ECLI:NL:RBROT:2020:2247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
8113357 \ CV EXPL 19-6833
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van boetes uit concurrentiebeding en verbod op nevenwerkzaamheden na beëindiging dienstverband

In deze zaak vorderde de werkgever, een besloten vennootschap, betaling van boetes van de voormalige werknemer wegens schending van een concurrentiebeding en een verbod op nevenwerkzaamheden. De werknemer had zijn dienstverband per 18 september 2016 beëindigd en was kort daarna een concurrerende onderneming gestart. De werkgever stelde dat de werknemer zowel het concurrentiebeding als het verbod op nevenwerkzaamheden had overtreden, en vorderde een totale schadevergoeding van meer dan € 98.000,-, inclusief buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet tijdig had gereageerd op de overtredingen van de werknemer, waardoor het beroep op rechtsverwerking slaagde. De rechter concludeerde dat de werkgever, door gedurende een lange periode geen actie te ondernemen, de werknemer het gerechtvaardigd vertrouwen had gegeven dat hij geen aanspraak meer zou maken op de contractuele bepalingen. Hierdoor werd de vraag of de werknemer daadwerkelijk de bedingen had overtreden irrelevant, en werden de vorderingen van de werkgever afgewezen.

De rechter veroordeelde de werkgever in de proceskosten, die vastgesteld werden op € 1.442,- aan salaris voor de gemachtigde van de werknemer, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 15 dagen na de betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8113357 \ CV EXPL 19-6833
uitspraak: 5 maart 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] ,
gevestigd: [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 10 oktober 2019,
gemachtigde: mr. R. Horstman,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
zaakvoerende: [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Tel.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 10 oktober 2019;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 24 december 2019, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2020;
  • de overgelegde producties.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] is tot en met 18 september 2016 bij [eiseres] in dienst geweest als allround interieurbouwer/semi assistent werkvoorbereider. Tussen partijen bestond een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Deze overeenkomst bevatte zowel een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden (artikel 15) als een concurrentiebeding (artikel 16).
2.2
[gedaagde] heeft de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd per 18 september 2016. Hij is een onderneming gestart die zich, net als [eiseres] , bezig houdt met interieurbouw in het luxe segment.
2.3
Bij brief van 4 juli 2019 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] onder meer het volgende bericht aan [gedaagde] :

Aangezien u binnen een half jaar na beëindiging van het dienstverband met cliënte, binnen een straal van 25 kilometer een concurrerende onderneming bent gestart, staat vast dat dit non-concurrentiebeding hebt overtreden. Hierbij stel ik u – voorzover nodig – in gebreke.
(…)
Bovendien bent u zelfs al tijdens uw dienstverband met cliënte uw onderneming gestart. Van 14 juli 2016 tot en met 18 september 2016 was u zowel in dienst bij cliënte en had u uw eigen – concurrerende – onderneming. Dat is een schending van het verbod van nevenwerkzaamheden als bedoeld in artikel 15 van uw arbeidsovereenkomst.
(…)
Hierbij stel ik u aansprakelijk voor de schade die cliënte door uw schendingen en handelwijze heeft geleden. Cliënte is thans doende haar schade inzichtelijk [te maken] en behoudt zich ter zake alle rechten voor.

