto’s van de doos met inhoud aan [naam contact 1] verzond - 5 kilo cocaïne in de doos zat, en dat [naam medeverdachte 1] om 22:06 uur nog eens 2 kilo cocaïne bij zich had die in het bijzijn van de verdachte aan de doos zijn toegevoegd. Deze hoeveelheden leidt de rechtbank in het bijzonder af uit de uitspraak van de verdachte ‘5’ wordt ‘7’ en uit de uitspraak ‘die andere twee pakken’ van [naam medeverdachte 1] . Een en ander in samenhang met de aangetroffen 7 pakketten.
Dat iemand anders de foto’s van de Louis Vuitton-doos met de telefoon van de verdachte heeft gemaakt en verzonden, vindt de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk. Dat geldt te meer nu de verzonden foto’s passen in een doorlopend met [naam contact 1] gevoerde Whatsapp-conversatie waarin afspraken worden gemaakt en waar het gaat over geldbedragen en hoeveelheden.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van (en dus beschikkingsmacht over) de 7 kilo cocaïne die is aangetroffen op het balkon. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Feit 2
Standpunt verdediging
Het onder feit 2 ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden, gelet op de WhatsAppgesprekken in het dossier tussen de verdachte en [naam contact 1] en [naam medeverdachte 1] . Op basis van deze gesprekken kan worden vastgesteld dat de verdachte bezig was met de handel in cocaïne. Volgens de officier van justitie ging het in die gesprekken om een andere partij cocaïne dan de partij die onder feit 1 ten laste is gelegd.
Beoordeling
De WhatsAppgesprekken, waarop de officier van justitie zich baseert, leveren onvoldoende bewijs op voor het verhandelen door de verdachte van een andere partij cocaïne, dan de partij die onder feit 1 ten laste is gelegd. Het dossier bevat verder geen bewijs dat de verdachte in de periode van 16 tot en met 20 juni 2019 bezig was met de handel in cocaïne.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt net als de officier van justitie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, en vindt bewezen dat:
hij in de periode van 19 juni 2019 tot en met 20 juni 2019 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 6.980 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
De bewezenverklaring steunt op de bewijsoverweging van de bewijsmiddelen die hieronder is uitgewerkt.

