ECLI:NL:RBROT:2020:2353

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
10/172557-19, 10/217694-18 en 10/167217-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden wapenbezit, eenvoudig witwassen, mishandeling en schuldheling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verboden wapenbezit, eenvoudig witwassen, mishandeling en schuldheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak omvatte drie parketnummers: 10/172557-19, 10/217694-18 en 10/167217-19, waarbij de verdachte op 17 juli 2019 een vuurwapen voorhanden had, op 2 november 2018 een taxichauffeur mishandelde en op 18 januari 2019 een gestolen telefoon verwierf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de intentie had om wederrechtelijk te handelen met het wapen, omdat hij het op weg naar het politiebureau had gevonden. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte had moeten beseffen dat het voorhanden hebben van een vuurwapen in strijd is met de wet. De mishandeling van de taxichauffeur werd bewezen door getuigenverklaringen en de verdachte werd ook verantwoordelijk gehouden voor de schuldheling van de telefoon, die hij zonder aankoopbewijs had gekocht.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn instabiele maatschappelijke situatie en eerdere veroordelingen. De opgelegde straffen zijn bedoeld om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten en hem de kans te geven zijn leven te beteren. De rechtbank heeft de straffen lager vastgesteld dan door de officier van justitie was gevorderd, in het belang van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/172557-19, 10/217694-18 en 10/167217-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/172557-19 onder de feiten 1 en 2, het onder parketnummer 10/217694-18 en het onder parketnummer 10/167217-19 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 265 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in het rapport van 26 september 2019;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

10/172557-19

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/172557-19 onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
10/217694-18 en 10/167217-19
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder parketnummer 10/217694-19 ten laste gelegde mishandeling en onder parketnummer 10/167217-19 ten laste gelegde heling, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de mishandeling erkent de verdachte dat hij een slaande beweging heeft gemaakt, maar hij ontkent de aangever te hebben geraakt. Dit wordt ook niet gezien door de medewerker van de NS die op korte afstand stond. Ook op de camerabeelden is dit niet te zien. Daarnaast kan de zwelling op het gezicht van de aangever door iets anders of op een ander moment zijn veroorzaakt. Het causale verband ontbreekt.
Ten aanzien van de heling betwist de verdachte dat hij had behoren te weten dat de telefoon van diefstal afkomstig was. Voordat hij de telefoon op straat kocht, heeft hij immers het IMEI-nummer op internet gecontroleerd. Daaruit bleek niet dat de telefoon gestolen was. De stelling van de verdachte wordt gesteund door de verklaring van de inkoper van Used Products, die de telefoon ook heeft gecontroleerd en evenmin aanwijzingen zag dat het een gestolen telefoon betrof.
4.2.2.
Beoordeling
Ten aanzien van parketnummer 10/217694-18
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. Uit de aangifte volgt dat de verdachte de aangever een vuistslag op zijn gezicht zou hebben gegeven. Deze verklaring wordt ondersteund door getuige [naam getuige] , die heeft gezien dat de verdachte de aangever een vuistslag in zijn gezicht heeft gegeven. Kort daarna wordt door twee verbalisanten een roodkleurige verdikking op de rechterwang van de aangever waargenomen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever, de getuige en de verbalisanten, zodat het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van parketnummer 10/167217-19
De rechtbank is van oordeel dat ook de ten laste gelegde heling wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon van een voor hem onbekende persoon tegen een redelijke prijs op straat (de Kruiskade te Rotterdam) zonder aankoopbewijs, doosje of andere bijbehorende producten heeft gekocht. Gelet op de uiterlijke omstandigheden van deze koop had de verdachte naar het oordeel van de rechtbank beter moeten weten, temeer nu hij naar eigen zeggen eerder een soortgelijke situatie heeft meegemaakt en om die reden er altijd van uitgaat dat er iets mis kan zijn met spullen die hem op straat worden aangeboden. Dat de inkoper van Used Products de telefoon ook heeft gecontroleerd en concludeerde dat deze op dat moment niet als gestolen stond geregistreerd, doet daar niet aan af. Hetzelfde geldt voor de controle op internet; in dit geval was er nauwelijks tijd verstreken tussen de diefstal van het mobieltje en de controle op internet, in welke situatie de internetcontrole niet sluitend is. Daarmee moet altijd rekening worden gehouden. Het verweer wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder parketnummer 10/217694-18 en het onder parketnummer 10/167217-19 impliciet subsidiair ten laste gelegde (schuldheling).
De verdachte dient van het onder parketnummer 10/167217-19 impliciet primair ten laste gelegde (opzetheling) te worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
10/217694-18 en 10/167217-19
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de parketnummers 10/217694-18 en 10/167217-19 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
10/172557-19
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/172557-19 onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10/172557-19
1.
hij op 17 juli 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Llama, type Especial, kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
2.
een of meerdere (onbekende) perso(o)n(en) in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 9 december 2018, te Rotterdam, althans in Nederland, een geldbedrag van 3910 euro , heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van dat
voorwerp gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze bovengenoemde perso(o)n(en) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 9 december 2018 te Rotterdam, opzettelijk gelegenheid
enmiddelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is
geweest door zijn, verdachtes, bankrekening (van de ING, rekening
[bankrekeningnummer] ) ter besch
ikking te stellen door het verstrekken van zijn, verdachtes, bankpasje met de daarbij behorende pincode als rekening waarop deze (onbekende) perso(o)n(en) een geldbedrag van 3910 euro , konden (laten) storten en vervolgens kon(den) opnemen;
10/217694-18
hij op 2 november 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- eenmaal met gebalde vuist op het gezicht van voornoemde [naam slachtoffer] te stompen;
10/167217-19
hij op 18 januari 2019 te Rotterdam, een goed, te weten een i
Phone 8 plus (kleur zwart) heeft verworven, voorhanden gehad, en overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/172557-19
1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en;

