ECLI:NL:RBROT:2020:2356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
10/660167-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling, veroordeling voor openlijke geweldpleging en mishandeling

Op 3 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en wapenbezit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar veroordeelde hem wel voor openlijke geweldpleging, medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De feiten vonden plaats op 9 juni 2019 te Rotterdam, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en dat er sprake was van nauwe samenwerking met de medeverdachten. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een maatregel op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, die hem verbiedt contact te hebben met het slachtoffer voor de duur van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, die door de verdachte moet worden betaald.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660167-19
Datum uitspraak: 3 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte], [woonplaats verdachte],
raadsman mr. O. Albayrak, namens mr. B. Temeltasch, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van 2 (twee) jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van het onder 1 primair en het onder 4 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Het onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Het klopt dat de verdachte aanwezig was, het luchtdrukwapen in zijn handen had en de aangever één enkele klap gegeven. Er is echter geen bewijs dat hij de aangever ook in samenwerking met de andere verdachten heeft geschopt, getrapt en/of geslagen/gestompt of dat hij heeft geschoten met het luchtdrukwapen. Het was daarnaast ook niet de bedoeling de aangever van zijn vrijheid te beroven. De verdachte wilde de aangever enkel tot bedaren brengen.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier kan worden afgeleid dat de aangever [naam aangever] op 9 juni 2019 meermalen is geslagen, geschopt en bedreigd met een luchtdrukwapen, dat hij letsel heeft opgelopen doordat hij met dit luchtdrukwapen op vier plaatsen in zijn benen is geschoten en daarmee is geslagen en dat is getracht hem wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven. De rechtbank wijst in dit verband op de verklaring van de aangever en op de camerabeelden, zoals die ook ter terechtzitting zijn getoond en besproken.
Uit de verklaring van de aangever volgt dat hij een afspraak heeft gemaakt met de verdachte [naam medeverdachte 1] om haar te ontmoeten.
De rechtbank heeft op de camerabeelden van de beveiligingscamera met zicht op de Waldeck-Pyrmontlaan gezien dat de aangever in de auto van de verdachte [naam medeverdachte 1] stapt, aan de bijrijderszijde.
Vervolgens komt de verdachte in beeld, die het portier van de auto aan de bijrijderszijde opentrekt. Dan komt de verdachte [naam medeverdachte 2] in beeld. De aangever stapt, na wat geduw en getrek, uit en wordt bewogen mee te lopen. De verdachte heeft de aangever daarbij vast. Vervolgens komt de verdachte [naam medeverdachte 3] in beeld en tot slot komt ook de laatste medeverdachte erbij. Op dat moment staan er vier personen om de aangever heen. De aangever kan op dat moment geen kant meer op. Nadat aangever en de vier verdachten uit het beeld van de camera verdwijnen, is te zien dat de hand van de verdachte [naam medeverdachte 1] uit het bijrijdersportier steekt en dat zij het voorportier sluit. Daarna rijdt zij rustig weg.
De rechtbank heeft op de camerabeelden, die vanuit een pand aan de Waldeck-Pyrmontlaan zijn opgenomen, gezien dat de auto van de verdachte - een Ford Focus - voor het betreffende pand stond met een aantal deuren geopend, evenals de klep van de achterbak. De aangever is in beeld met onder andere de verdachte en de verdachte [naam medeverdachte 2].
De verdachte [naam medeverdachte 2] heeft een voorwerp in zijn handen dat oogt als een vuurwapen. Vervolgens is te zien dat de aangever naar de grond wordt gewerkt, met handen en voeten wordt opgepakt en bepaald niet zachtzinnig, terwijl aangever heftig tegenwerkt, naar de achterbak van de auto van de verdachte wordt getild. De verdachte heeft op dat moment een vrij groot en zwart voorwerp in zijn hand, dat oogt als het luchtdrukwapen, dat later ook is aangetroffen en waarmee de verdachte ook blijkt te zijn beschoten.
De aangever is bezig uit de achterbak te komen en wordt weer vastgepakt. De aangever wordt weer opgetild, naar de achterbak gebracht, maar slaagt er dan in de achterklep dicht te slaan. Vervolgens is te zien dat de aangever wordt geschopt en geslagen, hij krijgt een paar flinke hoeken en er wordt heen en weer gelopen naar de auto. Wanneer de auto weer in beeld is, is te zien dat de achterklep van de auto, nadat aangever hem eerder had dichtgedaan, toch weer open staat. Tot slot is te zien dat de verdachte [naam medeverdachte 2] een gebalde vuist maakt, zijn arm van achteren naar voren brengt en uithaalt richting de aangever.
Uit de camerabeelden leidt de rechtbank af dat de aangever vanaf het begin is vastgepakt en als enige stond tegen een overmacht aan personen. De aangever kon niet weg, werd omringd door vier verdachten en is bedreigd, geslagen en beschoten met een luchtdrukwapen door de verdachte. Daarnaast is de aangever geschopt/getrapt en geslagen/gestompt door de verdachte en de verdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3]. Er is daarbij meermalen getracht hem in de achterbak van de auto te krijgen, een auto die op dat moment met draaiende motor gereed stond. De aangever heeft zich steeds hevig verzet. Toen de achterklep door toedoen van de aangever werd gesloten, werd deze wederom geopend. Het geweld zette zich ook toen nog voort. Uit deze handelwijze leidt de rechtbank af dat het niet alleen de bedoeling is geweest van de verdachte om aangever samen geweld aan te doen, maar ook om hem in die achterbak en tegen zijn zin naar elders mee te nemen.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat de verdachte daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de openlijke geweldpleging en aan de poging tot wederrechtelijke vrijheidsbeneming.
De verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage geleverd door zich actief te mengen in het geweld dat tegen de aangever plaatsvond. Hij heeft niet maar één klap gegeven. Integendeel: uit de camerabeelden volgt dat hij meer geweld heeft gebruikt. Daarbij heeft de verdachte de groep getalsmatig versterkt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten bij zowel de openlijke geweldpleging alsook de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. Subsidiair,
hij op 9 juni 2019 te Rotterdam met anderen, op of aan de openbare weg te weten Waldeck
-Pyrmontlaan openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer], welke geweld bestond uit meermalen (met kracht) met geschoeide voeten schoppen en/of trappen en slaan en/of stompen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en met een luchtdrukwapen in de benen van die [naam slachtoffer] te schieten;
2.
hij op 9 juni 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een anderen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en beroofd te houden,
- die [naam slachtoffer] hebben opgepakt/opgetild en daarbij vervolgens
- getracht hebben die [naam slachtoffer] in de kofferbak van een voertuig te weten een Ford te trekken en/of te duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 9 juni 2019 te Rotterdam opzettelijk mishandelend, een persoon te weten [naam slachtoffer] met kracht met een hard voorwerp tegen diens hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.subsidiair,

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

2. medeplegen van poging tot het opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;

3.mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen en maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen en maatregelen zijn gebaseerd
De medeverdachte heeft een afspraak met het slachtoffer gemaakt, naar haar zeggen om hem te vertellen dat hij haar met rust moest laten.
Zij is op 9 juni 2019 samen met een medeverdachte gereden naar de afgesproken plaats. De medeverdachte had plaats genomen op de achterbank achter de bijrijdersstoel. Het slachtoffer is verschenen op de afspraak en heeft plaatsgenomen op de bijrijdersstoel in de auto van de medeverdachte. Omdat de ruiten van de auto geblindeerd waren had het slachtoffer van te voren niet kunnen zien dat zich nog iemand in de auto bevond. Toen hij daar net zat, werd het slachtoffer van achteren beetgepakt en bedreigd door de man op de achterbank. Korte tijd later werd het portier van de auto geopend en werd het slachtoffer gesommeerd uit te stappen.
