Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Albanië en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 2030,7 gram heroïne en 271,7 gram amfetamine. De officier van justitie, mr. E.M. Blanken, eiste vrijspraak voor de heroïne en bewezenverklaring voor de amfetamine, met een gevangenisstraf van vijf maanden en onttrekking van een in beslag genomen GSM telefoon aan het verkeer. De rechtbank oordeelde dat het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne niet wettig en overtuigend was bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij.
Wat betreft de amfetamine oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid ervan in de woning waar hij verbleef. De rechtbank merkte op dat de verdachte de woning deelde met anderen en dat er geen gedetailleerde informatie was over de omstandigheden waaronder de amfetamine was aangetroffen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op het aanwezig hebben van de amfetamine.
De rechtbank besloot ook over de in beslag genomen voorwerpen. De GSM telefoon, die als cryptofoon werd beschouwd, werd onttrokken aan het verkeer, terwijl het geldbedrag van € 1.350,00 aan de verdachte werd teruggegeven. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis werd uitgesproken door mr. E. Rabbie, voorzitter, en mrs. L. Daum en M.M. Dolman, rechters, in aanwezigheid van griffier J.P. van der Wijden.