ECLI:NL:RBROT:2020:2337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
10.248333.19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift bij aanvraag verblijfsvergunning en verzwijgen justitiële contacten

Op 10 februari 2020 vond in de Rechtbank Rotterdam een openbare terechtzitting plaats onder leiding van politierechter V.M. de Winkel. De verdachte, die aanwezig was, werd ondervraagd over zijn identiteit en zijn eerdere justitiële contacten. De zaak betrof valsheid in geschrift, waarbij de verdachte een antecedentenverklaring had ingediend bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en daarbij had verzwegen dat hij in aanraking was geweest met de politie. De officier van justitie, mr. L. van Wijk, vorderde een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om zijn justitiële contacten te vermelden en dat hij dacht dat eerdere veroordelingen niet meer relevant waren na zijn achttiende verjaardag.

De politierechter oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt en dat dit niet alleen een misdrijf was, maar ook de samenleving als slachtoffer had. De rechter vond een taakstraf niet passend bij de ernst van het feit en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd erop gewezen dat hij binnen veertien dagen hoger beroep kon instellen tegen het vonnis. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en het proces-verbaal werd ondertekend door de politierechter en de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer:
10.248333.19
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op
10 februari 2020.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. V.M. de Winkel,
officier van justitie mr. L. van Wijk,
griffier mr. Y. Ouarssani.
De zaak tegen na te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren te
[geboorteplaats verdachte]op
[geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
[woonplaats verdachte].
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechtervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De politierechterdeelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.
De verdachteverklaart:
Ik kreeg thuis een brief dat ik mijn Nederlandse identiteitskaart moest inleveren en deze niet meer zou krijgen. Een collega van mij is advocaat en wij hebben deze brief voldoende ingevuld. In de verklaring werd gevraagd of ik in aanraking met de politie ben geweest. Volgens mij nooit. Mijn broer heeft weleens misbruik van mijn identiteitskaart gemaakt. Ik heb nooit iets met drugs te maken gehad. Ik ben weleens in aanraking met de politie geweest, maar niet voor zware delicten. Ik wist niet dat rijden onder invloed iets met de politie te maken had, vandaar dat ik het niet heb vermeld. U zegt mij dat alcoholcontroles worden uitgevoerd door de politie en dat ik daarvoor een boete heb gehad. U zegt mij dat u het dan ook ook onbegrijpelijk vindt dat ik dat niet heb vermeld. Ik dacht dat na mijn achttiende alles wordt kwijtgescholden. Ik heb er nooit over nagedacht om dit na te vragen. U zegt mij dat u nogal naïef vindt om maar van alles aan te nemen, zonder het na te vragen. De veroordeling valsheid in geschrift op mijn justitiële documentatie komt door mijn broer. Hij leefde buiten, had mijn identiteitskaart en droeg mijn jassen.
U vraagt mij naar mijn persoonlijke omstandigheden. Ik heb reeds een burn-out gehad. Ik ben lasser en getrouwd.
De officier van justitiehoudt haar requisitoir. Zij vordert dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken en verklaart:
Ik ben het niet eens met de eis.
De politierechterverklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
Aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een antecedentenverklaring, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door de digitale aanvraag (voortgezet verblijf na verblijf als gezinslid) te ondertekenen en (daarmee) (tevens) de antecedentenverklaring te ondertekenen, waarmee hij, verdachte, heeft verklaard dat hij niet in aanraking is geweest met justitie en/of is veroordeeld, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

