ECLI:NL:RBROT:2020:2250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
10/171107-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en bezit van cocaïne

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op de openbare weg en het bezit van 98 gram cocaïne. De verdachte werd op 22 maart 2019 in Rotterdam aangehouden, waarbij een vuurwapen en cocaïne in zijn bezit werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig had, ondanks zijn verklaring dat hij niet wist dat de drugs in zijn rugzak zaten. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte niet aannemelijk, gezien de aanzienlijke straatwaarde van de cocaïne en het feit dat hij tijdens de fouillering van de politie wegvluchtte en zijn rugzak weggooide. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en medische situatie. De rechtbank benadrukte dat ongecontroleerd wapenbezit en de handel in cocaïne ernstige risico's voor de samenleving met zich meebrengen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/171107-19
Datum uitspraak: 20 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. C.G.J. van Oppen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte wist niet dat er cocaïne in zijn rugzak zat.
4.2.2.
Beoordeling en conclusie
De verdachte wordt er van verdacht opzettelijk een hoeveelheid cocaïne aanwezig te hebben gehad. In de rugzak van de verdachte is een zakje met witte poeder en een precisieweegschaal aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat het witte poeder cocaïne was.
De verklaring van de verdachte komt er op neer dat de rugzak weliswaar aan hem toebehoort, maar dat het in zijn rugzak aangetroffen zakje met cocaïne niet van hem was en dat hij niet weet hoe dit zakje in zijn rugzak is gekomen. Hij geeft ter zitting aan dat hij zijn rugzak niet continu in de gaten heeft gehouden en dat hij vermoedt dat iemand anders, toen hij in de auto zat, het zakje met cocaïne in zijn rugzak heeft gedaan.
De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat de cocaïne in zijn rugzak zat acht de rechtbank niet aannemelijk. Daartoe is redengevend dat de aangetroffen hoeveelheid drugs een aanzienlijke straatwaarde (tussen de 3000 en 6000 euro) vertegenwoordigt. Dit maakt het onaannemlijk dat het zakje met cocaïne zonder medeweten van de verdachte in zijn rugzak is gestopt. Temeer nu de verdachte heeft aangegeven dat hij, naar eigen zeggen, met vrienden was om een rapclip op te nemen en dat hij voor anderen spullen bij zich hield. Daarbij komt dat de verdachte nadat de verbalisanten hadden aangekondigd de groep waar de verdachte mee was te fouilleren, hard is weggerend en dat hij tijdens zijn vlucht zijn rugzak heeft weggegooid, terwijl in die zak ook andere spullen van hem zaten Ook deze handelwijze van de verdachte duidt erop dat hij wist dat in zijn rugzak een zakje met cocaïne zat.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 22 maart 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Mauser, model Hs-C, kaliber 7,65mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7, bij het vuurwapen
behorende, kogelpatronen van het kaliber 7,65mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 22 maart 2019 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 98 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op de openbare weg. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Ongecontroleerd wapenbezit brengt naast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, ook een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik met zich mee.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van 98 gram cocaïne. Daarbij is in de rugzak van de verdachte ook een precisieweegschaal aangetroffen. Het gebruik van cocaïne levert een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stof sterk verslavend is en bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich kan brengen. De verspreiding van en handel in die stof gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en is daarmee bezwarend voor de samenleving. Handelingen die tot doel hebben deze stof op de markt te brengen dienen te worden bestraft.
Dit zijn ernstige feiten die de verdachte zwaar worden aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 oktober 2019.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven overwogen heeft, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten wegens het blanco strafblad van de verdachte en zijn medische stiuatie. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat op het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op de openbare weg niet anders gereageerd behoort te worden dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderde straf omdat de detentie voor de verdachte vanwege zijn medische situatie zwaarder zal zijn dan voor een gemiddeld persoon.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstrag in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 maart 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Mauser, model Hs-C, kaliber 7,65mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7, bij het vuurwapen
behorende, kogelpatronen van het kaliber 7,65mm, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2
hij op of omstreeks 22 maart 2019 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 98 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)