2.medeplichtigheid aan eenvoudig schuldwitwassen;

10/217694-18
mishandeling;
10/167217-19
schuldheling.
5.1.
Strafbaarheid ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 10/172557-19
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat sprake is van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid van de gedraging, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdachte heeft weliswaar het vuurwapen voorhanden gehad, maar hij heeft niet de intentie gehad wederrechtelijk te handelen. Immers was de verdachte op weg naar het politiebureau om het wapen, dat hij net vóór zijn aanhouding op straat had gevonden, in te leveren. Hij heeft het wapen opgepakt en weggestopt, zodat hij zich ook niet openlijk met het wapen op straat zou begeven. Kort voordat hij het politiebureau bereikte, werd hij staande gehouden.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Alleen wanneer een redelijk middel is gehanteerd tot het dienen van een redelijk doel, waarbij het doel een evident voordeel voor de rechtsorde betekent en waarbij het middel onmisbaar en niet vervangbaar is door een ander middel, zou hiertoe kunnen worden gekomen.
Onderhavig geval voldoet hier niet aan. De verdachte had immers redelijkerwijs anders kunnen handelen om het doel - het wapen veilig inleveren bij de politie - te bereiken, bijvoorbeeld door de politie te bellen dat hij een wapen had gevonden. Door het wapen op te pakken, vervolgens te verbergen onder zijn kleding en mee te nemen, heeft hij het wapen voorhanden gehad en gehandeld in strijd met de Wet wapens en munitie. Het verweer wordt verworpen.
5.1.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
De verdachte heeft in november 2018 een taxichauffeur mishandeld door hem met een vuist in het gezicht te slaan. De aanleiding hiervoor lijkt futiel, namelijk dat de taxichauffeur kort daarvoor in een shoarmazaak tegen de verdachte zou zijn aangelopen. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de aangever en heeft hem pijn gedaan.
De verdachte heeft voorts in januari 2019 zich schuldig gemaakt aan schuldheling door een telefoon, die diezelfde dag nog bij een straatroof was buitgemaakt, te verkopen bij een winkel. Deze telefoon had de verdachte zonder doos of andere bijbehorende onderdelen kort daarvoor op straat gekocht. Daarmee heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan eenvoudig (schuld)witwassen, door speciaal een bankrekening te openen en de pasjes en codes daarvan vervolgens te verkopen. Deze bankrekening is vervolgens gebruikt bij oplichting via Whats-App. De verdachte heeft met zijn handelen meegewerkt aan het veiligstellen en doorsluizen van uit misdrijf afkomstig geld. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en de openbare orde. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Tijdens een controle zag de politie dat de tenaamgestelde van de scooter, waarop de verdachte als passagier is aangetroffen, gesignaleerd stond. Bij verdere controle bleek dat de verdachte gesignaleerd stond voor voornoemd feit (witwassen). Toen de politie hem vervolgens wilde aanhouden, rende hij weg en gooide hij een vuurwapen met een (lege) patroonhouder weg. De verdachte heeft met zijn handelen een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Het bezit van een vuurwapen leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik ervan. Dit is de reden waarom tegen vuurwapenbezit streng dient te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 september 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met een proeftijd en bijzondere voorwaarden op te leggen. Er is een aantal zorgpunten/aandachtsgebieden die gezien de instabiele maatschappelijke situatie van de verdachte risicovol zijn te noemen, daar waar het gaat om dagbesteding, inkomen en schulden, het hebben van mogelijke verkeerde contacten, impulsief gedrag en (nog) onvoldoende vaardigheden aangaande probleembesef-/hantering. De verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan toezicht en interventies. Daarnaast krijgt hij naar eigen zeggen steun van zijn partner en familie. De verdachte dient bovengenoemde zorgpunten aan te pakken. Indien hij dit met ondersteuning niet weet te bewerkstelligen, is sprake van een recidiverisico.
De reclassering heeft verder op 7 januari 2020 een voortgangsverslag opgemaakt. Hieruit volgt dat de verdachte de begeleiding heeft opgepakt en dat hij een positieve wending heeft gegeven aan zijn leven. De verdachte heeft meer doelen voor zichzelf gesteld die hij wil behalen en is in december 2019 gestart met betaald werk. Het hebben van werk en het volgen van een opleiding zorgen ervoor dat hij een zinvolle dagbesteding heeft en dat hij een positieve bijdrage levert binnen zijn gezin.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte gedurende de schorsingsperiode getracht heeft een positieve wending te geven aan zijn leven. Hij beschikt inmiddels over betaald werk en is voornemens te starten met een opleiding. Daarnaast wil hij er zijn voor zijn gezin. De rechtbank is van oordeel dat deze nog jonge verdachte bij het realiseren van deze (toekomst)plannen gebaat kan zijn bij begeleiding en ondersteuning van de reclassering. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet daarbij aanleiding een proeftijd voor de duur van drie jaar op te leggen.
Verder is voor de rechtbank is met name van belang dat deze jonge verdachte nog een kans krijgt om te laten zien dat hij zijn voornemens en beloftes gaat waarmaken. Detentie zou een en ander voor een belangrijk deel doorkruisen. De verdachte heeft, tot de schorsing van de voorlopige hechtenis, 100 dagen in voorarrest gezeten. Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal worden beperkt tot 100 dagen, zodat na aftrek van voorarrest geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf resteert.
Het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf en de taakstraf zullen gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte lager uitvallen dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 48, 57, 300, 417bis en 420quater.1 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/167217-19 impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/172557-19 onder de feiten 1 en 2, het onder parketnummer 10/217694-18 en het onder parketnummer 10/167217-19 impliciet subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining of een soortgelijke gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden;
3. de veroordeelde zal zich inspannen om toe te werken naar een structurele dagbesteding en zal zich inspannen om deze te behouden, evenals toewerken naar het verkrijgen en het behouden van een vast inkomen en het regelen van zijn financiële situatie, waarbij hij openheid dient te geven aan de reclassering, zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
4. de veroordeelde zal zich houden aan de voorwaarden van maatschappelijke ondersteuning vanuit het jongerenloket te Rotterdam of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering of voornoemde instelling dat noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en K. Hara, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/172557-19
1.
hij
op of omstreeks 17 juli 2019
te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de
Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in
de vorm van een pistool, van het merk Llama, type Especial, kaliber 7.65
mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2.
een of meerdere (onbekende) perso(o)n(en)
in of omstreeks de periode van 31 oktober 2018 tot en met 9 december
2018,
te Rotterdam, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van 3910 euro of daaromtrent,
althans een geldbedrag, heeft/hebben verworven en/of voorhanden
heeft/hebben gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van dat
voorwerp gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze bovengenoemde
perso(o)n(en) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
uit enig misdrijf
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks
de periode van 31 oktober 2018 tot en met 9 december 2018 te
Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door zijn, verdachtes, bankrekening (van de ING, rekening
[bankrekeningnummer] ) ter beschking te stellen door het verstrekken
van zijn, verdchtes, bankpasje met de daarbij behorende pincode als
rekening waarop deze (onbekende) perso(o)n(en) een geldbedrag van
3910 euro of daaromtrent, althans enig geldbedrag, konden (laten)
storten en vervolgens kon(den) opnemen;
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420qtr.1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer: 10/217694-18
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- eenmaal of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen het gezicht in elk
geval op/tegen het hoofd van voornoemde [naam slachtoffer] te stompen/slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer: 10/167217-19
hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Rotterdam,
een goed, te weten een iphone 8 plus (kleur zwart)
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)