ECLI:NL:RBROT:2020:2360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
10/700087-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in strafzaak wegens valsheid in geschrifte

Op 27 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Suriname, die niet ter terechtzitting is verschenen. De officier van justitie stelde dat de dagvaarding nietig was, omdat deze niet op de wettelijk voorgeschreven wijze aan de verdachte was betekend. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en geoordeeld dat de dagvaarding inderdaad nietig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte door valse bankafschriften te overleggen om zich te bevoordelen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het aannemen van een valse naam en het verstrekken van onjuiste informatie aan een bedrijf en het UWV. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder kan worden behandeld. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/700087-19
Datum uitspraak: 27 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Geldigheid dagvaarding

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig is.
Beoordeling
Niet is gebleken dat de dagvaarding op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend en de verdachte is ook niet ter terechtzitting verschenen. De dagvaarding is daarom nietig.

4.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2020.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de maand juni 2018 te Rotterdam en/of te Utrecht, althans
in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van enig
goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- tot de afgifte van een geldbedrag van 14.956,78 euro en/of
- tot het teniet doen van een inschuld van een geldbedrag van 14.844,22 euro,
door
- ( daartoe) een vals/vervalst bankafschrift over de periode van 20 mei 2018
tot en met 10 juni 2018 te verstrekken / aan te leveren aan [naam bedrijf]
en/of
- ( daarbij) (onder andere) op dat bankafschrift een niet bestaande/fictieve
bijschrijving van het UWV "Omschrijving SALARIS 05-2018" d.d. 22 mei 2018 ten
bedrage van 2.331,48 euro te vermelden en/of
- ( aldus) zich voor te doen alsof hij, verdachte, een maandelijks inkomen van
het UWV genoot van 2.331,48 euro;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 september 2018, althans in of omstreeks de maand
september 2018, te Rotterdam en/of te Utrecht, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam bedrijf] te bewegen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het
aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
het aangaan van een overeenkomst persoonlijke lening met een totaal
kredietbedrag van 48.000 euro,
- ( daartoe) een vals/vervalst bankafschrift over de periode van 1 augustus
2018 tot en met 31 augustus 2018 heeft verstrekt/aangeleverd aan [naam bedrijf]
en/of
- ( daarbij) (onder andere) op dat bankafschrift een niet bestaande/fictieve
bijschrijving van het UWV "Omschrijving SALARIS 08-2018" d.d. 22 augustus 2018
ten bedrage van 2.398,50 euro heeft vermeld en/of
- ( aldus) zich heeft voorgedaan alsof hij, verdachte, een maandelijks inkomen
van het UWV genoot van 2.398,50 euro,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht