ECLI:NL:RBROT:2020:1927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
10/691062-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opgelegd terbeschikkingstelling en gevangenisstraf aan 18-jarige voor ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag en woningoverval

De rechtbank Rotterdam heeft op 16 januari 2020 een 18-jarige verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag op een medewerkster van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting en een woningoverval op een 78-jarige man. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte ten tijde van sommige feiten nog geen 18 jaar oud was, het meerderjarigenstrafrecht van toepassing was. Dit was gebaseerd op de ernst van de feiten en het gebrek aan pedagogische beïnvloeding in de jeugdzorg. De rechtbank concludeerde dat er geen verwachtingen meer waren ten aanzien van de effectiviteit van de behandeling in een Justitiële Jeugdinrichting, en dat de verdachte een hoog recidiverisico vertoonde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder diefstal, bedreiging, en poging tot doodslag, en heeft de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege opgelegd om de maatschappij te beschermen tegen toekomstig gevaar. De verdachte had eerder al een PIJ-maatregel opgelegd gekregen, maar dit had hem niet weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte voor dat specifieke feit was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691062-19
Datum uitspraak: 16 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught te Vught,
raadsvrouw mr. H.M.G. Peters, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 19 december 2019 en 2 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feiten 8 en 9 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder feiten 1 tot en met 7 en 10 tot en met 14 ten laste gelegde;
  • ten aanzien van feiten 1 tot en met 7 en feiten 10 en 11 toepassing van het volwassenstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van feiten 3, 4
en 7.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feiten 8 en 9 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 13
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 13 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van de onder feit 13 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Hiertoe voert zij aan dat de verdachte op geen enkel moment opzet heeft gehad op de dood van [naam slachtoffer 1] en dat er ook geen sprake is geweest van een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans daarop, omdat de opzet van de verdachte volledig gericht was op het ontsnappen uit de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt (hierna: RJJI De Hartelborgt).
Hooguit was sprake van een bedreiging, alleen staat dan niet als subsidiair feit op de tenlastelegging.
4.2.3.
Beoordeling en conclusie
Op grond van de aangifte, de verklaring van [naam slachtoffer 1] en het proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitkijken van camerabeelden van de RJJI De Hartelborgt heeft de rechtbank het volgende vastgesteld.
Op 9 juni 2019 heeft de verdachte [naam slachtoffer 1] , een medewerkster van de RJJI De Hartelborgt, van haar vrijheid beroofd.
Toen [naam slachtoffer 1] de verdachte kwam ophalen bij de luchtplaats om hem terug te brengen naar zijn cel, wilde de verdachte dat zij hem naar buiten zou brengen. Om dit doel te bereiken heeft hij haar met geweld gedwongen afgesloten deuren te openen en zich met hem naar de lift te bewegen. De verdachte porde daarbij met een stok met een scherpe punt op/in haar lichaam (onder andere de maagstreek), bond meerdere lagen tape om haar mond en deed een sjaal om haar hals/keel en trok deze steeds strakker aan, waardoor [naam slachtoffer 1] niet meer kon praten en nauwelijks adem kon halen.
De verdachte heeft daarbij gedreigd [naam slachtoffer 1] dood te steken als ze niet deed wat hij aan haar vroeg en zij heeft ook tegenover de politie verklaard daar bang voor te zijn geweest.
Op grond van algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk geweest dat iemand wiens ademhaling wordt afgekneld door een strak om de hals/keel aangetrokken sjaal, als gevolg daarvan kan overlijden. In dit geval blijkt bovendien dat de verdachte daarbij fors geweld heeft toegepast: uit het proces-verbaal van verhoor aangeefster ( [nummer proces-verbaal] )komt naar voren dat [naam slachtoffer 1] twee dagen na het incident nog last heeft van haar keel, schor is, moeite heeft met slikken en nog vloeibaar voedsel tot zich neemt. Om zijn doel te kunnen bereiken schuwde de verdachte het gebruik van fors geweld dus niet en daarmee heeft hij [naam slachtoffer 1] bewust in een gevaarlijke situatie gebracht die voor haar dodelijk had kunnen aflopen.
