ECLI:NL:RBROT:2020:1980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
10/651016-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Afpersing door minderjarige met verminderde toerekeningsvatbaarheid en bijzondere voorwaarden voor begeleiding.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, een minderjarige, is beschuldigd van afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 augustus 2019 in Capelle aan den IJssel, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, het slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van een tas door middel van geweld en bedreiging. De verdachte heeft het feit bekend, wat heeft geleid tot een bewezenverklaring zonder nadere motivering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een verstandelijke beperking en andere psychische problemen. Dit heeft invloed gehad op de strafmaat en de voorwaarden die aan de straf zijn verbonden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één week, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 40 uur. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere meldplicht bij de jeugdreclassering, deelname aan een behandeling en het volgen van onderwijs. De rechtbank heeft ook de rol van de jeugdreclassering benadrukt, die toezicht zal houden op de naleving van deze voorwaarden. De beslissing is genomen met het oog op de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van begeleiding om recidive te voorkomen.

De rechtbank heeft de zaak met zorg behandeld, waarbij de belangen van de verdachte en de noodzaak van een passende straf in het kader van het jeugdstrafrecht zijn afgewogen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/651016-19
Datum uitspraak: 3 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw: mr. L.M. Verkuil, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 18 februari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de jeugdreclassering, dat hij naar school zal gaan en dat hij zijn medewerking zal verlenen aan MST/FAST bij de Waag, Viersprong, Timon of soortgelijke instelling;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 09 augustus 2019 te Capelle aan den IJssel, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een (Louis Vuitton) tas toebehorende aan [naam slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- met de fiets klemrijden van die [naam slachtoffer] en
- met verheven stem toevoegen van de woorden: “Je gaat nu je tasje afgeven en zo niet dan slaan we je kapot.”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
afpersing.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op 15-jarige leeftijd schuldig gemaakt aan een afpersing waarbij het slachtoffer op de fiets door de verdachte is klemgereden en het slachtoffer zijn tasje moest afgeven. Zou hij dit niet doen, dan zou hij ‘kapot’ worden geslagen. Door aldus te handelen heeft de verdachte ook het bezit van het tasje gekregen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. De verdachte heeft zelf ook gemerkt dat de verdachte bang werd, maar dat heeft hem niet ervan weerhouden het tasje mee te nemen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte kort voor het ten laste gelegde feit is veroordeeld voor een mishandeling en daarvoor in een proeftijd liep. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog drs. R.M. de Groot heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 december 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een (matige) verstandelijke beperking, ADHD en een oppositioneel-opstandige stoornis. De verdachte heeft moeite om situaties te overzien en oorzaak-gevolg relaties te leggen. Er is sprake van een hoge mate van impulsiviteit en een gebrekkige beheersing van boosheid, een lage frustratietolerantie en ontoereikende coping vaardigheden. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als matig tot hoog ingeschat. Voor de verdachte is er gezien de beschreven problematiek en om de kans op recidive te verkleinen intensieve individuele én systemische hulpverlening bij een forensisch polikliniek nodig. Individuele behandeling kan worden aangevuld met een intensieve systeemgerichte behandeling, zoals MST of FAST. Geadviseerd wordt de behandeling, gezien de geringe (intrinsieke) motivatie, op te nemen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld toezicht door de jeugdreclassering.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 februari 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte worden veel aanwijzingen gezien voor een niet optimaal verlopen gehechtheidsontwikkeling, wat de voedingsbodem lijkt te zijn voor de problematiek van de verdachte. Er is sprake van toenemende gedragsproblematiek en een scheefgroei in de sociaal-emotionele ontwikkeling. De verdachte behoeft veel nabijheid, structuur, sturing en begrenzing. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering en medewerking aan behandeling vanuit de Waag of soortgelijke instelling en aan een eventuele aanvullende behandeling die de jeugdreclassering noodzakelijk acht.
Dhr. [naam] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen de jeugdreclassering), heeft op de terechtzitting aangegeven dat de verdachte zich gedurende de schorsing van zijn voorarrest goed heeft gehouden aan de schorsende voorwaarden. Er bestaan wel grote zorgen over het gedrag dat de verdachte vertoont op school. Dit gedrag lijkt steeds meer te verslechteren. Geadviseerd wordt bij de op te leggen straf als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte zijn medewerking dient te verlenen aan de behandeling MST.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door haar bevindingen en door wat ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straffen
Gezien de ernst van het feit en ook vanwege het strafblad van verdachte kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank ziet hier echter in dit geval vanaf omdat de verdachte inmiddels al geruime tijd wordt begeleid door de jeugdreclassering en zich al die tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De Raad, de jeugdreclassering en de psycholoog vinden begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De rechtbank zal daarom de jeugddetentie in voorwaardelijke vorm opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er daarnaast toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verder zal de rechtbank, gezien de ernst van het feit, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 1 (één) week,
bepaalt dat
deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan intensieve systeemgerichte behandeling, zoals MST of FAST, bij een polikliniek zoals de Waag of de Viersprong of een soortgelijke instelling, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
32 (tweeëndertig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 16 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Stalenberg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.J. van Dijk en A.A.J. de Nijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2020.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 09 augustus 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een (Louis Vuitton) tas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met de fiets klemrijden van die [naam slachtoffer] en/of
- ( met verheven stem) toevoegen van de woorden: “Je gaat nu je tasje afgeven en zo niet dan slaan we je kapot.”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.