ECLI:NL:RBROT:2020:2361
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de oproeping in een ontnemingszaak
Op 27 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 10/700087-19. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie, mr. D. van Zetten, die strekt tot het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft een bedrag van € 29.985,67 gevorderd dat de verdachte aan de staat moet betalen ter ontneming van dat geschatte voordeel.
Tijdens de terechtzitting is vastgesteld dat de verdachte, geboren in Suriname, niet aanwezig was. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de oproeping van de verdachte nietig is, omdat deze niet op de wettelijk voorgeschreven wijze is betekend. De rechtbank heeft dit standpunt overgenomen en vastgesteld dat er geen bewijs is dat de oproeping correct is betekend. Hierdoor is de verdachte niet in staat geweest om zich te verdedigen, wat heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank.
De rechtbank heeft uiteindelijk de oproeping nietig verklaard, wat betekent dat de procedure niet verder kan gaan zonder een geldige oproeping van de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. V.F. Milders, en de rechters mrs. V.M. de Winkel en J.M.L. van Mulbregt, in aanwezigheid van griffier mr. V.E. Scholtens.