In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren in 2003. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 december 2019 een verzoekschrift ingediend voor de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, vanwege ernstige zorgen over de opvoedsituatie. De ouders van [voornaam minderjarige] vertonen een ambivalente houding ten opzichte van de hulpverlening, wat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] bedreigt. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 18 februari 2020, waarbij de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van terugkerende gedragsproblematiek bij [voornaam minderjarige], die zich uit in zelfbepalend gedrag en het niet respecteren van grenzen van gezinsleden. Ondanks positieve ontwikkelingen, zoals een bijbaan en goede schoolprestaties, is er een dringende noodzaak voor hulpverlening. De rechtbank oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de hulp op lange termijn te waarborgen, vooral omdat [voornaam minderjarige] binnenkort meerderjarig zal worden. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling goedgekeurd en deze loopt van 3 maart 2020 tot 18 februari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.