ECLI:NL:RBROT:2020:2354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
10/230639-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden wapenbezit met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 31 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 23 september 2019 te Gorinchem een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.T.H. Oeij. De officier van justitie, mr. K.P. Mandos, had gevorderd tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en de rechtbank heeft besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zoektocht naar psychologische hulp en de stressfactoren die hij ervoer ten tijde van de feiten. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen een ernstig feit is, maar dat er geen intentie was om anderen te schaden. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen, het vuurwapen en de munitie, onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/230639-19
Datum uitspraak: 31 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.T.H. Oeij, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 23 september 2019 te Gorinchem een wapen als bedoeld in art
ikel2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type BBM Glock Model 9mm, kaliber 9mm
en
daarbij behorende munitie van categorie III van de Wet wapens en Munitie, zijnde een kogelpatroon, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte heeft dit vuurwapen met daarin een kogelpatroon aangeschaft. Op 23 september 2019 heeft de verdachte onder emotionele en stressvolle persoonlijke omstandigheden het geladen vuurwapen op de bijrijdersstoel van zijn auto gelegd en is richting zijn huis gereden. Onderweg heeft de verdachte bij Gorinchem een ongeluk gekregen, waarbij hij met de auto in de sloot is beland. Toen de auto door een takelbedrijf werd geborgen, trof een medewerker voor de bijrijdersstoel dit geladen vuurwapen aan.
Met zijn handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van
andere personen in het leven geroepen. Het bezit van een vuurwapen en bijbehorende munitie leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik daarvan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 december 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Ten tijde van de tenlastegelegde strafbare feiten speelden er veel stressfactoren bij de verdachte. Om de stressfactoren bespreekbaar te maken en verandering aan te brengen in zijn leven, heeft de verdachte hulp gezocht bij een coaching praktijk. Doordat de verdachte hulp heeft gezocht voor zijn problemen, openlijk over de tenlastelegging spreekt en hierbij zijn verantwoordelijkheid neemt, in combinatie met de lage recidivekans, maakt dat de reclassering het inzetten van interventies niet noodzakelijk acht. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Het inzetten van interventies of toezicht acht de reclassering niet nodig.
Een gevangenisstraf zou betekenen dat de verdachte zijn baan zou kwijtraken.
Daarnaast is hij onder behandeling bij een psycholoog en het is van belang dat deze behandeling ononderbroken worden voortgezet.
De verdachte is, wat de reclassering betreft, in staat een werkstraf te verrichten. De verdachte kan zich in die conclusie vinden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat vuurwapenbezit een ernstig feit betreft, waartegen streng dient te worden opgetreden. Bovendien was het vuurwapen geladen met een kogelpatroon en lag het onder handbereik in de auto van de verdachte. In beginsel kan dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Aannemelijk is echter geworden dat de verdachte niet voornemens was anderen iets aan te doen met het wapen.
De rechtbank ziet daarin en in de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank weegt daarbij in het voordeel van verdachte mee dat hij zelfstandig psychologische hulp heeft gezocht voor zijn persoonlijke problemen. Hierdoor zal herhaling van dit soort feiten worden voorkomen. Hij heeft ingezien dat hij fout heeft gehandeld en hij zit in een intensief revalidatietraject vanwege een blessure.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal aan de voortzetting van zijn behandeling bij de psycholoog en zijn revalidatietraject in de weg staan. Beide gevolgen acht de rechtbank onwenselijk. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte aangegeven bereid en in staat te zijn een werkstraf te verrichten. De rechtbank zal daarom, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van twee jaar. Het voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen vuurwapen en de bijbehorende munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot die voorwerpen en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 (honderdtweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
86 (zesentachtig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, dat zal worden onttrokken aan het verkeer:
1 1 STK Pistool (omschrijving: Zwart, merk: Glock)
2 1 STK Munitie (omschrijving: Pobjeda 9mm);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing reeds is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M. Smit en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 september 2019 te Gorinchem, in elk geval in
Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type BBM
Glock Model 9mm, kaliber 9mm en/of
(daarbij behorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en
Munitie, zijnde een kogelpatroon,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)