Hoofdstuk 3: Bewijsmiddelen

1.
Onderzoek van de politie [1]
Op 20 juni 2019 was ik op de [adres delict 1] te Capelle aan de IJssel. In de keuken lag een slachtoffer [naam medeverdachte 1] die neergeschoten bleek. Op de drempel van de keuken lag het slachtoffer [naam verdachte] . Ik zag dat hij onder zijn billen in beide benen een inschot verwonding had.
2.
Onderzoek van de politie [2]
Op 20 juni 2019 trof ik op het balkon van [adres delict 2] te Capelle aan den IJssel, tegen een schot welke de balkons van perceel [huisnummer 1] en [huisnummer 2] van elkaar scheidt een lichtbruin linnen tasje aan. Ik zag dat er zich een bruine doos in de tas bevond. Ik zag dat er ongeveer 6 à 7 pakketten in zaten. Ik zag dat alle pakketten omwikkeld waren met een grijs/zilverkleurige folie.
3.
Onderzoek van de politie [3]
Op 21 juni 2019 deed ik onderzoek naar een partij verdovende middelen die in beslag is genomen aan de [adres delict 1] .
[proces-verbaalnummer 1]
Netto hoeveelheid : 2.99 kg
Omschrijving : 3 blokken in tape gewikkeld, indruk MRC
Monster SIN : [serienummer NFI 1]
[proces-verbaalnummer 2]
Netto hoeveelheid : 3.99 kg
4 blokken in tape gewikkeld, 3x indruk GL, lx indruk
Monster SIN : [serienummer NFI 2]
4.
Deskundigenverslag [4]
Kenmerk
Omschrijving
Conclusie
[serienummer NFI 2]
poeder en brokjes
bevat cocaïne
5.
Deskundigenverslag [5]
Kenmerk
Omschrijving
Conclusie
[serienummer NFI 2]
poeder en brokjes
bevat cocaïne
6.
Onderzoek van de politie [6]
Ik zag dat er vanaf 13 juni 2019 een WhatsApp gesprek plaatsvond tussen een contact genaamd ‘ [naam contact 1] ’ en [naam verdachte] .
16 juni 2019
[naam verdachte] : Geen 15 meer. Nog maar een paar.
[naam contact 1] : Ok, morgen komen ze kijken. Ze zijn wel serieus.
17 juni 2019
[naam verdachte] : 9. Prijs vast. Gaat voor 24 zegt ie.
[naam contact 1] : 24?
[naam verdachte] : Nee. Wij houden 22.5. Maar voor anderen. Hoe laat morgen?
19 juni 2019 om 15:58 uur
Uit een screenshot valt op te maken dat ‘hij niet weer wat gekocht heeft. Hij zegt beter alles afronden in Rotterdam.’
[naam verdachte] : Ja. Kan. Maar waar dan. Maar ze moeten toch komen. Want heb 2 hier.
[naam contact 1] : Ik heb osso. Op mijn voorwaarden.
[naam verdachte] : Ik ga niet meer rijden. Met die 2.
19 juni 2019 om 16:00 uur
[naam contact 1] : Ze willen niet rijden met zoveel doekoe.
20 juni 2019 om 13.15 uur
Spraakbericht naar [naam contact 1] :
[naam verdachte] : hij is er nog niet dat hij nog bij zijn reclassering zit, hij was vergeten dat hij naar de reclassering moest zei ie.
7.
Onderzoek van de politie [7]
Vanaf 18 juni 2019 vond een WhatsApp gesprek plaats tussen een contact genaamd ‘ [naam contact 2] ’ ( [naam medeverdachte 1] ) en de gebruiker van de Samsung [naam verdachte] .
20 juni 2019 om 12:42 uur
Screenshot verzonden naar [naam verdachte] :
Op dit screenshot is een chatgesprek te zien. In dit chatgesprek wordt gevraagd aan de tegenpartij waar ‘bro’ is. Hierop antwoordt de tegenpartij dat hij bij de reclassering is en dat hij vergeten is dat hij daar vandaag langs moest. Verder antwoordt de tegenpartij dat de ‘pap’ al in de auto is en dat hij er zo is.
Op 20 juni 2019 om 19:55 uur
Spraakbericht verzonden naar [naam verdachte] :
[naam contact 2] : Hoor G ik ben er ongeveer met 5 minuten ben ik bij jou; die man is onderweg als het goed is naar jou; app app ja?
Op 20 juni 2019 zijn er spraakberichten verzonden.
20 juni 2019 20:08 uur
[naam verdachte] : he konjo ..
20 juni 2019 20:08 uur
[naam verdachte] : Weet je hoe groot deze kankerflat is? Je had er een half uur van tevoren moeten zijn, je bent er bijna, dan kom je kom je ze..
20 juni 2019 21:09 uur
[naam contact 2] : Die oom van mij zei net nog 10 minuten dan is ie hier. Dat heb ik net, ik kan je laten zien dus daarom ben ik even snel weggegaan.
20 juni 2019 21:09 uur
