ECLI:NL:RBROT:2020:1989

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
C/10/591337 / FA RK 20-907
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 26 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op een onbekende datum en wonende in Capelle aan den IJssel. De officier van justitie had op 12 februari 2020 een verzoekschrift ingediend voor het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 26 februari 2020, die plaatsvond in de Parnassia Groep, locatie Poortmolen, zijn verschillende documenten overgelegd, waaronder een medische verklaring van drs. P. Wauben, psychiater, en een zorgplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een andere gespecificeerde/ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor de duur van drie maanden, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn vastgesteld, zoals het beperken van de bewegingsvrijheid en het uitoefenen van toezicht. De rechtbank verwerpt het verweer van de betrokkene tegen bepaalde vormen van zorg, omdat deze wel degelijk van toepassing zijn. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Rop en schriftelijk uitgewerkt op 5 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/591337 / FA RK 20-907
Betrokkenenummer: [nummer]
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 26 februari 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Poortmolen aan de Poortmolen 121, 2906 RN te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. S.E.M. Hooijman te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen op 12 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door drs. P. Wauben, psychiater, van 7 februari 2020;
  • de zorgkaart met onbekende datum;
  • het zorgplan van 29 januari 2020;
  • de beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 februari 2020, op de locatie van Parnassia Groep, locatie Poortmolen.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
  • [naam arts] , arts, verbonden aan Parnassia Groep, locatie Poortmolen.
1.2.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een andere gespecificeerde/ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in met name het aanzienlijke risico op ernstige zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Daarnaast bestaat een aanzienlijk risico dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene lijdt op het moment aan een psychose, vermoedelijk in het kader van schizofrenie is. In de thuissituatie is een gevaarlijke situatie ontstaan waarbij betrokkene agressief was richting haar vader. Betrokkene vertoont ook op de afdeling agressief gedrag wat voortkomt uit haar angsten. Betrokkene is erg angstig en denkt bijvoorbeeld dat de behandeling erop gericht is haar dood te maken. Betrokkene reageert daarop door te proberen te ontsnappen of zich agressief te verzetten tegen de behandeling. De angsten blijven persisteren bij betrokkene. Betrokkene heeft daarnaast een hoog uitgangsniveau; zij deed een studie aan het HBO en had een baan. Dit maakt het risico op maatschappelijke teloorgang aanzienlijk.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Het betreft de volgende vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.2.3.
Betrokkene voert verweer tegen de volgende vormen van verplichte zorg:
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Betrokkene is van mening dat al deze vormen niet op haar van toepassing zijn omdat deze niet individueel gespecificeerd zijn nu er bij betrokkene geen ernstig nadeel bestaat in het gebruik van middelen of het gebruik van gevaarlijke voorwerpen. Daarnaast acht betrokkene een beperking in haar vrijheid wat betreft het gebruik van communicatiemiddelen niet op haar van toepassing aangezien er geen aanleiding daartoe is in haar voorgeschiedenis.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Ter zitting is toegelicht dat betrokkene erg beïnvloedbaar is. Onderdeel van de symptomen van haar stoornis is dat zij op vrijwel elke vraag het gewenste antwoord geeft. Daardoor bestaat een aanzienlijk risico dat zodra betrokkene zich buiten de kliniek kan begeven andere patiënten haar zullen bewegen om gedrag-beïnvloedende middelen of andere niet-toelaatbare zaken voor hen mee te nemen. Verder heeft betrokkene kort na opname via Facebook berichten en foto’s gedeeld over haar opname die haar benadelen. Dit maakt dat bovengenoemde vormen van verplichte zorg ook specifiek van toepassing zijn op betrokkene.
2.2.4.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Ter zitting is gebleken dat de behandeling ook in de duur van drie maanden effectief kan worden uitgevoerd. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de duur van drie maanden in plaats van de verzochte zes maanden. De voorgestelde verplichte zorg is daarmee evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.5.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van drie maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 26 mei 2020.
Deze beschikking is op 26 februari 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Rop, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 5 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.