ECLI:NL:RBROT:2020:1886
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en beoordeling van onredelijk bezwarend beding in consumentenovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Nederland B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. Eiseres, Intrum Nederland B.V., had gevorderd dat gedaagde een bedrag van € 446,94, vermeerderd met rente en kosten, zou betalen. Gedaagde had gereageerd op de eis en stelde dat de vordering niet voldoende duidelijk was. Hij voerde aan dat het termijnbedrag van zijn overeenkomst zonder toestemming was verhoogd en dat hij hierdoor een boete en aansluitkosten had moeten betalen, wat leidde tot een periode zonder stroom.
Eiseres verdedigde haar vordering door te stellen dat de overeenkomst via internet was afgesloten en dat gedaagde de algemene voorwaarden had geaccepteerd. Eiseres stelde dat gedaagde de overeenkomst had opgezegd en dat zij recht had op de waarde van een cadeaukaart van gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde niet voldoende had gereageerd op de stellingen van eiseres, waardoor de vordering als onvoldoende gemotiveerd betwist werd toegewezen. De kantonrechter beoordeelde ook of een beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend was. Aangezien de vergoeding voor de cadeaukaart meer dan € 50,00 bedroeg, werd dit beding als onredelijk bezwarend aangemerkt en werd de vordering tot financiële compensatie afgewezen.
De kantonrechter wees het gevorderde bedrag van € 100,00 aan financiële compensatie af en kende een bedrag van € 270,98 toe aan hoofdsom. De vordering tot rente werd afgewezen, evenals de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet was aangetoond dat een kosteloze aanmaning was verzonden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde werd afgewezen.