4.2.2.Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier kan worden afgeleid dat de aangever [naam aangever] op 9 juni 2019 meermalen is geslagen, geschopt en bedreigd met een luchtdrukwapen, dat hij letsel heeft opgelopen doordat hij met dit luchtdrukwapen op vier plaatsen in zijn benen is geschoten en daarmee is geslagen en dat is getracht hem wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven. De rechtbank wijst in dit verband op de verklaring van de aangever en op de camerabeelden, zoals die ook ter terechtzitting zijn getoond en besproken.
Uit de verklaring van de aangever volgt dat hij een afspraak heeft gemaakt met de verdachte om haar te ontmoeten.
De rechtbank heeft op de camerabeelden van de beveiligingscamera met zicht op de Waldeck-Pyrmontlaan gezien dat de aangever in de auto van de verdachte stapt, aan de bijrijderszijde.
Vervolgens komt de verdachte [naam medeverdachte 1] in beeld, die het portier van de auto aan de bijrijderszijde opentrekt. Dan komt de verdachte [naam medeverdachte 2] in beeld. De aangever stapt, na wat geduw en getrek, uit en wordt bewogen mee te lopen. De verdachte [naam medeverdachte 1] heeft de aangever daarbij vast. Vervolgens komt de verdachte [naam medeverdachte 3] in beeld en tot slot komt ook de laatste medeverdachte erbij. Op dat moment staan er vier personen om de aangever heen. De aangever kan op dat moment geen kant meer op. Nadat aangever en de vier verdachten uit het beeld van de camera verdwijnen, is te zien dat de hand van de verdachte uit het bijrijdersportier steekt en dat zij het voorportier sluit. Daarna rijdt zij rustig weg.
De rechtbank heeft op de camerabeelden, die vanuit een pand aan de Waldeck-Pyrmontlaan zijn opgenomen, gezien dat de auto van de verdachte [naam medeverdachte 2] - een Ford Focus - voor het betreffende pand stond met een aantal deuren geopend, evenals de klep van de achterbak. De aangever is in beeld met onder andere de verdachte [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] .
De verdachte [naam medeverdachte 2] heeft een voorwerp in zijn handen dat oogt als een vuurwapen. Vervolgens is te zien dat de aangever naar de grond wordt gewerkt, met handen en voeten wordt opgepakt en bepaald niet zachtzinnig, terwijl aangever heftig tegenwerkt, naar de achterbak van de auto van de verdachte [naam medeverdachte 2] wordt getild. De verdachte [naam medeverdachte 1] heeft op dat moment een vrij groot en zwart voorwerp in zijn hand, dat oogt als het luchtdrukwapen, dat later ook is aangetroffen en waarmee aangever ook blijkt te zijn beschoten.
De aangever is bezig uit de achterbak te komen en wordt weer vastgepakt. De aangever wordt weer opgetild, naar de achterbak gebracht, maar slaagt er dan in de achterklep dicht te slaan. Vervolgens is te zien dat de aangever wordt geschopt en geslagen, hij krijgt een paar flinke hoeken en er wordt heen en weer gelopen naar de auto. Wanneer de auto weer in beeld is, is te zien dat de achterklep van de auto, nadat aangever hem eerder had dichtgedaan, toch weer open staat. Tot slot is te zien dat de verdachte [naam medeverdachte 2] een gebalde vuist maakt, zijn arm van achteren naar voren brengt en uithaalt richting de aangever.
Hoewel de verdachte fysiek niet aanwezig was bij de volledige openlijke geweldpleging, is de rechtbank anders dan de verdediging van oordeel dat zij als medepleger kan worden aangemerkt voor de ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
De verdachte heeft onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt met de aangever en hem zodoende op 9 juni 2019 naar de Waldeck-Pyrmontlaan te Rotterdam laten komen. Zij heeft daarbij één van de medeverdachten in haar auto meegenomen naar de afgesproken plaats. Nadat de aangever hardhandig was verzocht uit de auto te stappen, heeft zij niet geprotesteerd en is zij ook niet direct weggereden. Het kan bovendien ook niet anders zijn dan dat zij toen heeft gezien dat aangever vervolgens met flink geweld werd geconfronteerd. Dat dit ook zou gebeuren, althans dat het risico daarop aanzienlijk was, heeft zij op de koop toe genomen. Dit blijkt al uit diverse WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en een medeverdachte. Zij heeft evenmin ingegrepen of om hulp geroepen, toen aangever uit haar auto werd getrokken en het geweld ook daadwerkelijk plaatsvond. Ook daarna heeft zij geen actie ondernomen, anders dan, toen ze huis was aangekomen, te bellen naar de vriendin van de verdachte [naam medeverdachte 1] en te vragen of ‘de jongens’ al terug waren.
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte over de voorkennis beschikte dat de andere verdachten ook bij de confrontatie aanwezig zouden zijn en moest weten dat er daarbij geweld jegens aangever gebruikt zou worden. Voorts was zij op de hoogte van het feit dat de medeverdachten deel uitmaakten van een motorclub en bekend met de (gewelddadige) cultuur van motorclubs, alsook met de mogelijk ernstige gevolgen van het zich niet houden aan de regels van de club.
De rol van de verdachte, te weten het aankaarten van haar probleem met aangever bij de medeverdachten, het lokken van aangever naar de plaats van de confrontatie, het op stiekeme wijze meenemen van een van de medeverdachten op de achterbank in de auto naar de plaats delict, het opwachten van aangever en het hem plaats laten nemen in de auto op de bijrijdersstoel is dusdanig essentieel geweest voor de totstandkoming van het ten laste gelegde feit dat de rechtbank van oordeel is dat zij daartoe niet alleen het opzet daarop heeft gehad, maar ook een significante en wezenlijke bijdrage daaraan heeft geleverd en sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.