[naam contact 2] : Anders sta sta ik zomaar stil, stil voor niks. Daarom ben ik even snel gegaan, je weet toch? Heen en weer gegaan dat doen. Dat is de reden. Maar die twee komt er aan. Timer eventjes
20 juni 2019
21:42 [naam contact 2] : Die man is er. Ik tank en kom ik.
21:43 [naam verdachte] : Ow ok.
21:44 [naam verdachte] : Zeg em loop naar portiek. Dan doe ik open. 7 hoog. Rechtsaf.
20 juni 2019 om 21:46 uur
Spraakbericht verzonden naar [naam verdachte] :
[naam contact 2] : ..onverstaanbaar., ik was... Ik kon niet opletten, ik was net even uitgestapt die andere 2 pakken, daarom daarom .. onverstaanbaar., ik stap nu weer in om te komen. Ik tank eventjes en dan kom ik ja?
8.
Onderzoek van de politie [8]
Bij het uitlezen van een mobiele telefoon zag ik dat er vanaf donderdag 20 juni 2019 een WhatsApp gesprek plaats vond tussen een contact genaamd [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] .
[naam verdachte] 20 juni 2019 15:22 uur
Kan ik vandaag bij jou bezig zijn?
[naam medeverdachte 2] 20 juni 2019 16:24 uur
Oké, is goed, het liefst eh na 8, 9 zou beter zijn want dan heb ik die kinderen ook in eh bed gelegd. Maar laat me weten he? Als het niet anders kan, dan is het ook goed.
[naam medeverdachte 2] 20 juni 2019 17:32 uur
Oké, als het rond 6 uur is, zal ik dan eh ergens met de kinderen gaan als jullie boven zijn? Is dat een goed idee, dat ik beneden gaat met ze of een ijsje gaat halen of zo?
[naam verdachte] 20 juni 2019 18:17 uur
Adres?
[naam medeverdachte 2] 20 juni 2019 18:21 uur
[adres delict 1]
9.
Onderzoek van de politie [9]
De woning [adres delict 1] te Capelle aan den IJssel is gelegen op de 7e verdieping, rechts van de lift.
10.
Onderzoek van de politie [10]
Op de camerabeelden van de [adres delict 1] is te zien dat [naam verdachte] op donderdag 20 juni 2019 om 19:22 uur de lift pakt naar de zevende etage. Op de zevende etage stapt hij uit en loopt de galerij op naar rechts. [naam verdachte] loopt met een rode boodschappentas van de supermarktketen 'DIRK'. Aan de vorm van de boodschappentas is te zien dat er een vierkant of rechthoekig voorwerp in zit. In de lift is een klein stukje zichtbaar van wat er in de rode boodschappentas zit. Er zit een voorwerp in dat (licht)bruin van kleur is.
11.
Onderzoek van de politie [11]
Op 20 juni 2019 om 20:36 uur stuurt [naam verdachte] twee foto's van een bruin kleurige schoenendoos met hierop in zwarte letters 'Louis Vuitton' naar [naam contact 1] . Op de ene foto is de schoenendoos dicht en op de andere foto is de schoenendoos in opengeschoven toestand te zien. In de schoenendoos is een wit/doorzichtig voorwerp te zien in wit/doorzichtig papier/plastic. Onder deze, door [naam verdachte] verzonden, foto's appt [naam verdachte] naar [naam contact 1] : '5' en 'Wordt 7'.
Te zien is dat de 'Louis Vuitton’ doos op een witte tafel staat. Dit is een soortgelijke tafel en
eetkamerstoelen als de tafel en de eetkamerstoelen die in de eetkamer van de woning aan de
[adres delict 1] staat.
Op dinsdag 20 augustus 2019 werden foto's van de aangetroffen schoenendoos met hierin de 7 kilo cocaïne, per mail toegezonden. Ik zag dat deze schoenendoos soortgelijk is als de schoenendoos op de foto's die door [naam verdachte] aan [naam contact 1] waren verzonden. Ik zag dat zowel de vorm en de kleur van de schoenendoos met elkaar overeenkwamen. Ik zag dat de opdruk in zwarte letters ‘Louis Vuitton' ook met elkaar overeenkwam.
12.
Onderzoek van de politie [12]
Op camerabeelden van de [adres delict 1] van 20 juni 2019 zag ik om 22:06:28 uur dat er een man komt aangelopen bij het portiek met een linnen boodschappentas bij zich draagt die hetzelfde is als de aangetroffen tas op het balkon van de [adres delict 2] , waarin een aantal kilo verdovende middelen zijn aangetroffen. Zichtbaar is dat de linnen tas enigszins bol staat en dus gevuld is. Ik herken deze man als zijnde verdachte [naam medeverdachte 1] .
Om 22:07:45 uur stapt [naam medeverdachte 1] uit op de 7e verdieping.

Hoofdstuk 4: Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
4.2
Strafbaarheid feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.
4.3
Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

Hoofdstuk 5: Motivering straf

5.1
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een medeverdachte in en bij de woning van zijn vriendin bijna 7 kilo cocaïne aanwezig gehad. Dit is aan het licht gekomen doordat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer zijn geworden van een (mislukte) ripdeal, waarbij zij beiden schotwonden hebben opgelopen. In de woning waar zij de drugs aanwezig hebben gehad en waar zij zijn neergeschoten waren naast de vriendin van de verdachte ook haar kinderen aanwezig.
Harddrugs zijn stoffen die bedreigend zijn voor de volksgezondheid. Voor gebruikers kunnen zij schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. Gelet op de hoeveelheid cocaïne en de inhoud van de WhatsAppberichten in het dossier moet deze drugs bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Zoals door de verdachte en de medeverdachte aan den lijve is ondervonden, gaat drugshandel vaak gepaard met geweld. Het aanwezig hebben van dergelijke stoffen dient dan ook streng te worden bestraft.
5.2
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Overig
De verdachte heeft ten gevolge van de ripdeal schotwonden in zijn benen opgelopen, waar hij nu nog steeds last van heeft. Op de zitting is door de verdachte verder aangevoerd dat hij vijf kinderen heeft en eigenaar is van een garagebedrijf, welk bedrijf hij als gevolg van zijn detentie tijdelijk heeft moeten sluiten. De verdachte heeft aangegeven zijn bedrijf zo snel mogelijk weer te willen openen, om zijn kinderen te kunnen onderhouden en zijn vaste lasten te kunnen voldoen.
5.3
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor de feiten 1 en 2 die zij bewezen vindt een gevangenisstraf van 30 maanden geëist.
5.4
Conclusies van de rechtbank
De ernst van het feit is zodanig dat alleen een gevangenisstraf een passende straf is. Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte een initiërende en coördinerende rol heeft gehad bij de handelingen met de 7 kilo cocaïne.
Omdat de verdachte voor het eerst in de fout gaat, niet alleen fysiek letsel heeft opgelopen, maar ook financieel nadeel heeft ondervonden van zijn handelen -doordat zijn garagebedrijf is gesloten tijdens zijn detentie-, zal de rechtbank met het oog op de resocialisatie een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Daarbij geldt de voorwaarde dat de verdachte in de aan de straf te koppelen proeftijd geen strafbare feiten pleegt. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk een passende straf.
5.5
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Hoofdstuk 6: Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 7 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 17 maart 2020.

Voetnoten

1.De paginanummers die in deze en volgende voetnoten worden genoemd verwijzen naar schriftelijke stukken ex art. 344 Sv die zijn opgenomen in het ‘Zaaksdossier, zaak [dossiernaam] , [proces-verbaalnummer 3] ’, tenzij anders is vermeld. In dit geval betreft dat pagina 20 e.v.
2.Pagina 14 e.v.
3.Pagina 136 e.v.
4.NFI rapport van 10 juli 2019, nummer [dossiernummer NFI] (aanvr 1.).
5.NFI rapport van 10 juli 2019, nummer [dossiernummer NFI] (aanvr 2.).
6.Pagina 266.
7.Pagina 244 e.v.
8.Pagina 305 e.v.
9.Pagina 20.
10.Pagina 147 e.v.
11.Pagina 390 e.v.
12.Pagina 121.