ECLI:NL:RBROT:2020:2169

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
10/691012-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging afpersing en voorhanden hebben machinegeweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die ten laste was gelegd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een machinegeweer. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 25 januari 2019 in Schiedam een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. Dit gebeurde met het oogmerk om [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1] te dwingen tot betaling van een groot geldbedrag. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als overtuigend beoordeeld, waarbij ook chatberichten en videobeelden als bewijs zijn gebruikt. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de bedreigingen en het gebruik van een vuurwapen, wat leidde tot ernstige gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 5.000,- is vastgesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding, samen met de medeverdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/691012-19
Datum uitspraak: 13 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten 2 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte geen rol heeft gespeeld bij de vrijheidsberoving en de poging tot afpersing. De verdachte zou pas op de hoogte zijn geraakt van wat zich in zijn woning afspeelde tussen de medeverdachte [naam medeverdachte] en de aangever, toen hij gestommel hoorde en de medeverdachte om hulp hoorde roepen. Toen hij ging kijken, zag hij de aangever gewond op de vloer liggen met het wapen onder zich. Hij had dat wapen eerder niet gezien.
Voordien was de verdachte slechts enkele keren in de kamer geweest waar de medeverdachte en de aangever verbleven, om drinken te brengen en om zijn telefoon op te laden. Toen was hem niets vreemds opgevallen. Verder heeft de verdachte, zoals blijkt uit zijn rekeningafschrift, om 21:26 uur een aankoop gedaan bij [naam supermarkt] , een supermarkt in Schiedam. Daaruit blijkt dat de verdachte niet steeds samen met de medeverdachte en de aangever was.
4.2.2.
Beoordeling
In het dossier bevindt zich een weergave van een chatgesprek tussen de verdachte en de medeverdachte.
De medeverdachte (aangeduid als “ [bijnaam medeverdachte] ”) zegt om 17:44 uur tegen de verdachte: “Over één uur heb ik het met hem zorg dat het klaar is.” Om 18:02 uur zegt hij: “Ik ga met hem. Zorg dat het klaar is.” Om 18:22 uur zegt hij in een audiobericht: “Vergeet het vuurtje niet. Op dat ik het gasfornuis kan aansteken.” Om 18:24 uur reageert de verdachte hierop als volgt (in een audiobericht): “Broer wacht even, ik ben dat net voor jou gaan doen. Ik ben het niet vergeten. Ik ben het nu gaan doen. Je belt mij voor iets waar ik van niets weet. Je wilt naar mijn huis komen met dat of die ding. Dat is mijn probleem.” Om 18:26 uur stuurt de medeverdachte het volgende bericht: “Kijk of dat je nog een (bro) broeder mee kan nemen. Om 18:34 uur stuurt de medeverdachte de contactgegevens van ‘
[naam 1] ’met om 18:43 uur de opmerking “Kijk of zij antwoorden.”
In de telefoon van de medeverdachte is ook een gesprek gevonden met een contact genaamd ' [naam 2] '. In dit gesprek werd een voicebericht ingesproken, waarin een verbalisant de stemmen van de verdachte en de medeverdachte herkende. De verdachte zegt in dit gesprek: “Laat het hier, verstopt of verborgen en ga zelf ook kijken. Van mij kan het niet komen.” De medeverdachte zegt daarop: “Nee ik vertrouw je niet.” De verdachte reageert met: “Jij praat ook shit broer.”, waarna de medeverdachte zegt: “Hallo luister dan. Eerst zogenaamd dertig minuten.” De verdachte zegt daarna: “Je vertrouwt me niet? En je komt klote dingen in mijn plaats/plek doen. Praat geen onzin.”
Deze gesprekken, gevoegd bij de verklaringen van zowel de medeverdachte als de aangever die er op neerkomen dat zij tweeën naar de woning van de verdachte gingen om verder te praten over het geld dat de aangever schuldig zou zijn aan de medeverdachte, wekken de stellige indruk dat de verdachte moet hebben geweten dat in zijn woning “klote dingen” zouden gaan gebeuren die het daglicht niet konden verdragen.
De verdachte en de medeverdachte hebben hierover ter zitting verklaard dat het de bedoeling was om in de woning een partij drugs te gaan testen die ter compensatie aan de medeverdachte zou moeten worden gegeven. De medeverdachte zou de verdachte daarom hebben opgedragen om te zorgen voor ammoniak en een aansteker (“vuurtje”).
Die lezing overtuigt de rechtbank niet. Bij de forensische doorzoeking zijn geen ammoniak of drugs aangetroffen. In de woning was geen gasfornuis aanwezig. Dat de verdachte moest proberen om een ‘bro’ mee te nemen, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat voor het onder druk zetten van de aangever een numeriek overwicht noodzakelijk was. Dat daarbij het contact ‘ [naam 1] ’ werd verstrekt, wijst er op dat er een verband was met de mislukte drugsdeal waarbij ene [naam 1] betrokken was en waarvoor de aangever geld verschuldigd zou zijn aan de medeverdachte.
De stelling van de aangever, dat ook de verdachte betrokken was bij de poging tot afpersing van de aangever en de wederrechtelijke vrijheidsberoving, vindt bovendien steun in andere bewijsmiddelen.
[naam slachtoffer 1] , de zus van de aangever, verklaart over een videogesprek dat vanuit de woning van de verdachte met haar werd gevoerd. Daarin was te zien dat er tussen de aangever en de camera met een ‘lang geweer’ werd gezwaaid. Een stem met een Antilliaans accent zei daarbij: "Mevrouw u ziet dit toch"; daarna werd er om geld gevraagd. Verbalisant [naam verbalisant] , die tijdens dit videogesprek bij [naam slachtoffer 1] was en het gesprek kon horen maar – omdat hij buiten beeld moest blijven – niet kon zien, hoorde meerdere stemmen via de telefoon. Hij hoorde een stem via de telefoon zeggen: "Zo serieus zijn we, dit gaat er gebeuren. Over 9 minuten is hij dood". Dit was een Nederlandse stem, een andere stem dan de stem die hij al eerder in het gesprek had gehoord.
Uit niets blijkt dat er in de woning naast de verdachte, de medeverdachte en de aangever nog een andere man was ten tijde van dit gesprek. Bovendien spreekt de verdachte – hij is afkomstig van Curaçao – anders dan de medeverdachte Nederlands met een Antilliaans accent. De rechtbank is er dan ook van overtuigd dat de verdachte deze bedreiging heeft geuit en daarmee een actieve rol heeft gespeeld bij de feiten 2 en 3. Dit maakt ook dat de verklaring van de aangever, die stelt dat de verdachte gedurende langere tijd aanwezig was bij de bedreigingen, geloofwaardiger is dan de verklaring van de verdachte, die zegt dat hij niets van de bedreigingen heeft meegekregen. Dat de verdachte rond 21:30 uur enige tijd de woning zou hebben verlaten om een boodschap te doen, maakt dit niet anders.
Gelet op het bovenstaande is er voldoende bewijs voor de feiten 2 en 3, met de volgende kanttekening:
De aangever heeft verklaard dat hij door de medeverdachte met tiewraps is vastgebonden en met een tang in zijn vinger(s) is geknepen. De verklaringen die hij hierover heeft afgelegd, zijn echter wisselend en er is op deze punten onvoldoende ondersteunend bewijs. In zoverre acht de rechtbank de feiten 2 en 3 niet bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 25 januari 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [naam slachtoffer 3] (de moeder van die [naam slachtoffer 2] ) en [naam slachtoffer 1] (de zus van die [naam slachtoffer 2] ) en [naam slachtoffer 4] (de partner van die [naam slachtoffer 2] ), te dwingen iets te doen, te weten het betalen van 18.000 euro, althans een groot geldbedrag, aan verdachte en zijn mededader, immers hebben verdachte en zijn mededader:
- die [naam slachtoffer 2] tegen zijn wil opgesloten en vastgehouden in een
woning aan de [plaats delict] en
- telefonisch en via Facetime/video-bellen tegen die [naam slachtoffer 3] en
[naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 4] gezegd dat die [naam slachtoffer 2] zou worden
doodgeschoten/doodgemaakt als er niet zou worden betaald en daarbij een
vuurwapen getoond en
- die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 4] de indruk gegeven dat hij,
verdachte, en zijn mededader die [naam slachtoffer 2] geweld zouden aandoen
als er niet zou worden betaald;
3.
hij op 25 januari 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] (de moeder van die [naam slachtoffer 2] ) en [naam slachtoffer 1] (de zus van die [naam slachtoffer 2] ) en [naam slachtoffer 4] (de partner van die [naam slachtoffer 2] ), te dwingen tot de afgifte van 18.000 euro, althans een groot geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader:
- een vuurwapen heeft getoond aan en gericht op die [naam slachtoffer 2] en- die [naam slachtoffer 2] krachtig en/of gewelddadig heeft vastgepakt en op een
stoel gezet en
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij zou worden doodgeschoten en in
stukken zou worden gesneden en
- telefonisch en via Facetime/video-bellen tegen die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1]
en die [naam slachtoffer 4] heeft gezegd dat die [naam slachtoffer 2] zou worden
doodgeschoten/doodgemaakt als er niet zou worden betaald en daarbij een
vuurwapen heeft getoond en
- die [naam slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 25 januari 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 en 3 van de
Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk/type Cz Vz 58, kaliber 7.62 x 39 mm,
terwijl dat vuurwapen zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is en veertien voor dat wapen geschikte kogelpatronen
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 2:
medeplegen van gijzeling;
Feit 3:
medeplegen van poging tot afpersing;
Feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Na een mislukte drugsdeal wilde de medeverdachte een fors geldbedrag van de aangever en/of zijn familie ontvangen. Hiertoe hebben de medeverdachte en de verdachte de aangever enige uren gegijzeld en herhaaldelijk met de dood bedreigd. De aangever is zelfs onder schot gehouden met een machinegeweer (een zogeheten AK). Uit de verklaring van de aangever en uit verklaringen van naasten die hem tijdens de gijzeling telefonisch in een (video)gesprek hebben gesproken, blijkt dat de aangever doodsangsten heeft uitgestaan. Ook zijn familie was ernstig geschokt door de zeer serieuze bedreigingen.
Dit alles is in de woning van de verdachte gebeurd. Niet alleen wist de verdachte wat er gebeurde, hij heeft zelf ook een actieve rol gespeeld bij de doodsbedreigingen, de poging tot afpersing en de vrijheidsberoving.
Verder heeft de verdachte samen met de medeverdachte een machinegeweer in zijn huis gehad. Hoe het wapen daar terecht is gekomen, is niet duidelijk geworden, maar in ieder geval heeft de verdachte er niets tegen gedaan toen dat wapen in zijn huis werd gebruikt om de aangever te bedreigen. Sterker nog: hij heeft aan die bedreigingen meegedaan. Dat hij het wapen (waarschijnlijk) zelf niet vast heeft gehad, maakt zijn betrokkenheid niet minder kwalijk. Tegen het bezit van zware vuurwapens als het onderhavige moet, vanwege de dreiging die ervan uitgaat, krachtig worden opgetreden. Dat het bezit van zo’n wapen gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan, is in deze zaak wel duidelijk geworden, met zeer ernstige gevolgen voor het slachtoffer.
Al met al is een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gekeken naar het strafblad van de verdachte van 7 februari 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, naar het rapport van Reclassering Nederland van 11 december 2019 en naar de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [naam benadeelde]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.384,- aan materiële schade en een vergoeding van € 12.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De benadeelde partij dient wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard, nu tot vrijspraak van feit 1 is gerekwireerd en de materiële kosten daaruit voortvloeien.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade kan gelet op de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten 2 en 3 tot een bedrag van € 5.000,- worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard, primair omdat vrijspraak is bepleit, subsidiair omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De benadeelde partij zal in de vordering tot vergoeding van de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de gevorderde kosten rechtstreeks verband houden met het onder feit 1 ten laste gelegde waarvan de verdachte wordt vrijgesproken.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Dat die feiten een grote impact hebben op de benadeelde, acht de rechtbank aannemelijk. De rechtbank kan echter niet vaststellen of die impact een vergoeding van € 12.500 rechtvaardigt. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt immers dat een groot deel van de geleden immateriële schade voortvloeit uit de poging doodslag, waarvan de verdachte is vrijgesproken.
De schade zal daarom op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-.
Het resterende deel van de gevorderde immateriële schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijk
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding tot een bedrag van € 5.000,- zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader [naam medeverdachte] de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Rente en proceskosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 januari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 282a en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De verdachte is dit bedrag hoofdelijk met zijn mededader [naam medeverdachte] verschuldigd, op die wijze dat – wanneer de één betaalt – de ander zal zijn bevrijd van betaling;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door maximaal 60 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader [naam medeverdachte] , tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2019 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon
genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met dat opzet
meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) vuurwapen een of meer
kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van, die [naam slachtoffer 2] ,
waardoor die [naam slachtoffer 2] in de borst, althans het bovenlichaam, is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2019 te Schiedam
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan een persoon, (te weten [naam slachtoffer 2] ), opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (te weten bloedingen en/of een scheur van de long en/of meerdere
ribbreuken met verplaatsing van de ribstukken), heeft toegebracht, door
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) vuurwapen een of
meer kogel(s) af te vuren op, althans in de richting van, die [naam slachtoffer 2] ,
waardoor die [naam slachtoffer 2] in de borst, althans het bovenlichaam, is geraakt;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2019 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) vuurwapen een of meer
kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van, die [naam slachtoffer 2] ,
waardoor die [naam slachtoffer 2] in de borst, althans het bovenlichaam, is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2019 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
al dan niet met het oogmerk een ander, te weten [naam slachtoffer 3] (de moeder van
die [naam slachtoffer 2] ) en/of [naam slachtoffer 1] (de zus van die [naam slachtoffer 2] )
en/of [naam slachtoffer 4] (de partner van die [naam slachtoffer 2] ),
te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen van 18.000 euro,
althans een (groot) geldbedrag, aan verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [naam slachtoffer 2] tegen zijn wil opgesloten en/of vastgehouden in een
woning aan de [plaats delict] en/of
- de handen en/of voeten van die [naam slachtoffer 2] vastgebonden en/of
- ( telefonisch en/of via Facetime/video-bellen) tegen die [naam slachtoffer 3] en/of
[naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 4] gezegd dat die [naam slachtoffer 2] zou worden
doodgeschoten/doodgemaakt als er niet zou worden betaald en/of (daarbij) een
(op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) getoond en/of
- die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 4] de indruk gegeven dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) die [naam slachtoffer 2] geweld zou(den) aandoen
als er niet zou worden betaald;
3.
hij op of omstreeks 25 januari 2019 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] (de moeder van die [naam slachtoffer 2] ) en/of
[naam slachtoffer 1] (de zus van die [naam slachtoffer 2] ) en/of [naam slachtoffer 4] (de partner van
die [naam slachtoffer 2] ),
te dwingen tot de afgifte van 18.000 euro, althans een (groot) geldbedrag, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2]
en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen heeft getoond aan en/of gericht op die [naam slachtoffer 2] en/of
- die [naam slachtoffer 2] krachtig en/of gewelddadig heeft vastgepakt en/of op een
stoel gezet en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] gezegd dat hij zou worden doodgeschoten en/of in
stukken zouden worden gesneden en/of
- een tang om de duim van die [naam slachtoffer 2] heeft gezet en/of
- ( telefonisch en/of via Facetime/video-bellen) tegen die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1]
en/of die [naam slachtoffer 4] heeft gezegd dat die [naam slachtoffer 2] zou worden
doodgeschoten/doodgemaakt als er niet zou worden betaald en/of (daarbij) een
(op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft getoond en/of
- die [naam slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- de handen en/of voeten van die [naam slachtoffer 2] heeft vastgebonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 25 januari 2019 te Schiedam
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 en/of 3 van de
Wet Wapens en Munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt
om automatisch te vuren, van het merk/type Cz Vz 58, kaliber 7.62 x 39 mm,
terwijl dat vuurwapen zodanig is vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet
of minder zichtbaar is en/of
veertien, althans één of meer, (voor dat wapen geschikte) kogelpatronen
voorhanden heeft gehad;