ECLI:NL:RBROT:2020:2027
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO/WAZ-uitkeringen met betrekking tot zelfstandig psychotherapeute
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zelfstandig psychotherapeute en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de herziening en terugvordering van WAO- en WAZ-uitkeringen. Eiseres, die sinds 1991 vrijwillig verzekerd was voor de WAO, had in 2000 een WAO-uitkering toegekend gekregen na arbeidsongeschiktheid. In 2017 heeft het UWV echter besluiten genomen om de uitkeringen over de jaren 2013 tot en met 2015 te herzien en aanzienlijke bedragen terug te vorderen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een bestreden besluit van 1 februari 2019 waarin het UWV het bezwaar deels ongegrond verklaarde en de terugvordering verlaagde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de vrijwillige WAO-verzekering van eiseres per 25 september 2001 op haar verzoek is beëindigd en dat de uitkeringen op basis van de inkomsten als zelfstandige terecht zijn herzien. Eiseres voerde aan dat het UWV geen duidelijkheid had verschaft over de herziening van het maatmanloon en dat er een toezegging was gedaan dat haar uitkering ongewijzigd zou blijven. De rechtbank oordeelde echter dat de enkele vermelding van de uitkering in het besluit van 17 juni 2015 geen bindende toezegging inhield.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.