3..De vordering

3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis te betalen:
- een contractuele boete wegens schending van het tussen partijen overeengekomen verbod op nevenwerkzaamheden van € 18.500,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 september 2016, althans een in goede justitie te bepalen datum;
- een contractuele boete wegens schending van het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding van € 78.120,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 maart 2017, althans een in goede justitie te bepalen datum;
- een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 1.741,20, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
Voorts vordert [eiseres] :
- te verklaren voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en handelt door het benaderen van klanten en werknemers van [eiseres] , al dan niet in combinatie met de onder 41 sub a tot en met h van de dagvaarding genoemde omstandigheden;
- [gedaagde] te bevelen om zich binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te onthouden van:
i. het benaderen van klanten van [eiseres] , dan wel daarvoor werkzaamheden te verrichten, gedurende twee jaar;
ii. het benaderen van werknemers van [eiseres] , dan wel hen in dienst te nemen, gedurende twee jaar en
iii. onrechtmatige concurrentie jegens [eiseres] ,
en te bepalen dat bij niet-nakoming hiervan [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 25.000,- per overtreding en € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte hiervan dat [gedaagde] in gebreke mocht blijven aan de veroordelingen te voldoen;
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure en te bepalen dat de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zal zijn indien deze niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis zijn voldaan.
[eiseres] voert ter onderbouwing van haar vordering – samengevat – het volgende aan.
3.2
[gedaagde] is na zijn uitdiensttreding bij [eiseres] een concurrerende onderneming gestart en heeft klanten van [eiseres] afgenomen. Daarmee heeft hij het concurrentiebeding overtreden. Ook heeft hij twee werknemers van [eiseres] overgenomen. Aanvankelijk heeft [eiseres] zich begripvol opgesteld, maar toen de tweede werknemer overstapte naar [gedaagde] heeft zij besloten dit niet langer te accepteren.
3.3
[gedaagde] heeft ook het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden overtreden. [eiseres] heeft ontdekt dat hij zijn onderneming al op 14 juli 2016 had ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Deze enkele oprichting en inschrijving van zijn eenmanszaak leveren een schending van het beding op. Bovendien staat een inschrijving niet op zichzelf, [gedaagde] moet voorbereidende handelingen hebben getroffen terwijl hij nog in dienst was bij [eiseres] .
3.4
De overtreding van het verbod op nevenwerkzaamheden is begonnen op 14 juli 2016 en heeft voortgeduurd tot 18 september 2016. Dit betekent dat [gedaagde] een boete verschuldigd is geworden van € 2.500 plus 64 dagen maal € 250,-, in totaal € 18.500,-.
Op overtreding van het concurrentiebeding staat een boete van € 434,- per dag. [gedaagde] heeft het concurrentieverbod gedurende een periode van een half jaar ofwel 180 dagen overtreden, waardoor hij een boete van € 78.120,- verschuldigd is geworden.
3.5
[gedaagde] handelt niet alleen in strijd met het concurrentiebeding en het verbod op nevenwerkzaamheden, er is ook sprake van onrechtmatige concurrentie. Er is sprake van een substantiële en stelselmatige afbraak van het duurzame bedrijfsdebiet van [eiseres] .

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] verzoekt om [eiseres] zijn vorderingen te ontzeggen als ongegrond en onbewezen, een en ander met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de kosten niet binnen zeven dagen na de betekening van dit vonnis aan [gedaagde] zijn voldaan.
[gedaagde] motiveert zijn verweer – samengevat – als volgt.
4.2
[gedaagde] betwist dat gedurende het dienstverband sprake is geweest van nevenwerkzaamheden. Hij heeft enkel voorbereidingswerkzaamheden getroffen, zoals het inschrijven bij de Kamer van Koophandel en het zoeken van een bedrijfsruimte.
4.3
Al toen [gedaagde] nog in dienst was, heeft hij [eiseres] medegedeeld dat hij een eigen meubelmakerij zou beginnen. [eiseres] heeft daarmee ingestemd. [eiseres] heeft [gedaagde] ook geholpen, bijvoorbeeld door hem in te huren voor een project. Dat [eiseres] de verleende toestemming niet schriftelijk heeft vastgelegd, kan [gedaagde] niet worden aangerekend.
4.4
Voor het geval dat wordt geoordeeld dat [gedaagde] de bepalingen met betrekking tot nevenwerkzaamheden en het concurrentiebeding wél heeft overtreden, heeft [eiseres] haar recht om boetes te vorderen verwerkt. Bovendien betwist [gedaagde] dat [eiseres] enige schade heeft geleden.
4.5
Van onrechtmatig handelen is evenmin sprake. [gedaagde] heeft geen klanten en leveranciers van [eiseres] benaderd. [gedaagde] heeft evenmin werknemers van [eiseres] actief benaderd om bij hem in dienst te treden. [eiseres] heeft zelfs ingestemd met de indiensttreding van werknemer [naam werknemer] .