2.Bewijsmiddelen en voor bewijs redengevende feiten en omstandigheden

De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Het proces-verbaal van aangifte, pagina’s 3-12 in het proces-verbaal met dossiernummer [nummer dossier] , van politie Eenheid Rotterdam, inhoudende alsverklaring van [naam getuige] :
Hierbij doe ik namens de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Staat der Nederlanden
aangifte van valsheid in geschrift, opzettelijke opgave van onjuiste gegevens en (poging tot) oplichting. Pleegdatum tussen: 04-08-2018 en 15-11-018.
Betrokkene: [naam verdachte] , geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] .
Op 04-08-2018 heeft betrokkene digitaal een aanvraag voortgezet verblijf ingediend.
Door het indienen van deze digitale aanvraag en het daarmee digitaal ondertekenen van
de "antecedentenverklaring" heeft betrokken verklaard dat hij heeft kennisgenomen van
de bij de antecedentenverklaring behorende toelichting. Door het lezen van deze toelichting heeft betrokkene verklaard dat hij:
• nooit vanwege het plegen van een misdrijf is veroordeeld tot een gevangenisstraf of
een vrijheidsontnemende maatregel;
• nooit vanwege het plegen van een misdrijf is veroordeeld tot het verrichten van
onbetaalde arbeid ten algemene nutte of een taakstraf;
• nooit vanwege het plegen van een misdrijf een onvoorwaardelijke geldboete opgelegd
heeft gekregen;
• nooit vanwege het plegen van een misdrijf een transactieaanbod heeft aanvaard;
• nooit vanwege het plegen van een misdrijf een strafbeschikking opgelegd heeft
gekregen;
• op dit moment niet vanwege het plegen van een misdrijf is onderworpen aan
strafvervolging;
(…)
Betrokkene wordt geacht door het digitaal ondertekenen van de digitale aanvraag
daarmee de antecedentenverklaring te hebben ondertekend en daarmee verklaard te
hebben de antecedentenverklaring naar waarheid te hebben ingevuld.
Uit een ambtshalve raadpleging van de Justitiële documentatie van 04-08-2018 is echter
gebleken dat betrokkene voor diverse misdrijven is veroordeeld (zie bijgesloten uittreksel
Justitiële Documentatie).
Het vorenstaande betekent dat betrokkene derhalve de antecedentenverklaring niet naar
waarheid heeft ingevuld.
(..)
Betrokkene (heeft) willens en wetens de antecedentenverklaring niet naar waarheid ingevuld en (heeft) bij de IND de indruk willen wekken dat hij nimmer met politie en Justitie in aanraking is geweest.
Op grond van hetgeen hierboven is verwoord bestaat het vermoeden dat genoemde
persoon of personen met het oogmerk zichzelf of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen de IND heeft/hebben doen bewegen tot het toestaan van (verblijf)srecht.
Een ander geschrift, te weten de digitale aanvraag om voortgezet verblijf na verblijf als gezinslid, pagina’s 15-16 in het proces-verbaal met dossiernummer [nummer dossier] , inhoudende de ingevulde verklaring van de verdachte.
Het proces-verbaal van verhoor, nummer [proces-verbaalnummer] , pagina’s 24-25 in het proces-verbaal met dossiernummer [nummer dossier] , van politie Eenheid Rotterdam, inhoudende alsverklaring van verdachte:
Ik heb een aantal dingen niet vermeld
.Ik heb niet vermeld dat ik bijvoorbeeld over auto’s heb gelopen en met alcohol in het verkeer ben veroordeeld.
Bewezenverklaring
Hiervoor heeft de politierechter de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 4 augustus 2018 in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een antecedentenverklaring, valselijk heeft opgemaakt door de digitale aanvraag (voortgezet verblijf na verblijf als gezinslid) te ondertekenen en (daarmee) (tevens) de antecedentenverklaring te ondertekenen, waarmee hij, verdachte, heeft verklaard dat hij niet in aanraking is geweest met justitie en is veroordeeld, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

3.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

4.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

5.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is in aanraking met justitie geweest en heeft ondanks zijn kennis hiervan, valse informatie aan de overheid gegeven om zijn verblijfsvergunning te verlengen.
De politierechter acht, gezien het bovenstaande, een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Daarbij speelt een rol dat het gepleegde feit iets ‘onnozels’ heeft: immers de IND checkt kennelijk ambtshalve het justitieel documentatieregister en daarmee komen verzwegen veroordelingen/justitiecontacten altijd aan het licht. Voorts is het feit dat verdachte informatie opzettelijk heeft verzwegen voor de IND geen reden geweest om hem een verblijfsvergunning te weigeren. Dat geldt ook voor de justitiecontacten/veroordelingen an sich. Anderzijds gaat het hier wel om het verzwijgen van informatie voor de overheid en daarmee is de samenleving als zodanig slachtoffer. Om die reden oordeelt de politierechter een taakstraf niet passend bij ernst van het feit.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 225 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De politierechter:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
De politierechtergeeft aan de verdachte kennis dat deze binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt de verdachte opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.