ECLI:NL:RBROT:2020:1889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
C/10/586657 / JE RK 19-3566
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2015. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: GI) had verzocht om de uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin, maar de GI heeft signalen ontvangen dat de vader van [naam kind] niet in staat is om voor hem te zorgen vanwege zijn werk en de stabiliteit van zijn situatie. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de ouders als een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er relevante gewijzigde omstandigheden zijn, aangezien de vader recent een nieuwe relatie heeft. De vader heeft aangegeven bereid te zijn om samen met zijn vriendin voor [naam kind] te zorgen. De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de GI, maar maakt zich zorgen over de stabiliteit van de situatie van de vader en de mogelijke gevolgen voor [naam kind] als hij van school moet veranderen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [naam kind] is om de uithuisplaatsing te verlengen tot 15 augustus 2020, zodat de GI nader onderzoek kan doen naar de situatie van de vader en kan bezien of plaatsing bij hem op korte termijn mogelijk is. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting te rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de zaak zal op 1 juli 2020 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/586657 / JE RK 19-3566
datum uitspraak: 12 februari 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2015 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 27 november 2019, ingekomen bij de griffie op 28 november 2019.
Op 12 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 19 augustus 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
24 augustus 2020. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook de machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 24 februari 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing te verlengen van [naam kind] voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. De GI heeft eerder de plaatsing van [naam kind] bij de vader onderzocht. De vader gaf toen aan dat hij niet voor [naam kind] kan zorgen in verband met zijn werk. Via verschillende kanalen bereiken de GI signalen dat de vader onvoldoende stabiel zou zijn om voor [naam kind] te zorgen. Het huidige pleeggezin kan helaas geen perspectief biedend pleeggezin zijn waardoor voor [naam kind] een andere woonplek gezocht moet worden. [naam kind] kan geplaatst worden in een fijn pleeggezin in Middelharnis. [naam kind] zal dan naar verwachting wel van school moeten veranderen wat niet in zijn belang is.
De GI is bereid te onderzoeken of de vader een stabiele situatie kan bieden voor [naam kind] , nu hij sinds kort een nieuwe relatie heeft, en te bezien of [naam kind] bij de vader geplaatst kan worden.

Het standpunt van belanghebbenden

De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij sinds vier maanden een vriendin heeft die sinds twee weken bij hem woont. De vader is bereid om samen met zijn vriendin voor [naam kind] te zorgen. De vader heeft er vertrouwen in dat dat gaat lukken.
De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de GI. De moeder wil dat [naam kind] regelmaat en stabiliteit heeft. De moeder heeft vertrouwen in vader, maar twijfelt aan de situatie van de vader; zijn nieuwe relatie is nog pril. Zij maakt zich zorgen dat [naam kind] bij plaatsing in een pleeggezin in Middelharnis weer van school moet veranderen. Opa en oma vaderszijde zijn zeer betrokken bij [naam kind] , maar kunnen helaas niet langdurig voor hem zorgen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] niet definitief kan blijven wonen in het huidige pleeggezin en dat er daarom een nieuw pleeggezin is gezocht voor hem. Eerder heeft de GI de plaatsing van [naam kind] bij de vader onderzocht. Dit bleek toen niet mogelijk te zijn wegens zijn werk. De moeder geeft aan dat zij niet fulltime de zorg voor [naam kind] kan dragen.
Ter zitting heeft de vader aangegeven dat er sprake is van relevante gewijzigde omstandigheden. De vader heeft sinds kort een relatie. Hij is bereid om samen met zijn vriendin voor [naam kind] te zorgen. Binnen het netwerk zijn er geen andere mogelijkheden voor plaatsing. Wel zijn zijn ouders zeer betrokken op [naam kind] .
De kinderrechter is van oordeel dat voorkomen moet worden dat [naam kind] van woonplek wisselt, indien dat niet strikt noodzakelijk is. De ouders, en de ouders van de vader, spelen een belangrijke rol in het leven van [naam kind] . Daarnaast verloopt de communicatie tussen de ouders nu veel beter dan eerder, wat een compliment waard is. Relevant in deze is dat uitgangspunt van wet- en regelgeving is dat een kind bij voorkeur opgroeit bij (één van) zijn biologische ouders. De nieuwe relatie van de vader is echter pril en onduidelijk is of er sprake is en zal zijn van een bestendige relatie. De kinderrechter acht het van belang dat de GI nader onderzoek doet naar de (nieuwe) situatie bij de vader en beziet of de plaatsing van [naam kind] bij de vader op korte termijn mogelijk wel haalbaar is. De kinderrechter realiseert zich daarbij dat er van de vader en zijn nieuwe relatie veel gevergd wordt; het langdurig zorgen voor een jong kind vraagt veel tijd, energie en inzet. Het is aan de vader om te laten zien dat hij daartoe in staat is.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI toewijzen tot 15 augustus 2020 en het overige verzochte aanhouden tot na te noemen zittingsdatum.
De GI wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de na te noemen zittingsdatum de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken en de processuele wensen.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] op dit moment noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 15 augustus 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
1 juli 2020 te 12:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
P. Thakoerdat als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.