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Voor deze zaak is van belang dat partijen het er over eens zijn dat [gedaagde] een onderneming in dezelfde branche is gestart als die waarin [eiseres] werkzaam is. Dat betekent dat [gedaagde] een concurrerende onderneming is gestart.
Volgens [eiseres] schiet [gedaagde] daarmee tekort in zijn verplichtingen die (nog steeds) voor hem voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, meer in het bijzonder het overeengekomen concurrentiebeding en het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden. Daardoor is [gedaagde] contractuele boetes verschuldigd is geworden, aldus [eiseres] . [gedaagde] betwist dit alles gemotiveerd.
5.2
[gedaagde] heeft als subsidiaire verweer aangevoerd dat sprake is van rechtsverwerking. Voor de vraag of een schuldeiser zijn rechten heeft verwerkt geldt als uitgangspunt dat daarvan slechts sprake is wanneer de schuldeiser zich heeft gedragen op een manier die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht (Hoge Raad 7 juni 1991, NJ 1991/708). Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel tijdsverloop onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden die maken dat bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraken niet meer geldend zou maken of die de positie van de schuldenaar onredelijk benadelen of verzwaren, wanneer de schuldeiser zijn aanspraken alsnog geldend maakt (Hoge Raad 29 september 1995, NJ 1996/89).
5.3
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op rechtsverwerking slaagt om de volgende redenen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [eiseres] desgevraagd bevestigd dat [gedaagde] hem al gedurende het dienstverband heeft verteld dat hij een eigen onderneming wilde starten in de interieurbouw. [eiseres] heeft ook verklaard dat hij al vrij snel daarna de website van [gedaagde] heeft bekeken en constateerde dat hij in hetzelfde segment (‘high end’) werkzaam was. Verder heeft [eiseres] zo’n anderhalf jaar na ontslagname het bedrijf van [gedaagde] nog bezocht. Ook heeft hij [eiseres] in die periode benaderd voor een klus en hebben zij een project van twee naast elkaar gelegen woningen uitgevoerd. Door vervolgens - gedurende een periode van ongeveer drie jaar - op geen enkele wijze kenbaar te maken dat [gedaagde] zich van dergelijke activiteiten diende te onthouden, is bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat [eiseres] geen beroep (meer) zou doen op de betreffende afspraken uit de arbeidsovereenkomst.
5.4
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de vraag of [gedaagde] de bedingen uit de arbeidsovereenkomst ook daadwerkelijk heeft overtreden in het midden blijven, omdat dit niet leidt tot een andere uitkomst. Zijn vorderingen tot betaling van boetes worden dan ook afgewezen.
5.5
[eiseres] heeft ook een verklaring voor recht gevorderd. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens haar gehandeld door onrechtmatig te concurreren.
Van onrechtmatige concurrentie is onder meer sprake wanneer een werknemer stelselmatig en substantieel duurzaam het debiet van zijn voormalige werkgever afbreekt (zie Hoge Raad 9 december 1955, NJ 1956/157).
5.6
[eiseres] voert ter onderbouwing van haar vordering aan dat [gedaagde] klanten en leveranciers van haar heeft benaderd en na actieve benadering werknemers van haar heeft overgenomen. De feiten die zij thans stelt ter onderbouwing van deze vordering zijn niet alleen door [gedaagde] gemotiveerd betwist, maar ook onvoldoende om, indien bewezen, de conclusie te rechtvaardigen dat sprake is van een substantiële en duurzame afbreuk van het bedrijfsdebiet van [eiseres] . Ook de vorderingen op dit punt worden daarom afgewezen.
5.7
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De datum waarop zij over die kosten wettelijke rente verschuldigd is wordt naar redelijkheid bepaald op 15 dagen na de betekening van dit vonnis.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 1.442,- aan salaris voor zijn gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 dagen na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783