Uit de hiervoor omschreven gedragingen en uitlatingen van de verdachte leidt de rechtbank af dat hij de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dat dit fatale gevolg zou intreden.
De rechtbank acht daarom bewezen dat er bij de verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de levensberoving van [naam slachtoffer 1] en acht derhalve de poging tot doodslag bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 7 en 10 tot en met 12 en 14 heeft de raadsvrouw van de verdachte geen verweer gevoerd.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feiten 1 tot en met 7 en 10 tot en met 14 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 maart 2019 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,
een autosleutel, die toebehoorde,
aan Stichting Teylingereind en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 30 maart 2019 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eëigening heeft weggenomen
een auto, te weten een Volkswagen Polo kenteken [kentekennummer 1] ,
toebehorende aan Stichting Teylingereind en/of [naam slachtoffer 2] , zulks nadat hij, verdachte, die
weg te nemen auto onder zijn bereik had gebracht door een valse sleutel;
3.
hij op 30 maart 2019 te Utrecht als bestuurder van een voertuig
(een personenauto, merk Volkswagen Polo kenteken [kentekennummer 1] ), daarmee rijdende
op de weg, de Omloope en de Vijgeboomstraat en/of het Ondiep en Hogelanden Westzijde en Lagenoord en Hogenoord en Draaiweg en Talmalaan en Brailledreef en Taagdreef en Rhonedreef en Zamenhofdreef en Marnedreef
en Moezeldreef en Theemsdreef en de Neckardreef en de Moldaudreef en
de Oudenoord,
- een lichte aanrijding heeft veroorzaakt met een politieauto en
- snelheden heeft behaald tot 70 km per uur met uitschieters tot 80 km per uur
en daarbij kruisende wegen heeft gepasseerd en verkeersdrempels heeft
genomen zonder vaart in te houden en
- komende van de Marnedreef gaande naar de Moezeldreef, bijna twee
betonblokken, die een afscheiding vormden tussen de rijbaan en het trottoir,
heeft geraakt en
- komende van de Moezeldreef gaande naar de Theemsdreef, de dwangpijlen aan de
verkeerde zijde heeft gepasseerd en
- komende van de Theemsdreef gaande naar de Neckardreef, naar de buitenzijde
van de bocht is gegleden en ternauwernood een tegemoetkomende auto heeft
ontweken en
- ter hoogte van de kruising van de Neckardreef en de Moldaudreef op twee
wielen door de bocht is gereden en
- op de groenstrook en/of het fietspad en de berm van de Moldaudreef en/of
Marnedreef en/of de Zamenhofdreef heeft gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
en het verkeer op die weg werd gehinderd;
4.
hij op 30 maart 2019 te Utrecht als bestuurder van een
motorrijtuig (een personenauto, Volkswagen Polo, kenteken [kentekennummer 1] ) heeft
gereden op de weg, onder andere de Vijgeboomstraat en/of Marnedreef en
Moezeldreef, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als
bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was
afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig
behoorde;
5.
hij omstreeks 10 april 2019 te Zevenhoven, gemeente Nieuwkoop,
in een woning, gelegen [adres] , omstreeks middernacht van
09 op 10 april 2019, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
- met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
bedreiging met geweld, [naam slachtoffer 3] [* 1940] heeft gedwongen tot de
afgifte van een autosleutel, en
- heeft weggenomen geld, dat toebehoorde aan [naam slachtoffer 3] [* 1940], met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
- door een broodmes te tonen aan die [naam slachtoffer 3] en met een broodmes in de
richting van die [naam slachtoffer 3] te wijzen en
- die [naam slachtoffer 3] toe te voegen: "ik wil je sleutels hebben" en "heb je geld of
een pinpas", en
- die [naam slachtoffer 3] in een stoel te doen plaats nemen en diens handen naar
achteren te trekken en diens handen achter diens rug vast te binden met
een ceintuur;
6.
hij op 10 april 2019 te Zevenhoven, gemeente Nieuwkoop,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eëigening heeft weggenomen
een auto, te weten een Kia Sportage kenteken [kentekennummer 2] ,
toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen auto onder zijn bereik had gebracht door een valse sleutel;
7.
hij op 10 april 2019 te Zevenhoven, gemeente Nieuwkoop,
als bestuurder van een motorrijtuig (een auto, te weten een Kia Sportage)
heeft gereden op de weg, de Kade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde
autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een
rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat
motorrijtuig behoorde;
10.
hij op 13 mei 2019 te Sassenheim, gemeente Teylingen,
[naam slachtoffer 4] van groep [naam groep] in JJI Teylingereind, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, door die [naam slachtoffer 4] dreigend door tussenkomst van een andere groepsleider de woorden toe te voegen "Ik had haar dood moeten steken" en "Ik weet waar de kinderen van [naam slachtoffer 4] op de kinderopvang zitten, ik zal ze daar opzoeken, ik weet waar [naam slachtoffer 4] woont, ze gaat nog wel zien wat er gaat gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
11.
hij op 20 mei 2019 te Mijdrecht,
gemeente De Ronde Venen,
[naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door die [naam slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Ik schiet je kapot
kankerlijer" en "Ik ga het huis van je dochter in brand steken en/of jullie
auto in brand steken",
en door die [naam slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je kankerkut open";
12.
hij op 09 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk [naam slachtoffer 1] , medewerkster van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting
De Hartelborgt, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd
gehouden, door haar
- vast te pakken en vast te houden, en
- de mond af te plakken (met tape), en
- een sjaal om de hals/nek te binden en/of (strak) aan te trekken, en
- ( aan de aangetrokken sjaal) onder bedreiging van een
(afgebroken/afgepunte) stok te duwen/mee te slepen/mee te sleuren naar/in de
richting van een lift;
13.
hij op 09 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk een persoon genaamd
[naam slachtoffer 1] , medewerkster van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt
van het leven te beroven, met dat opzet
- een sjaal strak om haar hals/keel heeft aangetrokken en
- een stok met een scherpe punt op haar heeft gericht/gericht gehouden en
met die stok stekende/prikkende bewegingen gemaakt in haar richting, en
- haar heeft toegevoegd: "Ik maak je dood" en/of "Ik maak je kapot",
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
14.
hij op 09 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 8] , werkzaam als inrichtingsbeveiliger in RJI De Hartelborgt, heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door
- met een puntige stok stekende bewegingen te maken in de richting van die [naam slachtoffer 7]
en [naam slachtoffer 8] en/of
- die [naam slachtoffer 7] en/of [naam slachtoffer 8] toe te voegen: "ik zie jullie buiten wel, ik herken
jullie faces, ik maak je dood, ik maak jullie kapot.
De kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal;
2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;

3.

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

4.
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
5.
eendaadse samenloop van
afpersing
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
6.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
7.
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
10.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
11.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, meermalen gepleegd;

12.

opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden

13.
poging tot doodslag;
14.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in de periode van 30 maart 2019 tot en met 9 juni 2019 schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten.
Op 30 maart 2019 heeft de verdachte tijdens een begeleid verlof naar zijn moeder in Mijdrecht de autosleutel uit de jas van zijn begeleidster weggenomen en is hij vervolgens met die auto weggereden. Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door zijn behandelaars in hem was gesteld en getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Toen de politie de verdachte korte tijd later in de gestolen auto in Utrecht zag rijden, volgde een wilde achtervolging door de stad. De verdachte heeft daarbij zodanig hard en onverantwoord gereden dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het andere verkeer heeft gehinderd. De verdachte was bovendien niet in het bezit van een geldig rijbewijs.
De verdachte heeft zich niets aangetrokken van de verkeersregels en voor zeer onveilige situaties gezorgd. De politie heeft de achtervolging afgebroken omwille van de gevaarzetting voor andere weggebruikers. Het is een geluk dat er geen zware ongelukken zijn gebeurd. Er hadden gemakkelijk gewonden of zelfs doden kunnen vallen. Dat dit niet is gebeurd is niet aan de verdachte te danken.
In de nacht van 9 op 10 april 2019 heeft de verdachte in Zevenhoven een woningoverval gepleegd op een 78-jarige man. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes bedreigd en hem vastgebonden aan een stoel. De verdachte heeft het slachtoffer zodoende gedwongen zijn autosleutels af te geven en geld van hem gestolen. Met die autosleutels heeft de verdachte vervolgens ook de auto van het slachtoffer gestolen, waarin hij wederom zonder geldig rijbewijs heeft gereden.
Het behoeft geen betoog dat de overval een enorme impact heeft gehad op het slachtoffer. Hij was op dat moment alleen thuis en zag zich midden in de nacht geconfronteerd met een indringer met een mes. De rechtbank overweegt daarbij dat het om een ouder en daarmee extra kwetsbaar slachtoffer gaat en dat de beroving in een woning heeft plaatsgevonden, een plek waar iemand zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Een woninginbraak kan nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woning als bij de buurtbewoners.
Op 13 mei 2019 heeft de verdachte een groepleidster werkzaam in de JJI Teylingereind bedreigd met de dood en op 20 mei 2019 heeft de verdachte zijn buren de heer [naam slachtoffer 5] en mevrouw [naam slachtoffer 6] bedreigd met de dood, brandstichting en zware mishandeling.
Door zijn handelen heeft verdachte bij de aangevers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Zij vreesden dat de verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren.
Op 9 juni 2019 heeft de verdachte in een poging om uit de RJJI de Hartelborgt te ontsnappen een medewerkster, genaamd [naam slachtoffer 1] , wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd. Hij heeft daarbij onder andere een scherpe puntige stok op haar gericht en daarmee stekende bewegingen naar haar gemaakt, haar mond met tape afgeplakt, een sjaal om haar nek gewikkeld en deze sjaal zo strak aangetrokken dat zij bijna geen lucht meer kreeg. De verdachte heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [naam slachtoffer 1] .
Gelukkig kwamen Toen twee collega’s van [naam slachtoffer 1] , genaamd [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 8] , te hulp. De verdachte heeft hen vervolgens ook beiden met de dood bedreigd.
De wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot doodslag van [naam slachtoffer 1] , die nota bene zijn gepleegd binnen de muren van een penitentiaire inrichting, zijn zeer ernstige feiten en de rechtbank rekent die de verdachte zeer aan. Wederrechtelijke vrijheidsberoving vormt een ingrijpende inbreuk op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer en brengt angst, bedreiging en onzekerheid met zich mee. Het hoeft ook geen betoog dat de poging tot doodslag een pijnlijke en angstaanjagende ervaring voor [naam slachtoffer 1] is geweest. Door zijn gewelddadige handelen heeft verdachte pijn veroorzaakt en haar lichamelijke integriteit aangetast. Daarnaast had zij hierna ook last van psychische klachten zoals slapeloosheid en herbelevingen.
Ook de bedreiging door de verdachte van de medewerkers [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 8] is onacceptabel. Het is ontoelaatbaar dat personen die hun werk uitvoeren op een dergelijke wijze worden bejegend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De bewezen feiten hebben zelfs plaatsgevonden terwijl de verdachte onder behandeling was in het kader van een PIJ-maatregel die aan de verdachte was opgelegd vanwege een eerdere veroordeling. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw zeer ernstige strafbare feiten te plegen.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het multidisciplinaire rapport van GZ-psycholoog drs. S.A. Moonen en de kinder- en jeugdpsychiater dr. R.F. Ferdinand, gedateerd 27 november 2019, en het rapport van de Reclassering Nederland, gedateerd
9 december 2019, die over de verdachte zijn opgemaakt.
Het multidisciplinaire rapport voornoemd, houdt samenvattend en voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline kenmerken. De verdachte is zelfbepalend, gericht op controle en zijn eigen behoeftes. Hij voelt zich snel onrechtvaardig bejegend en aangevallen wanneer niet aan zijn (veelal onrealistische) wensen tegemoet wordt gekomen of wanneer mensen hem naar zijn idee willen kwetsen. Vanuit deze krenking ontstaat al snel boosheid, die hij, niet tegengehouden door empathische vermogens, gemakkelijk op zijn omgeving richt. Daarnaast wordt bij de verdachte spanning zoekend gedrag gezien, hetgeen de kans op confrontaties met anderen verder vergroot.
De deskundigen achten het aannemelijk dat deze persoonlijkheidsproblematiek heeft doorgewerkt in verschillende ten laste gelegde feiten. Zij adviseren om de onder 1 tot en met 4 en onder 10 tot en met 14 tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte. Doordat de feiten nauwelijks tot niet met de verdachte besproken konden worden doordat de verdachte zich op zijn zwijgrecht beriep, is ten aanzien van de overige feiten onvoldoende zicht gekomen op de eventuele doorwerking van zijn persoonlijkheidsproblematiek.
Tevens wordt geadviseerd om ten aanzien van alle bewezen feiten het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. De persoonlijkheid van de verdachte is inmiddels aanzienlijk uitgerijpt en gebleken is dat het behandelmodel in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) met een pedagogische beïnvloeding als basis van de behandeling niet effectief is en dat de verdachte niet bijzonder is gebaat bij een groepsgericht leefklimaat.
Benadrukt wordt dat behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte nodig is om de maatschappij te beschermen voor toekomstig gevaar. Uit de risicotaxatie komt naar voren dat er sprake is van een hoog recidiverisico met een hoog risico op gewelddadig handelen. Verschillende, ook zeer intensieve, interventies hebben tot op heden geen verbetering opgeleverd. Achteraf lijkt hoogstens sprake te zijn geweest van een schijnverbetering of schijnaanpassing. De gedragsdeskundigen overwegen dat indien tijdens een behandeling toegang kan worden verkregen tot de kwetsbare kant van de verdachte, het recidiverisico mogelijk beperkt kan worden. Wanneer de verdachte in een behandeling leert om toe te geven dat hij zich kwetsbaar voelt en om verdriet toe te laten, kan hij leren om op een andere manier om te gaan met dit gevoel van kwetsbaarheid. Een verminderde reactie met woede kan leiden tot het zich open stellen voor verdere behandeling in samenwerking met een behandelteam, in plaats van behandelaars op afstand houden of te doen alsof hij vooruit gaat. Een dergelijk behandeltraject zal veel tijd kosten, omdat de verdachte zich in eerste instantie waarschijnlijk verder zal verzetten. Echter, wanneer een behandelteam de juiste bejegening vindt, zijn er kansen op verbetering en daarmee op vermindering van het recidiverisico.
Verder wordt overwogen dat vanwege de neiging van de verdachte tot agressie en ontvluchten, voor de behandeling een setting nodig is met een hoog beveiligingsniveau waarin therapeutische druk wordt uitgeoefend om de verdachte te motiveren tot het aangaan van een therapeutisch traject.
Er zijn geen verwachtingen meer ten aanzien van de effectiviteit van (een continuering van) behandeling binnen de PIJ-maatregel. Om het recidiverisico te verminderen en om een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte te bevorderen wordt daarom geadviseerd een maatregel TBS met bevel tot verpleging op te leggen.
In het rapport van Reclassering Nederland (hierna; de reclassering) van 9 december 2019 wordt aangesloten bij de conclusies en adviezen van het multidisciplinaire rapport van
27 november 2019. De reclassering adviseert eveneens om het volwassenenstrafrecht toe te passen en ziet vanwege de benodigde langdurige klinische behandeling met een hoog beveiligingsniveau, geen mogelijkheden om voorwaarden voor een voorwaardelijke straf op te stellen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het volwassenenstrafrecht ten aanzien van de feiten 12 tot en met 14
De verdachte was ten tijde van de feiten 12 tot en met 14 achttien jaar oud, terwijl hij ten tijde van de overige bewezen feiten nog net geen achttien jaar oud was. Bij gelijktijdige berechting voor feiten gepleegd vóór en na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, zoals hier dus het geval is, geldt als hoofdregel dat berechtiging voor alle feiten geschiedt volgens het sanctiestelsel voor volwassenen. Op grond van artikel 495, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter rechtdoen op basis van het sanctiestelsel voor jeugdige personen, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan geen aanleiding om van de hoofdregel af te wijken. De rechtbank heeft hierbij gelet op het advies van de deskundigen, opgenomen in het hiervoor weergegeven multidisciplinaire rapport en het advies van de reclassering. Ook de verdediging heeft namens de verdachte niet om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht.
Geen toepassing jeugdstrafrecht voor de overige feiten
De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder de feiten 12 tot en met 14 zijn begaan en de persoonlijkheid van de verdachte geen indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht voor de andere feiten. Zoals blijkt uit het multidisciplinaire rapport is de persoonlijkheid van de verdachte inmiddels aanzienlijk uitgerijpt en is de verdachte niet bijzonder gebaat bij het behandelmodel in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) met een pedagogische beïnvloeding als basis van de behandeling en een groepsgerichte aanpak. Bovendien heeft de verdachte de feiten gepleegd terwijl aan hem reeds een PIJ-maatregel was opgelegd.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 en onder 10 tot en met 14 tenlastegelegde feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf en maatregel
Gezien de ernst en hoeveelheid van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Met name gelet op de ernst van de feiten 5, 12, 13 en 14 acht de rechtbank de eis van de officier van justitie dienaangaande in beginsel passend. De rechtbank houdt evenwel meer dan de officier van justitie rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij al gedurende enige tijd onder een zwaar regime in de PI Vught in voorarrest heeft verbleven. Dit als ook het grote belang dat rechtbank eraan hecht dat de behandeling van de verdachte zo snel mogelijk kan aanvangen, vormt aanleiding om de duur van de op te leggen gevangenisstraf enigszins te matigen.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de deskundigen en de reclassering dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. Dit is ook geëist door de officier van justitie.
Door de verdediging is verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen dan wel een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank realiseert zich dat de oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging voor iemand die de leeftijd van achttien jaar nèt heeft bereikt, uitzonderlijk en ook zwaar is.
Echter gelet op het strafblad, het hoge gevaarsrisico en de inhoud van de rapporten van de deskundigen wordt het bijsturen en behandelen van de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf of maatregel niet meer haalbaar en verantwoord geacht. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het grote gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat de onder 1, 2, 5, 6, en onder 10 tot en met 14 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en
onder 1, Sr.
Vastgesteld wordt voorts dat de onder 5 en onder 12 tot en met 14 bewezen strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Ten aanzien van feiten 3, 4 en 7 overweegt de rechtbank dat deze feiten overtredingen betreffen. Gelet op de straf en de maatregel die aan verdachte zullen worden opgelegd ten aanzien van de overige bewezen feiten, is de rechtbank van oordeel dat een extra straf voor deze verkeersovertredingen niet meer passend is. De rechtbank zal de verdachte voor feiten 3, 4 en 7 dan ook schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wonende te Kleve (Duitsland), ter zake van het onder 9 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 68,-- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gezien de gerekwireerde vrijspraak ten aanzien van feit 9 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering.
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ten aanzien van feit 9 geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 55, 57, 77b, 282, 285, 287, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 5, 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 7 en onder 10 tot en met 14 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van de onder 3, 4 en 7 bewezenverklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. E.J. Stalenberg en W.L. van der Bijl - de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 januari 2020.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,
een autosleutel, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan Stichting Teylingereind en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een auto, te weten een Volkswagen Polo kenteken [kentekennummer 1] , geheel of ten dele
toebehorende aan Stichting Teylingereind en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die
weg te nemen auto onder zijn bereik had gebracht door een valse sleutel,
althans een sleutel tot welks gebruik verdachte niet gerechtigd was;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Utrecht als bestuurder van een voertuig
(een personenauto, merk Volkswagen Polo kenteken [kentekennummer 1] ), daarmee rijdende
op de weg, de Omloope en/of de Vijgeboomstraat en/of het Ondiep en/of Hogelanden Westzijde en/of Lagenoord en/of Hogenoord en/of Draaiweg en/of Talmalaan en/of Brailledreef en/of Taagdreef en/of Rhonedreef en/of Zamenhofdreef en/of Marnedreef
en/of Moezeldreef en/of Theemsdreef en/of de Neckardreef en/of de Moldaudreef en/of
de Oudenoord,
- een lichte aanrijding heeft veroorzaakt met een politieauto en/of
- snelheden heeft behaald tot 70 km per uur met uitschieters tot 80 km per uur
en daarbij kruisende wegen heeft gepasseerd en verkeersdrempels heeft
genomen zonder vaart in te houden en/of
- komende van de Marnedreef gaande naar de Moezeldreef, bijna twee
betonblokken, die een afscheiding vormden tussen de rijbaan en het trottoir,
heeft geraakt en/of
- komende van de Moezeldreef gaande naar de Theemsdreef, de dwangpijlen aan de
verkeerde zijde heeft gepasseerd en/of
- komende van de Theemsdreef gaande naar de Neckardreef, naar de buitenzijde
van de bocht is gegleden en ternauwernood een tegemoetkomende auto heeft
ontweken en/of
- ter hoogte van de kruising van de Neckardreef en de Moldaudreef op twee
wielen door de bocht is gereden en/of
- op de groenstrook en/of het fietspad en/of de berm van de Moldaudreef en/of
Marnedreef en/of de Zamenhofdreef heeft gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
4.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Utrecht als bestuurder van een
motorrijtuig (een personenauto, Volkswagen Polo, kenteken [kentekennummer 1] ) heeft
gereden op de weg, onder andere de Vijgeboomstraat en/of Marnedreef en/of
Moezeldreef, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als
bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was
afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig
behoorde;
art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
5.
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Zevenhoven, gemeente Nieuwkoop,
in een woning, gelegen [adres] , omstreeks middernacht van
09 op 10 april 2019, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
- met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld, [naam slachtoffer 3] [* 1940] heeft gedwongen tot de
afgifte van een autosleutel, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
- heeft weggenomen geld, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te
weten aan [naam slachtoffer 3] [* 1940], met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
- door een broodmes te tonen aan die [naam slachtoffer 3] en/of met een broodmes in de
richting van die [naam slachtoffer 3] te wijzen en/of
- die [naam slachtoffer 3] toe te voegen: "wees heel stil, want er lopen gasten met wapens in
het park, die veel gevaarlijker zijn dan hij-verdachte, en die desnoods een
moord zouden plegen" en/of "ik wil je sleutels hebben" en/of "heb je geld of
een pinpas", althans woorden van een dergelijke dreigende aard en strekking,
en/of
- die [naam slachtoffer 3] in een stoel te doen plaats nemen en/of diens handen naar
achteren te trekken en/of diens handen achter diens rug vast te binden met
een ceintuur;
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Zevenhoven, gemeente Nieuwkoop,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een auto, te weten een Kia Sportage kenteken [kentekennummer 2] , geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen auto onder
zijn bereik had gebracht door een valse sleutel, althans met een sleutel, tot
welks gebruik verdachte niet gerechtigd was;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Zevenhoven, gemeente Nieuwkoop,
als bestuurder van een motorrijtuig (een auto, te weten een Kia Sportage)
heeft gereden op de weg, de Kade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde
autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een
rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat
motorrijtuig behoorde;
art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
8.
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Nieuwegein
kentekenplaten [kentekennummer 3] , die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te
weten aan [naam slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 10 april 2019 tot 12 april 2019 te Nieuwegein
en/of te Utrecht kentekenplaten [kentekennummer 3] heeft verworven en/of heeft voorhanden
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van die kentekenplaten wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig
(ander) misdrijf, verkregen goederen betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
9.
hij in of omstreeks de periode 10 april 2019 tot en met 12 april 2019 te
Kleve in Duitsland, kentekenplaten [kentekennummer 4] , die geheel of ten dele aan een
ander toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 10 april 2019 tot en met 12 april 2019 te Kleve
in Duitsland en/of te Utrecht, kentekenplaten [kentekennummer 4] heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig(ander) misdrijf, verkregen goederen betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
10.
hij op of omstreeks 13 mei 2019 te Sassenheim, gemeente Teylingen,
[naam slachtoffer 4] van groep [naam groep] in JJI Teylingereind, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 4] dreigend door tussenkomst van een andere groepsleider de woorden toe te voegen "Ik had haar dood moeten steken" en/of "Ik weet waar de kinderen van [naam slachtoffer 4] op de kinderopvang zitten, ik zal ze daar opzoeken, ik weet waar [naam slachtoffer 4] woont, ze gaat nog wel zien wat er gaat gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
11.
hij op of omstreeks 20 mei 2019 op een of meer tijdstippen te Mijdrecht,
gemeente De Ronde Venen, en/of te Sassenheim, gemeente Teylingen
[naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door die [naam slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Ik schiet je kapot
kankerlijer" en/of "Ik ga het huis van je dochter in brand steken en/of jullie
auto in brand steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of door die [naam slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je kankerkut open",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
12.
hij op of omstreeks 09 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk [naam slachtoffer 1] , medewerkster van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting
De Hartelborgt, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, door haar
- ( onverhoeds en/of met kracht) (van achteren) vast te pakken en/of vast te
houden, en/of
- de mond af te plakken (met tape), en/of
- een sjaal om de hals/nek te binden en/of (strak) aan te trekken, en/of
- ( vervolgens) (aan de aangetrokken sjaal) onder bedreiging van een
(afgebroken/afgepunte) stok te duwen/mee te slepen/mee te sleuren naar/in de
richting van een lift;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
13.
hij op of omstreeks 09 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk een persoon genaamd
[naam slachtoffer 1] , medewerkster van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een sjaal strak om haar hals/keel heeft aangetrokken en/of
- een stok met een scherpe punt op haar heeft gericht/gericht gehouden en/of
met die stok stekende/prikkende bewegingen gemaakt in haar richting, en/of
- haar heeft toegevoegd: "Ik maak je dood" en/of "Ik maak je kapot", althans
woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voornemen is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
14.
hij op of omstreeks 09 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[naam slachtoffer 7] en/of [naam slachtoffer 8] , werkzaam als inrichtingsbeveiliger in RJI De Hartelborgt heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door
- met een puntige stok stekende bewegingen te maken in de richting van die [naam slachtoffer 7]
en/of [naam slachtoffer 8] en/of
- die [naam slachtoffer 7] en/of [naam slachtoffer 8] toe te voegen: "ik zie jullie buiten wel, ik herken
jullie faces, ik maak je dood, ik maak jullie kapot", althans dreigende
woorden van een dergelijke aard en strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht