ECLI:NL:RBROT:2020:1977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
C/10/588502 / JE RK 19-3865
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige zorgen over de opvoedsituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren in 2003. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 december 2019 een verzoekschrift ingediend voor de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, vanwege ernstige zorgen over de opvoedsituatie. De ouders van [voornaam minderjarige] vertonen een ambivalente houding ten opzichte van de hulpverlening, wat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] bedreigt. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 18 februari 2020, waarbij de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van terugkerende gedragsproblematiek bij [voornaam minderjarige], die zich uit in zelfbepalend gedrag en het niet respecteren van grenzen van gezinsleden. Ondanks positieve ontwikkelingen, zoals een bijbaan en goede schoolprestaties, is er een dringende noodzaak voor hulpverlening. De rechtbank oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de hulp op lange termijn te waarborgen, vooral omdat [voornaam minderjarige] binnenkort meerderjarig zal worden. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling goedgekeurd en deze loopt van 3 maart 2020 tot 18 februari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
zaakgegevens: C/10/588502 / JE RK 19-3865
datum uitspraak: 3 maart 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,
[naam vader] ,hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 19 december 2019, ingekomen bij de griffie op 23 december 2019.
Op 18 februari 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die ook voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, in het bijzijn van zijn raadsvrouw mr. S. Splinter,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster 2] en mevrouw [naam vertegenwoordigster 3]
.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige] woont bij de ouders.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er bestaan ernstige zorgen over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] en de ouders hebben een ambivalente houding richting de hulpverlening. Zij zijn wisselend gemotiveerd, maar vertonen geen intrinsieke motivatie voor de hulpverlening. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de juiste hulp te kunnen inzetten en ervoor zorg te dragen dat het gezin hieraan blijft meewerken. Over een jaar is [voornaam minderjarige] meerderjarig. [voornaam minderjarige] moet zich het komende jaar ontwikkelen tot een zelfstandige volwassene.

Het standpunt van de GI

De GI heeft het verzoek van de Raad ondersteund en daaraan het volgende toegevoegd. Over het zelfbepalende gedrag dat [voornaam minderjarige] in de thuissituatie vertoont, bestaan ernstige zorgen. In november 2019 is Multi Systeem Therapie (MST) gestart, dat tot nu toe positief verloopt. Zeer recent, op 4 februari 2020, heeft echter in de thuissituatie weer een incident plaatsgevonden waarbij [voornaam minderjarige] zich dominant opstelde en de politie moest langskomen. MST zal nog doorlopen tot maart 2020, waarna wordt geadviseerd over de individuele vervolghulp. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om ook op langere termijn de hulp te kunnen waarborgen.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft aangegeven niet in te stemmen met het verzoek. [voornaam minderjarige] gaat nu naar school, heeft een bijbaantje en luistert goed naar de ouders. Op 4 februari 2020 is het misgegaan; [voornaam minderjarige] luisterde toen niet naar de ouders. Nu is het in de thuissituatie echter weer rustig.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, ondanks het feit dat er in zijn leven ook positieve ontwikkelingen zijn. Zo heeft [voornaam minderjarige] een vriendelijke kant, kan hij zich respectvol opstellen naar anderen, doet hij het dit schooljaar goed en heeft hij een bijbaan. Zijn moeder is erg betrokken op zijn welzijn en belangen.
Bij [voornaam minderjarige] is echter ook sprake van terugkerende gedragsproblematiek, met name in het gezinssysteem. Hij vertoont zelfbepalend gedrag, waarbij hij de grenzen van andere gezinsleden niet respecteert en hij zijn zin/gelijk wil krijgen. Hij is niet te corrigeren of begrenzen. [voornaam minderjarige] ziet zijn aandeel in de problemen thuis (en met de jeugdreclassering) niet of moeilijk. Hij ervaart dat zijn ouders hem niet steunen en altijd de kant van zijn zussen kiezen, waardoor hun onderlinge relatie onder druk staat. Uit psychologisch onderzoek is gebleken dat [voornaam minderjarige] moeite heeft met het omgaan met negatieve gevoelens, zoals angst, boosheid en frustratie. Hiervoor heeft hij individuele behandeling nodig.
De gezinsdynamiek wordt gekenmerkt door spanningen en de ouders bagatelliseren de aanwezige problematiek. Daarnaast staat het gehele gezin ambivalent tegenover de hulpverlening. De gedragsproblematiek van [voornaam minderjarige] lijkt samen te hangen met mogelijke kind eigen problematiek, maar ook met systeemproblematiek.
De komende periode moet systematisch worden gewerkt aan een structurele verbetering, waarbij zowel inzet van [voornaam minderjarige] als van de ouders wordt verwacht. Een ondertoezichtstelling wordt noodzakelijk geacht om de hulp op langere termijn te kunnen waarborgen. Dit is nog meer van belang vanwege het feit dat [voornaam minderjarige] op korte termijn zijn meerderjarigheid zal bereiken. Het MST-traject dient door de ouders en [voornaam minderjarige] afgerond te worden waarbij [voornaam minderjarige] alsnog kan worden aangemeld voor een individueel behandeltraject. De rechtbank hoopt dat [voornaam minderjarige] in kan zien dat individuele hulp hem kan helpen om met lastige gevoelens om te gaan. Voor de ouders is het belangrijk dat zij enerzijds duidelijke regels en grenzen stellen, maar dat zij anderzijds [voornaam minderjarige] op passende wijze belonen als hij positief gedrag laat zien.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen tot aan zijn meerderjarigheid.

De beslissing

De rechtbank:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 3 maart 2020 tot 18 februari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter, tevens kinderrechter, en
mrs. E.J. Stalenberg en A.J. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en
in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.