In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in Roemenië, werd ervan beschuldigd op 25 september 2019 in Hoek van Holland een vrouw met de Albanese nationaliteit te hebben geholpen bij haar doorreis naar Groot-Brittannië. De officier van justitie, mr. M. Blom, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel winstbejag, en veroordeling tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel, maar heeft hem vrijgesproken van het onderdeel dat betrekking had op winstbejag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang of doorreis van de vrouw wederrechtelijk was. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.