Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,
de Minister voor Medische Zorg, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
10 mg/kg zal blijven en eiseres hoe dan ook verplicht was te vermelden dat haar product het additief sulfiet bevat.
eindproductaanwezig is, zelfs in een veranderde vorm, verplicht vermeld moet worden. Uit bijlage II, onder punt 12, volgt dat zwaveldioxide en sulfieten in concentraties van meer dan 10 mg/kg allergieën of intoleranties veroorzaken als het gaat om producten die worden
voorgesteld als klaar voor consumptieof als weer in de oorspronkelijke staat gebracht volgens de instructies van de fabrikant. Onduidelijk is wat moet worden verstaan onder een ‘eindproduct’ en wanneer een product als ‘klaar voor consumptie’ wordt voorgesteld. Uit de considerans noch de tekst van de verordening blijkt of dit betekent dat een product onmiddellijk eetbaar moet zijn, waar ‘klaar voor consumptie’ wel op lijkt te wijzen, of dat ook een product, zoals de köfte van eiseres, dat rauw wordt verkocht en nog gebakken moet worden, waarbij vaststaat dat verhitting van invloed is op het gehalte van de stof of hulpstof, daartoe wordt gerekend. Ook de Duitse, Engelse en Franse tekst van de verordening geeft geen antwoord op deze vraag. Gelet hierop is onduidelijk of de door eiseres geproduceerde köfte, zoals door haar rauw verkocht, wordt ‘voorgesteld als klaar voor consumptie’ en daarom aan bovenstaande normstelling moet voldoen. Alleen in dat geval heeft verweerder op goede gronden een monster genomen van het rauwe product. Dat ook het rauwe product dat niet voor consumptie geschikt is aan de normstelling moet voldoen ligt, zoals verweerder ter zitting heeft betoogd, wellicht wel in de rede, maar is niet evident zodat van een zogenaamde acte clair (zie de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie vanaf het arrest met vindplaats ECLI:EU:C:1982:335) geen sprake is. Gelet op wat in 3.4 is overwogen en gelet op het relatief beperkte belang dat in deze zaak op het spel staat, ziet de rechtbank geen aanleiding een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen over de uitleg van de verordening. Het stellen van een dergelijke vraag staat naar het oordeel van de rechtbank bovendien op gespannen voet met het vereiste dat een boete alleen kan worden gebaseerd op overtreding van een norm waarvan de strekking duidelijk is. De boete kan ook om deze reden geen stand houden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de daarbij gehandhaafde boete betreft;
- herroept het bij het bestreden besluit gehandhaafde deel van het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 345,- vergoedt.