ECLI:NL:RBROT:2020:2256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
ROT 19/1393
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wissing van persoonsgegevens op grond van artikel 17 lid 1 AVG

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C. Wijnstra, een verzoek ingediend tot wissing van persoonsgegevens op basis van artikel 17 lid 1 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het verzoek is ingediend nadat verweerder, het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, eerder een aanvraag van eiseres om wissing van persoonsgegevens had afgewezen. Eiseres had in een aanvraagformulier voor rechtsbijstand informatie over haar gezondheid vermeld, waar zij later om verzocht om te wissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder het verzoek van eiseres ten onrechte had afgewezen en dat er geen goede reden was om de privacygevoelige informatie te blijven bewaren. Tijdens de zitting heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd en erkend dat het verzoek van eiseres gegrond was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen twee weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de overwegingen van de rechtbank in acht moeten worden genomen. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 maart 2020.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/1393
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, verweerder,

gemachtigde: mr. C. Wijnstra.

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eiseres om wissing van persoonsgegevens afgewezen.
Bij besluit van 5 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2020, gelijktijdig met het onderzoek in de zaak met het zaaknummer ROT 19/1395. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Op 6 maart 2018 heeft mr. [naam advocaat] ( [naam advocaat] ), advocaat, namens eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend voor een toevoeging in verband met een (te voeren) civiele hogerberoepsprocedure tegen de gemeente [naam gemeente] . In het aanvraagformulier is vermeld dat eiseres [gemoedstoestand] is geweest.
1.2.
Met een besluit van 14 maart 2018 heeft verweerder de toevoeging toegekend.
1.3.
Op 18 december 2018 heeft [naam advocaat] verzocht de toevoeging in te trekken omdat een andere toevoeging het rechtsbelang omvat waarvoor de toevoeging is afgegeven. Bij besluit van 25 december 2018 heeft verweerder de toevoeging ingetrokken.
1.4.
In een brief van 16 september 2018 heeft eiseres verweerder verzocht de in het aanvraagformulier vermelde ‘gezondheidsschade’ te wissen.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. De grondslag voor de verwerking van de in het aanvraagformulier opgenomen persoonsgegevens is te vinden in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG): de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen. Voor de beoordeling van toevoegingsaanvragen moet de rechtsbijstandverlener namens de rechtzoekende de nodige informatie verstrekken, zodat de aanvraag aan de wettelijke criteria kan worden getoetst. Op grond van artikel 24, derde lid, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) moet de aanvrager een genoegzame omschrijving van de zaak geven. Op grond van het Basisselectiedocument krachtens de Archiefwet geldt een bewaarplicht van tien jaar.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat haar advocaat zonder haar toestemming privacygevoelige informatie over haar gezondheid op het aanvraagformulier heeft vermeld. Het is niet nodig dat deze informatie nog langer door verweerder wordt bewaard.
4. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de AVG heeft een betrokkene het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en is de verwerkingsverantwoordelijke verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de in a-f genoemde gevallen van toepassing is.
5.1.
Eiseres heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat het haar gaat om het woord ‘ [gemoedstoestand] ’ in het aanvraagformulier. Indien dat woord uit het aanvraagformulier zou worden gewist, is het probleem opgelost, aldus eiseres.
5.2.
Verweerder heeft ter zitting zijn standpunt gewijzigd. Volgens verweerder is er bij nader inzien, mede gezien het feit dat het desbetreffende toevoegingsdossier al is gesloten, geen goede reden om het verzoek van eiseres af te wijzen.
5.3.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Uit het voorgaande volgt ook dat het verzoek van eiseres alsnog zal moeten worden toegewezen. De rechtbank kan het geschil niet definitief beslechten door zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal immers zelf het woord ‘ [gemoedstoestand] ’ uit het aanvraagformulier en uit zijn systemen moeten verwijderen. De rechtbank volstaat daarom met een opdracht aan verweerder om binnen twee weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarbij zal verweerder de overwegingen in deze uitspraak in acht moeten nemen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding, nu geen sprake is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 174,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. A.S. Flikweert, leden, in aanwezigheid van mr. C.H.I. Zwaneveld-Butter, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 18 maart 2020.
de griffier is verhinderd deze uitspraakvoorzitter
mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.