Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaardingen van 12 juni 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende (deels voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties;
- de oproepbrief voor de mondelinge behandeling van deze rechtbank van 16 oktober 2019;
- de brieven van mr. Buth van 23 en 30 december 2019, met bijlagen;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2020.
2.De feiten in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
“in 1995 of 1996 een hekwerk is geplaatst rondom de groenstrook en het kantoorgebouw. In elk geval is het hekwerk ruim voor 1998 neergezet.”. Voorts verwijst Westervorde naar een verklaring van [naam 2] , die vanaf 19 januari 1998 als balie-assistente in dienst is bij [naam bedrijf 2] gevestigd in het kantorencomplex, die verklaart dat
“Toen ik in 1998 in dienst kwam en met mijn werkzaamheden begon stond er om het kantoorcomplex en om het perceel (grasveld) aan de linkerkant van het complex een hekwerk. Het terrein rond het kantoorcomplex en de strook ernaast waren helemaal omheind.”. Westervorde heeft foto’s overgelegd van het hekwerk rondom het kantorencomplexperceel inclusief de strook grond die eind 1998 zijn gemaakt en in februari 1999 zijn afgedrukt. De verklaringen en de foto’s onderbouwen dat vanaf het moment van inbezitneming van de strook grond deze voor derden niet meer toegankelijk was. Vanaf het moment van de plaatsing van het hekwerk is de Gemeente niet meer op de strook grond geweest, heeft zij nooit bezwaar gemaakt tegen de inbezitneming en het gebruik van de strook grond, is zij niet tegen dat gebruik opgetreden en heeft zij geen enkele eigendomsaanspraak gemaakt op de strook grond.
5.De beslissing
woensdag 25 maart 2020voor het nemen van een akte door beide partijen als bedoeld onder 4.22;