Eenmaal uitgestapt en op de openbare weg werd het slachtoffer omringd door een viertal personen, waaronder de verdachte. Hij werd geslagen, geschopt en bedreigd met - naar later is gebleken - een luchtdrukwapen. Met dat luchtdrukwapen is hij ook geslagen. Er werd geroepen dat hij zijn hesje niet meer mocht dragen. Het slachtoffer is naar de grond gewerkt, opgepakt door de verdachten en vervolgens is meermalen geprobeerd hem in de achterbak van de auto te stoppen. Toen het slachtoffer het desondanks voor elkaar kreeg de klep van de achterbak te sluiten, om te voorkomen dat hij daarin kon worden gestopt, is hij wederom meermalen geslagen.
Tijdens deze hele gebeurtenis is het slachtoffer met het luchtdrukpistool op vier plaatsen in zijn bovenbenen geschoten.
Dat, zoals de verdachte zegt, enkel sprake zou zijn van een gesprek met het slachtoffer volgt niet uit de feitelijke toedracht. Hieruit blijkt dat het slachtoffer hardhandig een aantal boodschappen duidelijk gemaakt moest worden gemaakt, waaronder de boodschap dat hij de dame in kwestie met rust moest laten, dat hij niet langer zijn No Surrender hesje mocht dragen en dat hij het door hem verduisterde geld moest terugbetalen. Het feit dat men hem hiertoe met man en macht in de kofferbak van een auto heeft willen stoppen, wijst naar een mogelijk nog verdergaande confrontatie. Dat deze situatie voor het slachtoffer bijzonder beangstigend moet zijn geweest, hij vreesde voor zijn leven, staat dan ook buiten kijf. Daarnaast heeft het geweld plaatsgevonden overdag en op de openbare weg in een woonwijk. Dit geweld draagt bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent de verdachten dit handelen zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten maar niet de laatste, relevante vijf jaren.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 september 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering adviseert - indien de strafmaat een voorwaardelijk strafdeel toelaat - een
(deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, diagnostiek en/of ambulante behandeling, een contactverbod en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Het sociale netwerk van de verdachte is een ernstige risicofactor. De verdachte is na een tweetal reclasseringstoezichten jarenlang niet in aanraking gekomen met justitie. Ook zijn huidige werkgever geeft aan dat er op de verdachte moet worden gelet. De verdachte weet van zichzelf dat hij niet altijd in balans is en zou graag weer onder toezicht van de reclassering komen en terug willen naar zijn werkgever. Binnen zijn eigen netwerk redt hij het niet om zijn leven voldoende op de rit te krijgen. Hij heeft geen inschrijfadres en schulden. Verder wil de verdachte psychologische hulp zoeken voor mogelijk onverwerkte zaken. Naar de mening van de reclassering beschermen de genoemde voorwaarden de verdachte tegen zichzelf en kunnen deze hem steunen om zijn leven echt op orde te krijgen.
Uit het voortgangsrapport van de reclassering van 3 februari 2020 volgt dat de verdachte zich in voldoende mate heeft gehouden aan afspraken met betrekking tot het elektronisch toezicht. Op 19 december 2019 heeft een intake plaatsgevonden bij De Waag voor behandeling en de verdachte is sindsdien gestart met gesprekken. Na de terechtzitting besluit De Waag over het eventuele verdere verloop van de behandeling, waarbij de verdachte mogelijk zal worden aangemeld voor het FACT-team van Fivoor voor een meer specialistische behandeling die beter bij zijn gedrag en problematiek zal aansluiten. De verdachte woont verder bij zijn stiefzus en is weer aan het werk bij zijn oude werkgever. Tot slot is de verdachte aangemeld bij Humanitas voor vrijwillige hulpverlening.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Voor een taakstraf, zoals door de verdediging is bepleit, is geen plaats meer. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en rekening gehouden met de rol die de verdachte in het bewezenverklaarde heeft gehad. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank vanwege de ernst van de feiten geen aanknopingspunten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Ook zal de rechtbank aan de verdachte een vrijheidsbenemende maatregel opleggen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangever voor de duur van 2 jaren, om te voorkomen dat de aangever opnieuw met de verdachte wordt geconfronteerd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen en maatregelen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen luchtdrukwapen (Umarex) verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen luchtdrukwapen (Umarex) zal verbeurd worden verklaard. De onder 1 subsidiair en onder 3 bewezen feiten zijn met behulp van dit luchtdrukwapen begaan.

