ECLI:NL:RBROT:2020:2343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
C/10/589591 / HA RK 20-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap

Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht, een beschikking gegeven in de zaak van mr. Arend Cornelis de Bakker, die als vereffenaar van de nalatenschap van de heer [naam erflater] optreedt. Het verzoek betreft de benoeming van een vereffenaar in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van de erflater en [naam belanghebbende]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflater op [sterfdatum erflater] is overleden en dat hij in gemeenschap van goederen was gehuwd met [naam belanghebbende]. Aangezien erflater geen testament heeft achtergelaten, is de wettelijke verdeling van toepassing en hebben de erfgenamen de nalatenschap beneficiair aanvaard.

Mr. De Bakker heeft verzocht om hemzelf tot vereffenaar te benoemen, omdat er onvoldoende medewerking van [naam belanghebbende] is om de schulden van de nalatenschap te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanzienlijke schulden zijn in de nalatenschap en dat [naam belanghebbende] niet voldoende meewerkt aan de vereffening. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de schuldeisers is om mr. De Bakker als vereffenaar te benoemen, zodat de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap kan worden vereffend en de schulden kunnen worden voldaan. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en mr. De Bakker benoemd tot vereffenaar, met de opdracht om deze benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/10/589591 / HA RK 20-25
Beschikking van 19 maart 2020
in de zaak van
mr. AREND CORNELIS DE BAKKER, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de
nalatenschap van [naam erflater] ,
kantoorhoudende te Hendrik-Ido-Ambacht,
verzoeker,
advocaat: mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht.
Belanghebbende:
[naam belanghebbende],
wonende te [woonplaats belanghebbende] ,
advocaat: mr. T. Munnik te Rotterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 14 januari 2020 is bij de rechtbank het verzoekschrift tot benoeming van een vereffenaar ex artikel 4:213 BW ingekomen.
1.2.
Bij brief van 16 januari 2020 heeft de griffier aan mevrouw [naam belanghebbende] (hierna: [naam belanghebbende] ) gevraagd of zij verweer wil voeren tegen het verzoekschrift. De griffier heeft op deze brief geen reactie ontvangen.
1.3.
Bij brief van 4 februari 2020 heeft de griffier aan mr. T. Munnik gevraagd of hij namens [naam belanghebbende] verweer wil voeren tegen het verzoekschrift. Mr. Munnik heeft de griffier – na een eerder verleend uitstel – op 13 maart 2020 telefonisch bericht dat [naam belanghebbende] geen verweer wil voeren. Hij heeft dit tevens aan de griffier per e-mail van 13 maart 2020 bevestigd.
1.4.
De rechtbank heeft vervolgens de datum van deze beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op [sterfdatum erflater] is te [sterfplaats erflater] overleden de heer [naam erflater] , geboren te [geboorteplaats erflater] op [geboortedatum erflater] , laatstelijk wonende aan de [adres erflater] , [woonplaats erflater] (hierna: erflater).
2.2.
Erflater was tot zijn overlijden in gemeenschap van goederen gehuwd met [naam belanghebbende] . Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren. Omdat erflater niet bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt is op de vererving van de nalatenschap de wettelijke verdeling van toepassing. De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.3.
Tot de nalatenschap van erflater behoort onder andere de onverdeelde helft van de woning gelegen aan de [adres erflater] , [woonplaats erflater] (hierna: de woning). De andere onverdeelde helft van de woning behoort toe aan [naam belanghebbende] . Tevens behoren tot de nalatenschap van erflater enkele tegoeden op bankrekeningen alsook een aantal schulden.
2.4.
Bij beschikking van 6 februari 2019 (zaaknummer: 10/561960/ FA RK 18-8846) is mr. A.C. de Bakker tot vereffenaar benoemd in de nalatenschap van erflater.

3.Het verzoek

3.1.
Mr. De Bakker heeft verzocht hemzelf tot vereffenaar te benoemen in de ontbonden huwelijksgemeenschap van erflater en [naam belanghebbende] en te bepalen dat de kosten van het verzoek ten laste mogen worden gebracht van de ontbonden huwelijksgoederen-gemeenschap als boedelkosten.
3.2.
Mr. De Bakker heeft aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd. Hij is vereffenaar in de nalatenschap van erflater. De nalatenschap van erflater maakt deel uit van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van erflater en [naam belanghebbende] . Het beheer van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap ligt gezamenlijk bij mr. De Bakker als vereffenaar en [naam belanghebbende] . [naam belanghebbende] heeft als echtgenote van rechtswege het eigendom van de goederen van de nalatenschap verkregen onder de gehoudenheid de schulden van de nalatenschap te voldoen. [naam belanghebbende] laat echter na om de schulden van de nalatenschap voor haar rekening te nemen. De vereffenaar is thans niet bij machte de schulden van de nalatenschap te voldoen, omdat de nalatenschap onvoldoende activa heeft.
Gebleken is dat [naam belanghebbende] de goederen, althans de woning heeft onttrokken aan het verhaal van de schuldeisers, want zij heeft de woning gekocht en geleverd aan haar zoon en diens partner. De koopprijs van € 250.000,- voor de woning is echter geen redelijke koopprijs gelet op de WOZ-waarde op 1 januari 2017 van € 285.000,- en op 1 januari 2018 van € 344.000,-. Daarnaast is een groot deel van de koopsom, namelijk € 116.000,-, door [naam belanghebbende] kwijtgescholden. Van het door de kopers te betalen bedrag (€ 134.000,-) is € 50.353,90 aangewend voor de aflossing van de hypothecaire geldlening. Het is onduidelijk wat de bestemming van het restantbedrag van € 83.646,10 is. [naam belanghebbende] heeft, ondanks herhaald verzoek, hier geen openheid van zaken over gegeven. [naam belanghebbende] heeft op paulianeuze c.q. onrechtmatige wijze goederen onttrokken aan de nalatenschap en de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. [naam belanghebbende] laat schuldeisers met lege handen staan. Mr. De Bakker is daarom voornemens een gerechtelijke procedure aanhangig te maken tegen [naam belanghebbende] en de kopers van de woning, zodat de koop kan worden vernietigd en de woning zal worden teruggeleverd aan de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
Het is niet wenselijk als het beheer over de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap gezamenlijk bij de vereffenaar en [naam belanghebbende] ligt. Zij komen er onderling niet uit. Het ligt daarom voor de hand om mr. De Bakker tevens als vereffenaar te benoemen in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.

4.De beoordeling

4.1.
Erflater woonde op het moment dat hij overleed in Oud-Alblas. Gelet op deze woonplaats is de rechtbank Rotterdam, op grond van artikel 268 lid 1 Rv, bevoegd om van de zaak kennis te nemen.
4.2.
Op grond van artikel 4:213 BW kan de rechtbank op verzoek van de vereffenaar van de nalatenschap een vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap benoemen, als de erflater gehuwd is geweest in een gemeenschap van goederen. In dat geval wordt de ontbonden huwelijksgemeenschap vereffend met toepassing van het bepaalde in afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 BW.
4.3.
Mr. De Bakker is vereffenaar in de nalatenschap van erflater en erflater is in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met [naam belanghebbende] . Aan de voorwaarden om een vereffenaar te benoemen in artikel 4:213 BW is dus voldaan.
4.4.
De wet geeft geen nadere criteria voor toepassing van artikel 4:213 BW. De regeling sluit echter aan op de regeling van artikel 3:193 BW waar voor gemeenschappen in het algemeen de mogelijkheid is geopend een vereffenaar te benoemen in welk geval de bepalingen van afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 BW van overeenkomstige toepassing zijn. Uit dat wettelijk kader volgt dat vereffening in een situatie als de onderhavige neerkomt op het te gelde maken van goederen (zaken en vorderingen) zodat de schulden die op die goederen kunnen worden verhaald, worden voldaan, waarna een eventueel batig saldo, c.q. de resterende goederen, onder de deelgenoten in de ontbonden huwelijksgemeenschap en nalatenschap kunnen worden verdeeld. Tegen die achtergrond is er in onderhavige situatie grond voor het vereffenen van de huwelijksgoederengemeenschap en het daartoe benoemen van een vereffenaar indien voldoende aannemelijk is dat er in de nalatenschap schulden zijn die (mede) uit tot de huwelijksgoederengemeenschap behorende goederen zullen moeten worden voldaan en onvoldoende medewerking van de deelgenoot in de huwelijksgoederengemeenschap aan een voortvarende vereffening van de nalatenschap in de weg staat.
4.5.
Mr. De Bakker heeft in zijn verzoekschrift toegelicht waarom hij van mening is dat een vereffenaar benoemd moet worden. [naam belanghebbende] heeft desgevraagd aan de rechtbank laten weten dat zij geen verweer wil voeren tegen het verzoek van mr. De Bakker.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek kan worden toegewezen en overweegt daartoe als volgt. Mr. De Bakker heeft bij zijn verzoekschrift een boedelbeschrijving overgelegd van de nalatenschap en een lijst met schuldeisers. Hieruit blijkt dat in de nalatenschap nog een groot aantal schulden resteert. Uit deze stukken blijkt ook dat er onvoldoende liquide middelen voorhanden zijn om de schuldeisers van de nalatenschap te voldoen. De opbrengst van de woning zal dus moeten worden aangesproken om de schulden van de nalatenschap te voldoen. Het is echter onduidelijk wat [naam belanghebbende] met de opbrengst van de woning heeft gedaan, terwijl de helft hiervan tot de nalatenschap van erflater behoort. Ook is het onduidelijk waarom [naam belanghebbende] een deel van de koopprijs heeft kwijtgescholden. Onbetwist is dat [naam belanghebbende] als deelgenoot in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap onvoldoende meewerkt, want zij reageert niet op informatieverzoeken van mr. De Bakker en geeft geen inzicht in de verkoop van de woning. Het is gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk dat er schulden zijn in de nalatenschap die (mede) uit de tot de huwelijksgoederengemeenschap behorende goederen zullen moeten worden voldaan en dat [naam belanghebbende] onvoldoende meewerkt aan de vereffening van de nalatenschap. De rechtbank acht het daarom in het belang van de schuldeisers om mr. De Bakker tot vereffenaar van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap te benoemen.
4.7.
De benoeming tot vereffenaar dient door mr. De Bakker te worden bekendgemaakt in de (digitale) Staatscourant.
4.8.
Het verzoek met betrekking tot de kosten van deze procedure wordt afgewezen, omdat daar nu geen grond voor is. Deze dienen te zijner tijd separaat aan de kantonrechter te worden voorgelegd.

5.De beslissing

De rechtbank
benoemt
mr. A.C. de Bakker, kantoorhoudende aan de Lekdijk 297, 2957 CL, te Nieuw-Lekkerland, ten kantore van Uw Vereffenaar B.V., tot vereffenaar in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van:
[naam erflater], geboren te [geboorteplaats erflater] op [geboortedatum erflater] , laatstelijk wonende aan de [adres erflater] , [woonplaats erflater] , en overleden op [sterfdatum erflater] te [sterfplaats erflater] ,
en
[naam belanghebbende], wonende aan de [adres erflater] , [woonplaats erflater] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier de benoeming onverwijld in te schrijven in het boedelregister van de rechtbank op voet van het bepaalde in artikel 4:206 lid 6 BW;
verzoekt de griffier de kantonrechter te Rotterdam op de hoogte te stellen van deze benoeming;
draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2020. [1]
3120

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.