9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], gemachtigde mr. M. Lousberg, advocaat te Rotterdam, ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.540,40 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 8.000,-- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] voor wat betreft de reiskosten (met uitzondering van de reiskosten voor de terechtzitting), de parkeerkosten en de kosten van de ziekenhuisopname, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde toekomstige medische kosten en toekomstige reiskosten zijn nog niet gemaakt, zodat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De officier van justitie heeft zich voor wat betreft de kleding en de gevorderde immateriële schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft de officier van justitie gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair betoogd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, aangezien de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair is betoogd de vordering af te wijzen dan wel te matigen, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen voor wat betreft de gevorderde reiskosten (met uitzondering van de reiskosten voor de terechtzitting) en de kosten van de ziekenhuisopname.
Met betrekking tot de schadepost ‘kleding’ acht de rechtbank het gevorderde schadebedrag van € 948,61,--, onvoldoende onderbouwd. Nu anderzijds aannemelijk is dat de kleding van de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten is beschadigd, zal de rechtbank deze schade begroten op een bedrag van € 300,-- en dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de gevorderde toekomstige medische kosten en reiskosten is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij ook daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu niet aannemelijk is gemaakt dat deze kosten daadwerkelijk zijn of zullen worden gemaakt.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/660168-19 onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van het letsel en de gevolgen ervan, naar billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan desgewenst nog bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 juni 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.890,54, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 45, 47, 57, 141, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam benadeelde] (geboren [geboortedatum benadeelde] te [geboorteplaats benadeelde]).
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
14 (veertien) dagen, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 subsidiair en 3:
1
STK vuurwapen KI: Zwart
UMAREX Morph 3x [nummer 1]
[nummer 2] - Luchtdruk balletjes pistool
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 2.890,54 (zegge: tweeduizendachthonderdnegentig euro en vierenvijftig eurocent),bestaande uit € 390,54 aan materiële schade en € 2.500,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 2.890,54 (zegge: tweeduizendachthonderdnegentig euro en vierenvijftig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 38 (achtendertig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde], waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. D. Visser en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2020.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op 9 juni 2019 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een vuurwapen
en/of een luchtdrukwapenéén of meerdere kogel(s) in een/de be(e)n(en) van die [naam slachtoffer] heeft/hebben geschoten, althans met een vuurwapen
en/of een luchtdrukwapenéén of meerdere kogel(s) heeft/hebben afgevuurd in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287/302 juncto 45 en/of 47 Wetboek van Strafrecht)
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 9 juni 2019 te Rotterdam met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg en/of op een voor publiek toegankelijke plaats, te weten
Waldeck Pyrmontlaan en/of Oranjelaan, en elk geval op of aan een openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer]
, welke geweld bestond uit meermalen, althans éénmaal (met kracht) (met
geschoeide voeten) schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen tegen het
lichaam van die [naam slachtoffer] (terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) en/of (vervolgens)
met een vuurwapen
en/of een luchtdrukwapenin een/de be(e)n(en), althans in het lichaam van die [naam slachtoffer] te schieten;
(Artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een (of meer) ander(en), ter uitvoering van het door hem,
verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging
opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd
te houden,
- die [naam slachtoffer] heeft/hebben opgepakt/opgetild en/of daarbij
(vervolgens)
- getracht heeft/hebben die [naam slachtoffer] in de kofferbak van een
voertuig (te weten een Ford) te trekken en/of te duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in vereniging met een (of meer) ander(en),
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Hij op of omstreeks 9 juni 2019 te Rotterdam opzettelijk mishandelend, een
persoon (te weten [naam slachtoffer]),
meermalen, althans éénmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een hard
voorwerp, in diens gezicht en/of tegen diens hoofd, althans tegen diens
lichaam, heeft geslagen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden.
(Artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
Hij op of omstreeks 9 juni 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten (een) wapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Browning Buck kaliber .22
LR, met daarbij voor dat wapen geschikte munitie, te weten 3 stuks Remmington
kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
(Artikel 26 juncto artikel 55 en/of 47 Wet wapens en munitie)
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie